Waëra | Joodse identiteit: een vonkje dat nooit dooft
Jouw Joodse identiteit negeren? Dit vonkje zal nooit doven. Jodendom is namelijk niet iets wat je doet of waar je in gelooft; het is iets wat je bent. De meest hardnekkige ongelovigen in Egypte ontdekten het ook: de Joodse identiteit laat zich niet uitschakelen.
Dowload hier een printversie van het artikel (PDF)
Het was Shabbatochtend en Rav Adin Steinsaltz (1937-2020) liep in de oude stad van Yerushalayim naar sjoel en ontmoette een Israëlische seculiere professor, die een hekel aan het Jodendom had. Nadat ze elkaar gegroet hadden, ging het gesprek ongeveer als volgt:
De Professor: ‘Ik heb echt medelijden met je!’
De Rav: ‘Hoezo?’
De Professor: ‘Nou, ik ga ter ere van Shabbat eieren met spek eten! Trouwens, weet je dat het best moeilijk is om een plekje in Yerushalayim te vinden waar je dat kunt eten? Maar ik weet precies waar het wel kan!’
De Rav: ‘Interessant ontbijt! En hoe zit het met de lunch?
De Professor: ‘Oh heel simpel, voor de lunch ga ik met mijn hele gezin kreeft en garnalen eten. Daarna gaan we met z’n allen naar het strand, we nemen zoveel mogelijk spullen mee. We gaan ook nog naar de bioscoop en dan gezellig ergens wat drinken.’
De Rav: ‘Ik ben jaloers.’
De Professor: ‘Natuurlijk ben je jaloers; jij bent religieus en daardoor een slaaf omdat je verplicht bent om je aan tal van voorschriften te houden en ik ben seculier en vrij om te doen en te laten wat ik wil.’
De Rav: ‘Nee mijn beste vriend. Dat is niet de reden dat ik jaloers ben. Kijk, voor mij is Shabbat een routine dag. Het is weliswaar een speciale dag, maar eerlijk gezegd toch elke week een beetje hetzelfde. Ik ga naar sjoel, daarna maak ik kidoesh, vervolgens eet ik een maaltijd, lern ik wat enzovoort. Maar jij, jij stopt zoveel energie in de Shabbat. Jouw hele dag is helemaal op de Shabbat gericht. Je blijft niet gewoon thuis om de krant te lezen of om je lekker te ontspannen. Nee, omdat het Shabbat is, ga jij juist allerlei dingen doen die op Shabbat verboden zijn. Je bent heel geconcentreerd bezig. De Shabbat is een dag die jou diep raakt, een dag waar jij heel consciëntieus mee omgaat. Elke actie heb jij doelbewust gekozen en jouw focus is helemaal op deze bijzondere dag gericht. Wauw, daar ben ik nu jaloers op. Jij viert ook Shabbat. Jij op een negatieve manier en ik op een positieve manier.’
Tot zover het gesprek op een Shabbatochtend in Yerushalayim.
Identiteit is blijvend
Een dergelijk fenomeen nemen wij ook waar bij Elisha ben Awoeja. Elisha ben Awoeja was een grote geleerde uit de eerste en tweede eeuw, die na de verwoesting van de tweede tempel leefde. Awoeja werd ook wel Achèr (= anders) genoemd. Hij werd zo genoemd omdat hij op een gegeven moment in zijn leven ervoor koos om de Joodse tradities te laten vallen, om anders te gaan leven. Zo wordt er verteld hoe hij op Yom Kipoer op z’n paard ging rijden, precies op de plek waar voorheen de heilige Tempel was geweest.
Als het Jodendom in zijn ogen er totaal niet toedeed, waarom ging hij dan juist op de heiligste dag van het jaar, op de heiligste plek rijden? Het betekende toch allemaal niets voor hem? Waren er geen andere wandelpaden voor paarden te vinden? Als hij zo van paardrijden hield, waarom per se op Yom Kipoer en waarom per se op de meest heilige locatie op aarde? Waarom niet een rondje in de Negev of in de Golan? En waarom niet op een gewone dinsdag of woensdag?
Ook Elisha ban Awoeja was verbonden met het Jodendom. Weliswaar op zijn eigen manier, een andere – achér – manier, maar nog steeds sterk verbonden. Want ziet U, het Jodendom is niet iets wat wij doen of waar we in geloven. Het is iets wat wij zijn, het is onze essentie en dat blijft zo. Er is een onderscheid tussen hetgeen iemand doet en hetgeen iemand is. Je doen en laten kun je veranderen, maar je identiteit is blijvend.
Joods vonkje
Vele mijlpalen die wij in het leven hebben mogen bereiken en waar we misschien trots op zijn geven ons steun, houvast en plezier. Echter deze zaken zijn niet altijd van blijvende aard. Soms raken ze verloren of worden ze van ons weggenomen. Ze kunnen komen en gaan. Wat altijd blijft en wat niemand van je af kan nemen is je kern, je essentie, je ware ik, je eigen Joodse vonkje, je neshama, je Joodse ziel.
Dit is ook de reden dat er in de meeste synagogen een eeuwig brandend licht is. Dit lichtje staat symbool voor het feit dat het G-ddelijke licht eeuwig aanwezig is en dat het Joodse vonkje in jezelf, de diamant in je hart, dag en nacht blijft branden.
Natuurlijk is het wenselijk om deze schat regelmatig op te poetsen en schoon te maken. Een ruwe diamant ziet eruit als een gewone steen. Ook onze ziel is soms onherkenbaar, zo bedekt is zij met viezigheid, fout gedrag en overtredingen. Elke ziel heeft een regelmatige poetsbeurt nodig om te gaan glimmen. Dat kan met behulp van Torah en mitswot. Geef elke ochtend voordat je het huis verlaat een muntje in het tsedaka busje en je hebt je eerste schoonmaakbeurt al gehad. Ga bewust om met hetgeen je gedurende de dag in je mond stopt (kosher voedsel?) en wat er weer uit gaat (lieve woorden of kwaadsprekerij?). Zo veel goede daden liggen er voor het oprapen. Pak ze op, niet alleen omwille van je medemens of van G-d, maar gewoon voor jezelf, omdat het bij je past, omdat het klopt. Omdat jij uiteindelijk diegene bent die zich daar het prettigst bij voelt.
Om te overleven heeft een mens voor zijn lichaam eten, drinken en kleding nodig. Zo niet, dan wordt hij ziek of valt hij flauw. Zo ook heeft de ziel voedsel nodig, namelijk het leren van de Torah. De ziel heeft ook kleding nodig en dat wordt vertegenwoordigd door het uitvoeren van goede daden. Zo valt zijn ziel niet flauw. Anders kan een mens zo maar in een soort spirituele coma terecht komen. In deze slapende toestand is hij ongevoelig voor z’n medemens en voor hemelse zaken.
Maar af en toe wordt hij door omstandigheden wakker geschud. Hij raakt door iets of iemand geïnspireerd. Of hij is op een bepaalde plek op aarde, zoals de Klaagmuur in Yerushalayim, en de emoties overrompelen hem. Of het is oorlog en zijn mede-Jood wordt aangevallen, verminkt en vermoord. Op dat moment barst zijn Joodse kern naar buiten open. Hij is ineens boos omdat zijn geloofsgenoot, die duizenden kilometers verderop woont en die hij nog nooit ontmoet heeft, in gevaar is en daar voelt hij zich zo sterk mee verbonden; het is alsof hij zelf geraakt is. Hij wist niet eens dat hij zich zo ontsettend Joods voelde. Zijn Joodse vonkje lag maar al te goed weggestopt, maar aanwezig was het wel. Soms duurt het generaties voordat het verstopspelletje afgelopen is.
Maar wat gaat er nu gebeuren? Zakt hij weer weg in zijn dagelijkse routine of weet hij het gevoel vast te houden en blijft hij ermee aan de slag? Het is aan hem om die inspiratie te integreren en te vertalen naar een nieuwe, andere manier van leven. Stapje voor stapje, beetje bij beetje. De opgedane inspiratie is een injectie die hij kan gebruiken. Hij is nu in de gelegenheid om wakker te blijven, door zijn enthousiasme in daden om te zetten voordat hij weer in coma raakt. Hij kan ervoor kiezen om zijn sterke Joodse gevoel om te zetten in Joodse daden. Hij is boos omdat zijn mede-Jood aangevallen wordt, maar achter die boosheid schuilt liefde voor iemand die hij helemaal niet kent en die als enig kenmerk heeft dat er Joods bloed door zijn aderen stroomt.
Die diamant in jezelf kan na verloop van tijd toch weer met stof en aarde bedekt worden, met rommel en viezigheid, met ongewenste handelingen en verkeerde activiteiten. Toch blijft deze waardevolle edelsteen in jouw hart voortbestaan. De ziel wacht dan geduldig af om uitgegraven en geslepen te worden zodat haar licht weer kan schijnen. Hopelijk is daar geen vijand, pogrom of antisemitisme voor nodig.
‘Ook al ga je er negatief mee om, je blijft ermee verbonden.’
Hoe je ook omgaat met je neshama, je Joodse ziel, je hebt altijd met deze diamant en vonk te maken. Ook al ga je er negatief mee om, je blijft ermee verbonden. Dit is je essentie. Hier kun je niet omheen. Vroeg of laat komt je eigen ziel bij je aankloppen voor aandacht. Doe dan niet alsof het niet bestaat, val dan niet in je eigen kuil. Neem jezelf niet in de maling. Kom los van je illusies.
Verbeeld jij je dat jij je Joodse hart kunt negeren? In wezen ben je er, hoe dan ook, ontzettend mee bezig.
Niet te verslaan
Dit was de bedoeling van de plagen, waarvan er deze week zeven ter sprake komen. ‘Kom uit Egypte, uit Mitsrayim!’. Het woord Mitsrayim, Egypte, betekent ook begrenzingen. Elke plaag was een leermoment, een begeleiding van G-d, om zowel de Joden als de Egyptenaren te helpen om buiten hun mentale begrenzingen en illusies te treden en om hun valse denkpatronen te doorbreken. Ze moesten begrijpen dat hoe mooi natuur en logica ook kunnen zijn, er altijd een macht is die daar boven staat en die dit allemaal controleert.
Wie is de baas van de wereld? Is het Farao die van zichzelf zei dat hij god was en dat hij de Nijl had geschapen? Of was het de Nijl zelf, die het hele land irrigeerde? In Egypte regent het nooit en de enige aanwezige waterbron is deze rivier. Maar wie heeft de Nijl gemaakt en wie is de baas over dit stromende water? Wie was bij machte om ervoor te zorgen dat deze rivier een zegen of een vloek voor het land zou zijn, een bron van welvaart of de oorzaak van ellende, tsunami’s, plagen, en overstromingen?
- De ene na de andere plaag sloeg toe. Eerst veranderde het water van de Nijl in bloed. Vervolgens kwam uit deze machtige rivier een enorme kikker die zich vervolgens vermenigvuldigde. In de eerste twee plagen wordt ‘het almachtige water’ van de Nijl getroffen. Deze grote rivier was de bron van de hele Egyptische economie en tevens de afgod die elke Egyptenaar aanbad. De Nijl werd door de plagen volledig van zijn voetstuk gestoten.
- De plagen hadden duidelijk gemaakt wie de echte baas was. Wie was almachtig? De Nijl? De economie? Farao? Of is het G-d Almachtig die de hemel, de aarde en de rivieren heeft geschapen?
- Wie is mijn baas?
- Wat is bepalend in mijn leven? Mijn salaris, de koopjes, de machthebbers in mijn land of laat ik de morele waarden, zoals die in de Torah beschreven zijn, de doorslaggevende raadgevers in mijn leven zijn?
Egyptische tovenaars probeerden Moshe en zijn plagen na te doen, maar vanaf de derde plaag lukte het niet meer. De illusionisten waren verslagen. Plaag na plaag ontdekten de meest hardnekkige ongelovigen dat G-d de baas was. Op het moment dat Farao dacht alles onder controle te hebben sloegen de plagen toe. Men bleek toch minder controle te hebben dan aanvankelijk gedacht. Alle spelletjes waren voorbij. Een plaag of ziekte laat al gauw zien wie de Allermachtigste is.
Net zomin als dat je G-d zou kunnen weghalen, verslaan of doen verdwijnen, zo ook is het onmogelijk om dat Joodse vonkje in jezelf te doven. Jouw ziel is namelijk een stukje van G-d dat je bij je draagt. Blijf dus wakker en houd jezelf bij de les want het vonkje blijft branden en jou bezighouden. Hopelijk op een positieve manier!
Bracha Heintz
chabadutrecht.nl
Met dank aan Rianne, Sonja en Devorah voor de opmaak.
Vragen en commentaar zijn zeer welkom en kunt U hieronder bij reacties plaatsen.
Uw positieve en negatieve feedback wordt zeer gewaardeerd!
Afbeelding bovenaan: Ner Tamid, symbool voor G-ds constante aanwezigheid.