Auteur: admin

Tetsawè | Gebraden vlees en parfum

Tetsawè | Gebraden vlees en parfum

In elk voorwerp en in elke handeling in de Tempel schuilt een les hoe wij, door alle eeuwen heen, G-d dagelijks kunnen dienen, ook in afwezigheid van de Tempel. Zelfs het materiaal dat gebruikt werd voor de constructie vertelt ons geheimen.

Download hier een printversie van dit artikel (PDF)

Twee altaars

In de Tempel bevonden zich twee altaars. Eén was vervaardigd uit cederhout en met koper overtrokken. Het bevond zich in het buitenste deel van de Tempel en er werden dieren op geofferd. Het andere altaar bevond zich meer binnenin  de Tempel, in het heilige gedeelte. Het was ook van cederhout gemaakt maar met goud overtrokken. Op het gouden altaar werd wierook gebrand. 

Zo ook heeft een mens twee altaars in zich. Elk individu heeft een dierlijke kant, maar ook een wierook gedeelte, oftewel een biologische en een spirituele kant. Zijn dierlijke kant snakt naar voedsel, sport, kleding, een mooie woning en alle verdere benodigdheden voor zijn lichaam. Anderzijds verlangt de ziel van een mens naar spiritueel genot dat te vergelijken is met een heerlijk geurend aroma, de wierook. Een mens heeft vaak een diepe wens om zichzelf te overstijgen en spirituele niveaus te raken. Hij verlangt ernaar om de pracht en praal van hemelse zaken in zijn leven te doen ontwikkelen, om de heerlijke geur van Gan Eden te snuiven.

Het  oppervlakkige buitendeel van ons leven is egoïstisch. Het zorgt en leeft uitsluitend voor zichzelf. Het heeft voedsel nodig gelijk er op het buitenste altaar dieren gebracht werden. Anderzijds is onze innerlijke en diepere kant altruïstisch en verlangt naar spirituele zaken, gelijk een heerlijke geur.

Dierenvechter en zielspecialist

We kunnen ons leven naar een hoger niveau tillen door ons dierlijk aspect op te offeren en onze zelfzucht opzij te zetten. We zijn in staat om het lichamelijke in ons leven te dempen, te bevechten, te transformeren en te verheffen. Op het moment dat je aan een ander denkt, hem voorziet in zíjn lichamelijke en spirituele benodigdheden, dan leg je de nadruk op je eigen, innerlijke ziel. We zijn allemaal in staat en wij kunnen onszelf trainen om de benodigdheden van ons lichaam te kanaliseren en te beperken en wat ruimte te maken voor onze spirituele belevenissen.

Het woord קרבן (korban), betekent behalve offer ook dichtbij. Door onze lichamelijke behoeftes op te offeren komen we dichter bij onze ware essentie, onze bron en G-d. Het is natuurlijk niet de bedoeling om helemaal in spiritualiteit op te gaan want dan zou ons aardse leven stoppen. Toch willen wij in de buurt komen, dichtbij (קרבן) de bron.

Het woord קְטֹ֑רֶת (ketoret) dat wierook betekent heeft ook een tweede betekenis, namelijk binden. In het binnenste van het heiligdom, daar waar de wierook gebrand werd, hoef je niet dichterbij te komen want daar ben je al verbonden. Op deze heilige plek, op dat niveau ben je één met G-d.

Beide altaars vertegenwoordigen een cruciaal aspect in het dagelijkse Joodse gebeuren.  Misschien ben je het type dat veelvuldig worstelt met je lusten. Je moet constant vechten om je lichamelijke en dierlijke aspecten opzij te zetten. Of wellicht ben je op het niveau dat je ziel zich d.m.v. heerlijke geuren kan uitdrukken. Waarschijnlijk wisselen beide ervaringen elkaar in verschillende verhoudingen bij jou af. Of je nu meer neigt naar het in bedwang houden van het fysieke of dat het spirituele je natuurlijke staat is, wij constateren dat beide altaars zich in de Tempel bevonden omdat ook het bevechten van je dierlijke instincten een deel vormt van het dienen van G-d.  Of je nu bezig bent met je lichamelijke behoeftes te kanaliseren of dat je op een manier van wierook bezig bent, beide niveaus hebben een plek in de Tempel en worden door G-d gewaardeerd.

Misschien raak je ontmoedigd wanneer je constant dezelfde strijd moet leveren tegen je dierlijke behoeften. Toch is dit een heilige bezigheid zoals er dagelijks in de Tempel dieren geofferd werden. Niet alleen de wierook-persoon, de zielspecialist, krijgt een plekje in de Tempel, maar ook diegene die dagelijks zijn lichamelijke neigingen moet bevechten.

Cederhout

Zelfs de materialen waarmee de Tabernakel gebouwd werd geven ons inzicht. Behalve goud, zilver en edelstenen was cederhout een belangrijk component in de constructie van de Tabernakel. Vele voorwerpen en ook de muren werden van dit houtsoort gemaakt.

Waar in de woestijn haalde het Joodse volk ineens cederbomen vandaan? Rabbi Tanchoema weet ons te vertellen dat onze aartsvader Yakov, toen hij met zijn grote gezin (69 man) naar Egypte verhuisde, jonge cederbomen met zich meenam.

Waren zijn koffers en wagens bij deze grote verhuizing niet al overvol? Konden er geen cederbomen uit Egypte gebruikt worden? Maar nee, Yakov wist dat het Joodse volk tot slavernij gedwongen zou worden. Maar hij wist ook dat het Joodse volk ooit, 210 jaar later, bevrijd zou worden en in de woestijn een Tabernakel van o.a. cederhout zou bouwen. Yakov nam bomen uit Israel mee en zorgde dat ze in Egypte herplant werden. 

Yakov stierf. Ook zijn kinderen stierven en die hele generatie leefde niet meer. Een aantal jaren later waren de mensen die Yakov hadden gekend ook gestorven. Maar bomen, afkomstig uit Israel, waren er wel. Er waren niet alleen beloftes uit vorige generaties dat er ooit een bevrijding zou komen. Deze cederbomen waren het bewijs, het materiële erfgoed dat getuigde dat er licht aan het einde van de donkere slavernijtunnel was. Geen wonder dat het Rabbi Tanchoema is die ons dit uitlegt. De naam Tanchoema betekent namelijk troost.

Net zoals de cederbomen het Joodse volk in Egypte voorzagen van hoop en troost, zo ook hebben wij door de eeuwen heen morele steun mogen ontvangen. Tijdens alle ballingschappen die we mee hebben moeten maken tot op de dag van vandaag zijn het de cederbomen die ons hoop en versterking hebben gegeven en nog steeds geven. Wat zijn deze bomen? Kijkt U even mee naar psalm 92 vers 13:

צַ֭דִּיק כַּתָּמָ֣ר יִפְרָ֑ח כְּאֶ֖רֶז בַּלְּבָנ֣וֹן יִשְׂגֶּֽה׃

Een rechtschapen man zal als een palmboom bloeien, als een cederboom in Libanon gedijen.

Onze rechtschapenen, geleerden en Rabbijnen staan ons altijd bij. Zij zijn onze cederbomen. Zij wakkeren onze hoop aan en maken ons ervan bewust dat ondanks onze misères of dan wel onze welvaart, wij allen naar een herbouwd Jeruzalem snakken. Wij wachten nog steeds op Mashiach, de verlosser die de Tempel zal herbouwen en Israel zijn uitverkoren plek weer zal teruggeven. Wanneer onze verbinding met G-d verzwakt, zijn het de tsadikiem, de rechtschapenen die ons helpen om onze eigen neshama (ziel) weer terug te vinden. Zij zijn diegenen die ons dichter bij de Torah brengen en ons helpen onze ware essentie terug te vinden.

Tempeldienst als model

Tweemaal daags werd er een schaap op het altaar gebracht. Elke dag werd de gouden kandelaar eerst schoongemaakt en vervolgens ontstoken. Onze ziel is net als een vlam en ons lichaam kan met een kandelaar vergeleken worden. Dagelijks behoeft ons lichaam een spirituele schoonmaakbeurt waarna onze Joodse vlam en elan weer aangewakkerd kunnen worden. Ook de wierook had zijn eigen sublieme moment in de dienst van de Tempel.

Iedere dag werd elke handeling met de hoogste precisie uitgevoerd. Elk deel van de dienst was cruciaal om de G-ddelijke aanwezigheid in de Tempel  te openbaren. De handelingen die de priesters namens het hele Joodse volk uitvoerden fungeren als model zodat wij weten hoe wij ook in onszelf G-ds aanwezigheid kunnen openbaren.

We zetten ons dierlijk aspect opzij zoals een dier op het altaar apart gezet en geofferd werd. We verlossen onszelf van ongewenste elementen, zoals de menora na het uitbranden schoongemaakt werd.  Wij wakkeren ons enthousiasme voor spirituele zaken aan gelijk de menora ontstoken werd. Ten slotte genieten wij van de heerlijke aroma die door ons nieuw verworven niveau vrijkomt, zoals de wierook die op het gouden altaar gebrand werd.

Ongeacht met welk deel van de dienst we bezig zijn, waardeert G-d elk aspect en geeft Hij het een belangrijke plek in Zijn meest heilige ruimte op aarde, de Tempel in Jeruzalem.
Moge het nu herbouwd worden met de komst van Mashiach. Amen!

Heerlijke kruiden ruiken: dit is een gebruik dat elke week, wanneer shabbat geëindigd is, uitgevoerd wordt. Op shabbat krijgt elke Jood een extra ziel. Wanneer de shabbat afgelopen is en deze extra ziel hem verlaat zou hij zich wel eens zwak kunnen voelen. Door het ruiken aan een heerlijke aroma komt hij bij. Dit is een voorbeeld hoe een geur verbonden is met de ziel van een mens.

 Bracha Heintz

Gebaseerd o.a. op een les van YY Jacobson
Tekst: Bracha Heintz | Opmaak: Rianne Meijer, Sonja Tamam & Devorah van der Heiden

Toe Bishwat: meer dan het minimum

Toe Bishwat: meer dan het minimum

Tijdens het nieuwjaarsfeest van de bomen genieten we heel bewust van de rijkdom vruchten. Granen zijn basisvoeding, vruchten laten je genieten. Waar bestaat jouw dieet uit?

Download hier een printversie van dit artikel

Aan het begin van Traktaat Rosh Hashana, spreekt de Talmoed over vier verschillende  nieuwjaren. 

1) 1 Niesan, het Nieuwjaar voor koningen en feestdagen. 

2) 1 Eloel, het Nieuwjaar voor de dieren. 

3) 1 Tishrie, het Nieuwjaar voor de jaartelling. 

4) 1 of 15 Shewat, het Nieuwjaar van de bomen. 

Over het laatste gaat dit schrijven, het Nieuwjaarsfeest van de bomen dat op 15 (ט’ו=toe) . Shewat valt. 
Toe Bishwat wordt gevierd o.a. door het eten van verschillende soorten vruchten – in het bijzonder vruchten waarvoor het land Israël geprezen wordt zoals er staat, ‘Een land van tarwe en gerst en wijnstokken, vijgen en granaatappelbomen, olijfbomen en dadelhoning.’

In dit vers zien wij dat Israël met vruchten alsook met granen geprezen wordt. Op Toe Bishwat concentreren wij ons alleen op boomvruchten, terwijl wij het nieuwjaarsfeest voor de granen (bijvoorbeeld tarwe en gerst) op 1 Tishrie vieren.

Vruchten en granen verschillen van elkaar in twee opzichten:

  1. Om graan te zaaien, moeten graankorrels in de grond gebracht worden. Het eindproduct is meer graankorrels. Daarentegen als men vruchtbomen wenst te verbouwen moeten er ook zaadjes in de grond geplant worden. Maar nu komt het verschil: bij het zaaien van vruchtenzaadjes oogst men veel meer dan zaadjes. Men stopt slechts een klein zaadje in de grond en er groeit een gigantische boom uit met heerlijke sappige vruchten. Elke individuele vrucht is veel groter en veel meer waard dan dat kleine oorspronkelijke zaadje. 
  2. Graan is basisvoeding, ‘ons dagelijks brood’. Terwijl vrucht een ‘genotsmiddel’ is en voor ons dieet niet strikt noodzakelijk.

Onze beleving van het Jodendom, kan met graan of met vruchten vergeleken worden. Sommigen van ons kiezen voor de basisvoeding, het graan van het Jodendom, het dagelijks minimum vereiste van de Joodse beleving. Hierdoor heeft men weliswaar de noodzakelijke minimale dagelijkse spirituele calorieën en energie van het Jodendom tot zich genomen, maar men laat de mogelijkheid om van het Jodendom te genieten links liggen.

Maar als men van het Jodendom wil genieten, dan is het dagelijks minimum vereiste niet voldoende. Als men werkelijk leeft met het Jodendom en daardoor er ook van geniet zal men daardoor ook veel meer oogsten dan men gezaaid heeft.

Met wensen voor een vruchtbare, plezierige Toe Bishwat,

Rabbijn A.L. Heintz


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

Wat is Chanoeka?

Wat is Chanoeka?

In de Talmoed, vragen onze geleerden, “Wat is Chanoeka?” Hun antwoord luidt, “Toen de Grieken de Tempel in Jeroesjalajim binnen drongen, hebben zij alle olijfolie (die voor de lampen van de menora bestemd was) onrein gemaakt. Toen de leden van het koninklijk huis van de Chasjmonajiem de oorlog tegen de Grieken gewonnen hadden, vonden zij slechts 1 kruik olie die nog verzegeld was door de kohen gadol.” (De zegel van de hogepriester garandeerde de spirituele reinheid van de olie.)

Dit stuk uit de Talmoed roept wat vragen op:

1. Waarom is de gebeurtenis van de olie voor de geleerden van de Talmoed belangrijker dan alle andere wonderen die tijdens de oorlog met de Grieken geschied zijn?

2. Als de Grieken het aansteken van de lampen van de menora wilden verstoren, waarom hebben zij de oliekruiken niet gewoon kapot gemaakt? Waarom moesten zij de oliekruiken heel laten en slechts de zegel verbreken waardoor de olie alleen zijn status van reinheid verloor.

De Grieken ontkenden het bestaan van reinheid en onreinheid. Deze begrippen hebben trouwens niets met hygiëne te maken, het gaat hier zuiver om een spirituele aangelegenheid. In de Griekse beschaving, bestond alleen wat een mens zelf kan zien en waarnemen. Weliswaar hadden zij goden maar die hadden zij zelf gemaakt volgens hun eigen verbeelding. Daarentegen weten wij “Hij is, Hij was en Hij zal zijn.” Eerst was er G-d en Die heeft de mens geschapen. Als een mens een god maakt dan is deze god beperkt volgens de inzichten van de maker. De Griekse goden waren dus supermensen, maar konden onmogelijk bovenmenselijk zijn.

De Grieken hadden geen begrip voor iets bovenmenselijks. Vandaar dat de wetten van spirituele reinheid voor hen vreemd en onacceptabel waren. Spirituele reinheid en onreinheid zijn onverklaarbaar. Zij zijn niet te meten met menselijke maatstaven; zij zijn ontastbaar.

Om het voorbeeld te nemen van de olijfolie die in de Tempel gebruikt werd: als iemand die onrein is een kruikje olie dat niet verzegeld was in zijn handen nam, dan werd de olie onrein. Op dat moment was dat niet meer geschikt om voor de dienst in de Tempel gebruikt te worden.
De olie verandert dan niet in samenstelling. Als men een chemische analyse ervan zou maken, zou men vinden dat de reine olie en de onreine olie precies dezelfde samenstelling hebben. Toch is de olie onrein geworden. Reinheid en onreinheid liggen namelijk in een bovenmenselijke dimensie die met metingen niet waargenomen kunnen worden.
Daarom hebben de Grieken gekozen om slechts de zegels van de kruiken te breken. Zij wilden demonstreren dat de olie hetzelfde bleef en dat de wetten van reinheid en onreinheid onzin waren.

De Griekse Benadering

Als wij een beetje dieper kijken, vinden wij in de Joodse mystiek dat olie het symbool van wijsheid is.
De Tora is het boek waarin G-d zijn wijsheid heeft gestopt.
De Griekse beschaving was zeer geïnteresseerd in de wijsheid van de Tora. De Griekse koning Ptolemaeus liet zelfs de Tora in het Grieks vertalen. Toch was de Griekse beschaving tegen bepaalde aspecten van het Jodendom. Hoe is dit mogelijk? De Grieken beschouwden de Tora als een boek vol met wijsheden, maar stoorden zich aan het bovenmenselijk aspect ervan. De Tora was een zeer diepgaand filosofisch boek die in iedere bibliotheek een plaats moest hebben. Maar bovenmenselijk?! Neen! De wereld bestond voor de Grieken slechts uit zaken die door de mens waarneembaar zijn. De olie, de wijsheid, maakten zij daardoor onrein, onG-ddelijk.

De Joodse Benadering

De Grieken wilden iets demonstreren, de Maccabiem ook. Als er geen reine olie beschikbaar is mag men namelijk volgens de Joodse wet gebruik maken van onreine olie voor de menora. Zelfs wanneer iedereen of alle beschikbare voorwerpen voor de dienst in de Tempel onrein zouden zijn zou de Tempeldienst toch plaats kunnen vinden.1
Toch wilden de Maccabiem geen onreine olie gebruiken. Het mocht wel, toch deden zij het niet. Zij gingen zoeken of er toch nog ergens wat reine olie te vinden was. Zij vonden slechts 1 kruik waar alleen voldoende olie in was voor 1 dag. Het vervaardigen van nieuwe reine olie zou 8 dagen in beslag nemen. Tegen alle logica in staken ze die kleine onvoldoende hoeveelheid olie aan. De rest lieten zij aan G-d over.

De Maccabiem wilden laten zien dat er meer is dan het waarneembare en het meetbare. Zij wilden demonstreren dat het Griekse negeren van het bovenmenselijke fout was. Men moest reine olie hebben. De beleving van het Jodendom moest G-ddelijk blijven.
Met hun daden hebben de Maccabiem zich volledig verzet tegen de Griekse gedachtegang. Allereerst door de vijand zelf te verslaan en daarna door zijn ideeën te niet te doen. Tegen alle logica in moest dat kruikje met zegel gevonden en aangestoken worden. Op een bovennatuurlijke wijze hebben zij durven handelen. G-d heeft op een bovennatuurlijke manier Zijn instemming bewezen door de kleine hoeveelheid olie wonderbaarlijk lang te laten branden.

Een handje vol Joden wonen nog hier in Utrecht. Wij blijven het vlammetje aansteken. Volgens alle berekeningen zouden wij al lang niet meer bestaan. Wij maken geen berekeningen. Wij doen niet aan statistieken. Ook al hebben wij maar een klein beetje olie steken wij toch de menora aan, ook al lijkt het soms dat er niet genoeg zal zijn voor de toekomstige acht dagen.
Net als de Maccabiem vertrouwen wij erop dat het Utrechtse spirituele lampje zal blijven branden.

Rabbijn A.L. Heintz