Categorie: Inspiratie

Wajiekra | Een offer uit de 21ste eeuw

Wajiekra | Een offer uit de 21ste eeuw

We hebben al 2000 jaar geen Tempel meer en toch bestuderen we de offers elk jaar weer opnieuw. Wat is de relevantie hiervan in de 21ste eeuw? Ontdek waarom ook jij nog dagelijks offers kunt brengen en hoe de voldoening die je daarvan krijgt vele malen groter is dan het niet in toom kunnen houden van je begeertes en dierlijke neigingen.

Download hier een printversie van het artikel

Welkom in Wajiekra, het derde en middelste boek van de Torah. Het eerste boek Bereeshiet vertelt over de schepping, over Noach en de aartsvaders. Deze helden hebben de toon gezet voor de eerste ontwikkelingen van deze wereld. Zij hebben het begin van een moreel kompas vastgesteld. Het tweede boek Shemot vertelt over de erfgenamen van de aartsvaders, over het Joodse volk met alle perikelen van de ballingschap en verlossing uit Egypte, met als doel de openbaring van G-d op de berg Sinai. Deze G-ddelijke aanwezigheid werd vervolgens verstoord door de aanbidding van het gouden kalf en weer hersteld door het bouwen van een Tabernakel.

Nu was het zaak om, met behulp van deze Tabernakel en later de Tempel, de G-ddelijke aanwezigheid te behouden. Zo belanden we in het derde, middelste en centrale boek.

In Wajiekra, Leviticus, wordt de praktische gang van zaken in de Tabernakel besproken: het brengen van de offers en de dienst van de Priesters en de Levieten. Deze onderwerpen worden in het middelste van de 5 boeken besproken omdat het hele idee van offers het middelpunt en de kern vormt van het Jodendom. De tempel was er zodat de aanwezigheid van G-d in deze wereld geopenbaard kon worden d.m.v. offers. Dit is het doel niet alleen van de uittocht uit Egypte (Shemot) maar zelfs van de schepping van de wereld in zijn geheel (Bereeshiet).

De vraag is: ‘Wat heeft een offer te maken met G-ddelijke openbaring?’ Bij een offer slacht je een dier dat vervolgens op het altaar verbrand wordt. Welke spirituele betekenis heeft dit? Het offeren van een dier lijkt misschien juist heel grof, zelfs barbaars.

Verborgen aanwezigheid

Op het moment dat iemand een gebod overtreedt, verstoort dit de relatie met diegene die het gebod gegeven heeft. Het veroorzaakt dat de gever van het gebod zich uit de relatie terug wil trekken. Stel dat iemand je vraagt om een kopje thee te zetten en je doet dat, dan versterk je daardoor je relatie met deze persoon. Hetzelfde geldt andersom. Als iemand jou verzoekt om een gunst en je weigert het, verslechter je de band met die persoon.  Zo ligt het ook met de band tussen mens en G-d. Wanneer iemand G-ds wil uitvoert, dan versterkt hij zijn verbinding met Hem. Wanneer iemand de wensen van zijn Schepper overtreedt, is het de overtreder die de relatie verstoort. Hij is diegene die veroorzaakt dat G-d zich terugtrekt, zich verstopt en ogenschijnlijk niet meer aanwezig is.

De offers brachten vergiffenis en verzoening na een overtreding. Ze zorgden op een directe manier dat de G-ddelijke aanwezigheid zich op aarde bleef manifesteren.

Wat is het verband tussen een offer en het feit dat G-d zich openbaart? Heeft G-d onze offers nodig? G-d behoeft per definitie toch helemaal niets? Hij is immers volmaakt, heeft alles en is alles. Wellicht is het brengen van een offer dan ook niet iets wat Hij nodig heeft, maar is het de mens die er baat bij heeft.

Harmonie

Het is niet toevallig dat hierover in het derde boek geschreven wordt.  Dat is niet alleen omdat het het middelste boek is. Drie is ook nog een speciaal getal dat nauw verbonden is met de Torah.

  •      Op dinsdag, de derde dag van de schepping staat er tweemaal dat ‘het goed’ was. De andere dagen staat het er maar één keer.
  •      De Torah is in het jaar 2448 gegeven, midden in het derde millennium.
  •      De Torah bestaat uit drie delen: 1) de vijf boeken van Moshe, 2) de profeten en 3) de geschriften.
  •      De Torah is in de derde maand van het jaar geschonken.
  •      Moshe was het derde kind van Amram en Yocheved.
  •      Het Joodse volk wordt in drieën verdeeld: 1) Priesters 2) Levieten en 3) Israëlieten.

Waarom ‘drie’? ‘Twee’ veroorzaakt een scheiding tussen twee aparte eenheden en ‘drie’ brengt harmonie en kracht tussen de twee eerste delen. Zo zien we ook in de natuurkunde dat een driehoek altijd voor een stevige constructie zorgt. Je kunt onmogelijk een vlecht maken met twee vlechten haar. Dan valt de ‘vlecht’ gelijk uit elkaar. Met drie vlechten haar,  blijft de vlecht mooi zitten. Ook de Torah is het derde element dat harmonie tussen twee tegengestelden brengt: de spirituele wereld enerzijds en de materiële wereld anderzijds. De Torah is een gebruiksaanwijzing, door G-d zelf geschreven. Het is een handleiding waarmee je de materie kunt doordrenken met spiritualiteit en deze wereld kunt verheffen naar een hogere dimensie.

Dichterbij komen

Wat heeft dit voor ons te betekenen? Wij leven in de 21ste eeuw. De Tempel is al bijna 2000 jaar geleden door de Romeinen verwoest. Er worden al zo’n 2000 jaar geen offers meer gebracht. In twee millennia tijd is de betekenis van het brengen van offers nogal vervaagd. Het doel van het brengen van offers ontgaat ons en de betekenis van dit ritueel inspireert de meesten van ons niet meer. Wij kunnen het niet meer begrijpen. In een wereld vol vegetariërs, veganisten en een politieke partij voor de dieren, vragen wij ons af of de betekenis van deze praktijken nog wel in ons tijdperk relevant is.

De Tabernakel was gereed, het altaar stond op zijn plek en de offers konden gebracht worden. De Torah vertelt ons in Wajiekra gedetailleerd over de vele soorten offers, door wie ze gebracht moesten worden, hoe ze dit moesten doen, of ze wel of niet opgegeten werden, door wie, waar, wanneer enzovoort.

Een offer is echter geen cadeau. Het Hebreeuwse woord Korban wordt vertaald met offer, maar korban betekent letterlijk dichterbij komen.

Stel: je relatie met G-d was wat afgezwakt. Je was bijvoorbeeld je enthousiasme kwijt. Je motivatie was verdwenen en daardoor overtrad je – al dan niet per ongeluk – een gebod of verbod. Tijd om met een offer een bezoek aan de Tempel te brengen. Door de grootsheid en schoonheid van de Tempel raakte je ongetwijfeld onder de indruk. Goud, zilver en koper waren een streling voor het oog. De Priesters liepen rond in hun prachtige kledij en de Levieten speelden op hun instrumenten tijdens het offeren. Ook de tien wonderen die dagelijks in de Tempel gebeurden (Pierkee Awot 5-5) maakten erg veel indruk. Het Yerushalayim-gevoel deed z’n werk. De persoon die gezondigd had werd opnieuw geïnspireerd. Zijn relatie met G-d was met nieuwe warmte geïnjecteerd.

Al 2000 jaar hebben wij geen Tempel meer en worden er geen קרבנות korbanot (offers) meer gebracht. En toch lezen en bestuderen we elk jaar weer opnieuw het hoe en waarom van deze korbanot. Wat is daar de relevantie van in de 21ste eeuw? De meesten van ons vinden het hele idee raar of nog sterker: ze walgen ervan. ‘Ouderwets gedoe en dierenmishandeling, daar komt het op neer’, roepen velen van ons.

Gevoelens kanaliseren

Wie de korbanot (offers) overslaat als zijnde niet interessant en niet van deze tijd, mist een essentieel onderdeel van het Jodendom. Iedereen heeft namelijk een dierlijk deel in zich. Er zijn overeenkomsten die wij met een dier delen. Immers heeft een dier een lichaam en een mens ook. Dieren volgen hun instinct. Zij kunnen niet anders. Een mens heeft ook dierlijke aspecten, honger en vele lichamelijke benodigdheden. Het grote verschil tussen mens en dier is dat een mens zijn dierlijke kant opzij kan zetten en een dier niet. Een mens kan het vervullen van zijn behoeftes uitstellen of zelfs laten. Hij moet er wel moeite voor doen en er iets voor over hebben en dat is het offer dat hij brengt. Hij moet in zijn comfortabele leventje iets laten of uitstellen om bijvoorbeeld een ander te helpen. Het dierlijke deel van de mens zal bij het uitvoeren van een goede daad altijd protesteren. Maar als een mens toch doorzet dan heeft hij een offer gebracht, gelijk de offers die in de Tempel op het altaar gingen

Elke persoon heeft een hart en hersenen. Nadenken en beredeneren doe je met je brein, gevoelens zetelen in je hart. Wanneer een mens ergens zin in heeft, is dit een gevoel dat uit het hart komt. Een mens is bij machte om dit gevoel met zijn hersens te analyseren en te beoordelen. Is dit gevoel of ‘mijn zin‘ waardevol? Moet ik het volgen en uitvoeren of kan ik het beter achterwege laten?

Een mens kan zijn gevoelens beheersen. Zijn hersens kunnen de baas zijn over de gevoelens in zijn hart. Daarom loopt een mens rechtop, omdat zijn brein op een hoger niveau ligt dan zijn hart. Dit wil niet zeggen dat gevoelens geen plek hebben. Ze zijn juist heel belangrijk, maar ze moeten gestuurd en beheerst worden. In een huwelijk bijvoorbeeld dien je ook je gevoelens te sturen. Als je getrouwd bent dan gebruik je de liefde in je hart om van je echtgenoot te houden – en niet van een ander.

Een dier kan dit niet. Als een beest iets wil, dan kun je het niet wijs maken dat hij dat beter achterwege kan laten. Hij heeft geen keus. Hij kan alleen maar zijn instinct volgen. Hij paart elke keer weer met een ander en jaagt en scheurt zijn voedsel meedogenloos uit elkaar. Daarom zijn bij de meeste dieren de hersens en het hart op gelijke hoogte.

Bij sommigen van ons is het dierlijk deel enorm groot en grof. Vandaar dat men soms een stier als offer moest brengen. Bij een ander is het bengeltje schattig en klein. Dat is het lammetje. Hoe dan ook, G-d stelt iedereen in de gelegenheid om zich tegen zijn dierlijke deel te verzetten en het te overwinnen. Maar je moet er wel wat voor over hebben. Daarom brengen we dagelijks offers. Want er is niets mis met je begeertes, zolang je je ertegen verzet, je strijd levert en ze kanaliseert.

Sturen en temmen

De kabbala leert ons dat elke ziel op aarde is gekomen met als doel om ‘het dierlijke in goede banen te leiden’. Niet dat het dier per se slecht is, maar het is zo vreselijk egoïstisch. Het lichaam wil zichzelf tevredenstellen met allerlei grote en kleine pleziertjes, onschuldige en minder onschuldige hebberigheid. ‘Het beest’ neemt de overhand wanneer je verzuimt om je dierlijke instincten en egoïsme te beheersen. Als een mens steeds zwicht voor zijn begeertes wordt zijn drang naar genot hoe langer hoe sterker. Zijn ‘dier’ zou zomaar een vreselijk overheersend monster kunnen worden. Het is aan de ziel om het dier te leiden, te sturen en te temmen – en niet andersom.

Maar hoe? De procedure in de Tempel of Tabernakel kende vier stappen, vier onderdelen om het dier te offeren:

Stap 1. Een verklaring afleggen dat een bepaald dier bestemd is om als offer gebracht te worden.
Stap 2. Het dier slachten door het tegelijkertijd doorsnijden van zowel de voedsel- als de luchtpijp.
Stap 3. Het bloed tegen het altaar besprenkelen.
Stap 4. Bepaalde vet-delen van het dier verwijderen en op het altaar verbranden.

Onze persoonlijke offers hebben soortgelijke etappes.

Stap 1. Stel een verklaring op: sta stil bij wie jij werkelijk bent en welke richting je in wilt slaan. Waarom ben je geboren en wat is het doel van jouw leven?

Stap 2. Slachten: laten zien wie de baas is. Ben je een slachtoffer van jouw levensomstandigheden of bepaal jij zelf de route? Gebruik jij je telefoon of word je door dit apparaat gebruikt? Het doorsnijden van de voedselpijp tijdens het slachten vertegenwoordigt je zelfbeheersing bij de maaltijd. De luchtpijp is de sfeer waarin je leeft en zijn de keuzes die je maakt in je leven waar je je aan bloot wil stellen en welke informatie je naar binnen toelaat.

Stap 3. Het besprenkelen van het bloed tegen het altaar: bloed vertegenwoordigt je warmte en passie. Zorg dat je deze nooit dempt! Alleen kanaliseren en sturen naar een hoger doel zijn noodzakelijk. Geen zure gezichten, maar enthousiasme en plezier wanneer je iets goeds doet. Geniet van je goede daden en voer ze met gedrevenheid, warmte (bloed) en plezier uit.

Stap 4. Vet verbranden. Vet staat symbool voor plezier. Vet wordt gevormd door al die extra lekkernijen. Aan ons de taak om het plezier in materiële zaken om te buigen naar spirituele zaken. Genot in het materiële leven verzwaart een mens. Spiritueel genot maakt je lichter. Je kunt je verlangens veranderen naar een hoger genot: naar plezier en voldoening om bijvoorbeeld kosher te eten, shabbat te vieren of een ander te helpen…

Voor wie worstelt met zijn dierlijke aspecten zoals luiheid, boosheid, egoïsme, verslaving, depressie of onverschilligheid, geeft de Torah aanwijzingen hoe we het dierlijke deel in ons naar een hoger doel kunnen brengen. Je moet er wel wat voor over hebben en dat is jouw offer.

Bevoorrecht

In de Tempel werden dagelijks offers gebracht. Zo moet ieder mens ook dagelijks een krachtige strijd leveren tegen allerlei zaken die hem van zijn menselijkheid willen afleiden, tegen zaken die hem in een dier willen veranderen, al is het maar tijdelijk.

Dit is de kern, het middelpunt van het Jodendom. Je eigen comfort opzijzetten door bijvoorbeeld een ander te helpen. Dit is jouw offer – en daarmee help je jezelf nog het meest. Een mens wordt tenslotte niet gelukkig van allerlei materiële zaken. Integendeel, hij zal nooit tevreden zijn en altijd meer willen en daardoor zijn ultieme, materialistisch doel nooit behalen.

Daarentegen, wanneer je jezelf een beetje schikt, dan heb je daar continu voldoening van. Hoe meer je weggeeft en opoffert, hoe gelukkiger en rustiger je zult zijn. Hoe meer je je beheerst en grip op je leven hebt, hoe vrolijker je ervan wordt en hoe lekkerder je in je vel zit. Het plezier van iets opofferen is vele malen groter dan jezelf onbeheerst te laten gaan.

Dank je wel G-d, dat je ons geleerd hebt om offers te brengen en daarmee een beheerst en gelukkig leven te leiden.

We zijn bevoorrecht dat wij toegang hebben tot de kern van het Jodendom dat in het middelste boek aan ons geopenbaard wordt. Het dier in ons opofferen is hét recept voor een leven gevuld met voldoening, zonder bittere nasmaak. Je zet iets van je begeertes opzij en je hebt een offer gebracht waar je ook nog een fantastisch gevoel aan overhoudt. Het besef dat je bovenaan de wereld staat, omdat je vecht en niet terugdeinst voor een beetje frictie. Omdat het je soms lukt om een offer te brengen en je te beheersen. Gefeliciteerd! Met jouw offers heb jij de hele wereld een stapje dichter bij de Tempel in Yerushalayim gebracht.

Shabbat Shalom!

Bracha Heintz
Gebaseerd op een les van Rav YY Jacobson
Opmaak Rianne Meijer en Sonja Tamam en Devorah van der Heiden
www.chabadutrecht.nl

Help jij mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

 

     Beeld: chabad.org

Pekoedee | Gouden belletjes en wollen granaatappels

Pekoedee | Gouden belletjes en wollen granaatappels

Onderaan de kleding van de Hogepriester was een zoom waaraan gouden bellen en wollen granaatappeltjes hingen. Ze vertegenwoordigden het héle Joodse volk, niemand uitgezonderd. Bij iedere beweging van de Hogepriester maakten de belletjes lawaai, maar werden tegelijk gedempt door de wollen granaatappeltjes die ernaast hingen: een waardevolle boodschap over wanneer het verstandig is om iets te zeggen en vooral hoe luid het uitgesproken dient te worden.

Download hier een printversie van dit artikel (PDF)

Deze week sluiten we het tweede boek Shemot af met parashat Pekoedee, waarin o.a. het maken van de kleding van de kohaniem (priesters) beschreven wordt.

Elke kohen droeg 4 kledingstukken, een hemd, een broek, een tulband en een ceintuur. De Hogepriester droeg daaroverheen vier extra kledingstukken: een lichtblauwe tuniek, een schort dat achterstevoren gedragen werd, een borstschild waar 12 edelstenen in zaten en een gouden hoofdband waar G-ds naam in gegraveerd was.

Ieder kledingstuk was prachtig om te zien en had een eigen functie. Het doel van de Tempel – en alles wat erbij hoorde – was om verzoening te bewerkstelligen tussen G-d en het Joodse volk. Het begon allemaal met het gouden kalf. Dat was de eerste grote fout waar het Joodse volk zich aan schuldig had gemaakt. Daarna zou het nog wel vaker misgaan, zowel collectief als individueel. Het Tempelsysteem, waarbij de kleding van de Hogepriester een belangrijke rol speelde, was bedoeld om na een fout weer verzoening te verkrijgen.

Levensbelang

Vandaag nemen we één van de kledingstukken van de Hogepriester onder de loep, namelijk de tuniek en wel twee details van dit speciale, blauwe wollen gewaad. Er hingen namelijk aan de zoom van dit kledingstuk gouden bellen en wollen granaatappeltjes (Shemot 39, 24-26).

וַֽיַּעֲשׂוּ֙ עַל־שׁוּלֵ֣י הַמְּעִ֔יל רִמּוֹנֵ֕י תְּכֵ֥לֶת וְאַרְגָּמָ֖ן וְתוֹלַ֣עַת שָׁנִ֑י מָשְׁזָֽר׃

En zij hebben gemaakt aan de zoom van de tuniek granaatappels gedraaid van blauwe en paarse en rode wol.

וַיַּעֲשׂ֥וּ פַעֲמֹנֵ֖י זָהָ֣ב טָה֑וֹר וַיִּתְּנ֨וּ אֶת־הַפַּֽעֲמֹנִ֜ים בְּת֣וֹךְ הָרִמֹּנִ֗ים עַל־שׁוּלֵ֤י הַמְּעִיל֙ סָבִ֔יב בְּת֖וֹךְ הָרִמֹּנִֽים׃

En zij hebben gemaakt bellen van zuiver goud en zij hebben de bellen midden in de granaatappels gelegd rondom de zoom van de tuniek midden in de granaatappels.

פַּעֲמֹ֤ן וְרִמֹּן֙ פַּעֲמֹ֣ן וְרִמֹּ֔ן עַל־שׁוּלֵ֥י הַמְּעִ֖יל סָבִ֑יב לְשָׁרֵ֕ת כַּאֲשֶׁ֛ר צִוָּ֥ה ה’ אֶת־מֹשֶֽׁה׃

Een bel en een granaatappel, een bel en een granaatappel rondom de zoom van de tuniek, om te dienen zoals G-d het Moshe geboden heeft.

En Shemot 28:35:

וְהָיָ֥ה עַֽל־אַהֲרֹ֖ן לְשָׁרֵ֑ת וְנִשְׁמַ֣ע ק֠וֹלוֹ בְּבֹא֨וֹ אֶל־הַקֹּ֜דֶשׁ לִפְנֵ֧י ה’ וּבְצֵאת֖וֹ וְלֹ֥א יָמֽוּת׃

En het (de tuniek) zal zijn op Aharon om te dienen en zijn geluid zal gehoord worden als hij naar het heiligdom gaat voor G-d en wanneer hij vertrekt en hij zal niet sterven.

De Torah is heel precies. De kledingstukken en zelfs de versieringen onderaan de zoom waren niet alleen voor de sier. Ze waren letterlijk van levensbelang. Opdat de Hogepriester in leven zal blijven moest elk detail à la lettre gevolgd worden zoals het aan het einde van vers 35 staat: “…en hij zal niet sterven”.

Stel je voor, een Hogepriester die in de Tempel rondloopt en bij elke beweging die hij maakt rinkelen er 72 belletjes. Wat een kabaal! En dat lawaai was ook echt nodig zoals er staat: ‘…en zijn geluid zal gehoord worden…’.

Maar is zo veel lawaai maken wel gewenst?

Hemels vuur

Kijk naar het bekende verhaal van Elijahoe de profeet. Het was in de tijd van de eerste Tempel toen Koning Achaw en Koningin Iezewel regeerden. De ene was nog slechter dan de andere. Zij hadden de leiding over Israel. Het was een tijd van vreselijke afgodsdienst. Elijahoe, de profeet, probeerde er alles aan te doen om deze ongewenste praktijken te doen stoppen. Maar wat hij ook deed, het had geen effect. Hij waarschuwde de Koning. Moest het dan ineens anders? Om de keuze te vergemakkelijken stelde Elijahoe voor dat er door beide partijen een offer gebracht zou worden. Het offer dat door een hemels vuur verbrand zou worden was het echte offer, aan de ware G-d gebracht.

Zo gezegd, zo gedaan. De valse profeten legden hun vlees op het altaar. Ze gingen bidden, ze gingen heen en weer lopen. Ze gingen zichzelf zelfs verwonden om maar indruk te maken op de afgod Baäl. Het heeft niet mogen baten. (Koningen I, hfdst 18) Het vlees bleef onaangetast liggen. 

Nu was het Elijahoes beurt. Hij nam een stier en doordrenkte het dier en het altaar met water. Na een kort gebed daalde een hemels vuur neer dat het offer consumeerde. Het bewijs was geleverd. ‘G-d is onze G-d’ riep iedereen luidkeels. Het was een enorm spektakel. De valse profeten werden vermoord en rust en regen keerden terug.

Helaas was dit maar van korte duur. Al gauw kwam het aanbidden van afgoden terug. Koningin Iezewel was helemaal niet onder de indruk van wel of niet geaccepteerde offers. In tegendeel, ze was boos dat alle profeten vermoord waren. Elijahoe de profeet moest vluchten omdat de Koningin hem wilde vermoorden.

Fluisterend

Minder bekend is dat Elijahoe daarna naar een grot in de berg Sinaï ging om zich voor Iezewel te verstoppen. Daar sprak G-d hem toe en vroeg hem wat hij daar deed. Elijahoe legde alles uit: hoe het Joodse volk afgoden diende en hoe zijn leven op het spel stond omdat Koningin Iezewel de doodstraf aan hem opgelegd had. G-d reageerde als volgt:

Melachim I, 19 (11 en 12)

‘Ga naar buiten en sta op de berg vóór G-d en zie G-d komt voorbij en een grote sterke wind splitst de bergen en hakt de rotsen vóór G-d. G-d is niet in de wind.

En na de wind, een aardbeving, G-d is niet in de aardbeving.

En na de aardbeving vuur, G-d is niet in het vuur.

En na het vuur een zacht fluisterend geluid.’

Hier staat niet dat G-d niet in het fluisterend geluid is. Daarom kunnen we concluderen dat Hij dat wel is.

De Malbim legt het bovenstaande uit: ‘G-d heeft Elijahoe laten zien dat Hij zich niet in de wind bevindt, noch in lawaai noch in vuur, alleen in een ruisende stem. Hieruit zullen Zijn afgezanten en Zijn profeten leren dat zij geen stormen moeten creëren en geen aardbevingen of vuur zoals Elijahoe dat deed in zijn ijver om G-d te verdedigen. Want hij heeft de regen uit de hemel weerhouden en de profeten van Baäl geslacht. Want G-d zal zijn profeten sturen die met een fluisterende stem naar het volk toe moeten gaan en het volk zullen aantrekken met touwen van liefde en zachte woorden.’

Elijahoe de profeet was een hele heilige man. Hij was in staat om wonderen te verrichten en veel indruk en kabaal te maken. Iedereen was overtuigd, maar hoe lang blijft de verbazing over het wonder nog een impact hebben?

Koning Salomon verklaart in Kohelet (9, 17)

‘De woorden van de wijzen worden op een rustige manier beluisterd en een dictator schreeuwt tegen gekken.’

‘Fluisterend geluid’ en ‘rustige manier’ zijn uitdrukkingen en bewijzen dat al dat lawaai nergens voor dient. Onze vraag is alleen maar groter geworden: ‘Waarom moest de Hogepriester met de bellen onderaan zijn tuniek lawaai maken?’

Verklaringen

De Ramban verklaart dat de kohen, met zijn rinkelende bellen als het ware bij de Tempel aanbelde alvorens hij binnenkwam. Hij vroeg daarmee toestemming aan G-d om tot de Tempel toe te mogen treden om de dienst te verrichten. Want iemand die het paleis van de koning betreedt zonder toestemming krijgt de doodstraf.

Rabbi Shimon bar Yochai zegt: ‘G-d haat vier zaken en ik houd er ook niet van: iemand die plotseling zijn huis binnenkomt, (zonder te kloppen), om het maar niet te hebben over het huis van zijn vriend enz…’

De Abarbanel legt uit: ‘Zijn geluid zal gehoord worden… zodat hij zich bewust is van het feit dat hij zich in de Tempel bevindt en weet wat er van hem verwacht wordt.’

Of nog een verklaring: zolang men de kohen hoorde rinkelen, wist men dat hij nog leefde. Mocht de kohen zich met één detail in zijn dienst vergissen – of hij was het niet waard om Hogepriester te zijn – dan overleefde hij zijn bezoek aan het Allerheiligste niet. Aangezien niemand anders behalve hij in het Allerheiligste mocht komen zou niemand weten of hij nog in leven was. Alleen het geluid van de belletjes getuigde van zijn bewegingen en hiermee van zijn leven.

De Chizkoenie zegt: ‘Zijn geluid zal gehoord worden… zodat men de tijd van de dienst wist en zo konden zij hun hart toewijden aan hun Vader in de hemel.’ Een andere reden: om de Hogepriester te onderscheiden van de andere priesters die ook dienstdeden. Maar op Yom Kipoer, op de momenten dat de Hogepriester de tuniek niet moest dragen, was dit onderscheid niet nodig aangezien de Hogepriester de enige was die op die dag de hele dienst deed.

Allemaal prachtige en logische verklaringen. Toch is het van belang om dieper te graven en te ontdekken wat de kernreden is voor al die toeters en bellen.

Detail

Niet alleen bereikte de Tempel als geheel verzoening, maar ook elk voorwerp dat zich daarin bevond, elk kledingstuk en zelfs elk detail van ieder kledingstuk speelde een rol in de toenadering van het Joodse volk naar hun Vader in de hemel. De Talmoed vertelt (Zewachim 88:2):

“Het hemd (van de priester) brengt herstel voor moord (aangezien de broers van Yosef zijn hemd in het bloed van een geit hadden gedoopt om hun vader te kunnen vertellen dat hij door een wild dier was opgegeten.)

> De broek brengt herstel voor verboden relaties zoals er staat: ‘En hij maakte voor hen stoffen broeken om hun naaktheid te bedekken.’
> De tulband herstelt hoogmoed. Waar komt dit vandaan? Rabbi Chaniena zegt: ‘Laat iets komen dat hoog zit en het zal verzoening geven voor hoogmoed.’
> De ceintuur herstelt de (slechte) gedachtes van het hart.
> Het borstschild is voor verkeerde rechtspraak.
> De schort brengt herstel voor afgodsdienst.
> De tuniek herstelt kwaadsprekerij. Waar komt dit vandaan? Rabbi Chaniena zegt: ‘Laat iets dat lawaai maakt verzoening brengen op een slecht geluid.’
> De hoofdband herstelt brutaliteit aangezien het op het voorhoofd gedragen werd.

De Alshich verklaart dat de tuniek er was om alles wat je met je mond verkeerd doet te vergeven. Hij merkt op dat er in het vers staat dat de bellen tussen de granaatappels geplaatst werden en niet de granaatappels tussen de bellen. Waarom?
En waarom staat er in een ander vers dat er, om en om een bel en een granaatappel was. Waarom herhalen wat net al beschreven staat, maar dan op een andere manier?

Twee grenzen

De bellen vertegenwoordigen het spreken en de zachte wollen granaatappels zijn er om het geluid te absorberen en te dempen. Vandaar dat, hoewel er om en om een bel en een granaatappel was, er ook in het vers staat dat de bellen tussen de granaatappels geplaatst moesten worden en niet andersom. Elke bel heeft namelijk twee wollen granaatappels om zich heen nodig om het geluid te stoppen. Zo ook behoeft onze tong twee grenzen: de tanden en de lippen.

Wij hebben twee ogen en maar één mond, zodat je maar de helft vertelt van wat je ziet. En behalve dat je weinig moet spreken, behoor je je ook rustig en zachtjes te uiten.

De Keli Yakar vertelt: “Daarom was de tuniek lichtblauw zoals de zee. Want ook de zee, hoe golvend en hoe sterk dan ook, door het strand tegengehouden wordt om verder te gaan. In het Hebreeuws bestaat er een woord, שפה, safa, dat zowel strand als lip betekent. Safa houdt de blauwe oceaan tegen, zoals je je lippen kunt sluiten alvorens je iets verkeerd gaat zeggen. En de kohen mocht de tuniek enkel dragen wanneer hij in de Tempel was, omdat men voor heilige dingen wel beperkt lawaai mag maken.

Waarom hingen er granaatappels naast de gouden belletjes en niet een ander versiersel zoals peren of bloemen? Omdat een granaatappel vol zit met 613 zaadjes en dat is precies het aantal geboden en verboden dat in de Torah staat. Als de belletjes (het spreken), samenhangen met de graantappels (de 613 mitswot) dan is het lawaai welkom.

Dames en heren. Zoveel geleerden, zoveel meningen. De ene nog rijker en mooier dan de andere. De ene uitleg voegt iets toe, een andere verklaring geeft meer diepgang.

De Baal Shem Tov had een unieke simpele stijl met ongekende diepte. Hij illustreert het idee van lawaai en stilte met het voorbeeld van een man die in het water verdrinkt. Hij schreeuwt, schudt zijn armen en benen heen en weer, gooit zijn lichaam van rechts naar links. Hij roept en gaat tekeer in zijn strijd tegen het water. Uiteraard lacht niemand hem uit. Zo ook iemand die midden in het gebed is: hij schudt, zingt en beweegt; hij probeert zich te redden van de wateren die hem doen zinken, de gedachtes die hem afleiden. Het is een eeuwige strijd: zodra je het gebedenboek opent, vloeien en stromen vreemde gedachtes door je hoofd. Strijd gaat gepaard met een hoop frictie en lawaai.

Rustig en stil

Vergelijk het met de man die zijn broer jaren niet gezien heeft. Hij wacht hem op bij de pier. En ja hoor, het schip komt in zicht en daarmee wordt zijn verlangen om zijn broer weer te zien nog meer aangewakkerd. Al gauw ziet hij hem op het dek staan. Hij zwaait en schreeuwt keihard in de hoop dat zijn broer hem in het oog zal krijgen. Het schip nadert en beide broers zwaaien en maken allerlei bewegingen naar elkaar. Eindelijk kan het schip aanmeren en laten de matrozen de plank zakken. De broers omhelzen elkaar en op dat moment hoort men niets meer. Wanneer ze bij elkaar zijn is alles goed, alles klopt. Roepen, schreeuwen en zelfs spreken zou overbodig zijn.

Zo lang je ver weg van elkaar verwijderd bent is het nodig om elkaars aandacht te trekken, om de afstand te overbruggen. Zo ook in het gebed. Het begin van het ochtendgebed is vol gezang en liederen, maar wanneer men bij het hoogtepunt komt, het staande gebed met negentien zegens, dan is het muisstil. Men fluistert enkel de woorden en zelfs diegene die naast je staat hoort niets.

Op het moment dat je nog ver van G-d bent, aan het begin van je gebed, dan is het nodig om je los te maken van alles wat je verbinding met G-d stoort. Aan het begin zou je kunnen verdrinken in een zee van allerlei gedachtes. Misschien voel je je onzeker of juist apathisch of schuldig, depressief, verward of onverschillig. Naar mate je in het gebed vordert klim je een soort spirituele ladder op; je hijst jezelf omhoog tegen de zwaartekracht in. Je hijgt en krijst jezelf omhoog in een poging om alles wat je stoort achterwege te laten. Na deze voorbereiding ben je gereed om de troonzaal binnen te treden, om je Schepper te omhelzen en om één met Hem te zijn. Dan is het rustig en stil.

Als er weerstand is moet je vechten, bewegingen en lawaai maken. Als alles klopt en één is, dan heerst er stilte. Wanneer je met je vuist op een tafel slaat, is er kabaal. Je komt frictie en weerstand tegen. Sla je in de lucht, dan hoor je bijna niets. Lawaai vertegenwoordigt afstand en wrijving. Stilte vertegenwoordigt eenheid en harmonie.

Het effect van de luidruchtige acties van Elijahoe de profeet waren van korte duur. Natuurlijk kun je een hoop lawaai maken, honderden mensen bij elkaar brengen en een spektakel maken op een berg en regen tegenhouden, offers in het openbaar brengen, valse profeten doden. Allemaal zo spectaculair. Maar al gauw was deze storm over. Natuurlijk is een aardbeving of een tsunami vreselijk. Maar hoe lang duurt het?

Ga je mee?

Dus pas op met je woorden en de manier waarop je ze uit. Ben je met een granaatappel begonnen? D.w.z. ben je eerst stil geweest en heb je nagedacht voordat je je mond opendeed en begon te spreken? Spreek je af en toe en is het daarvoor en daarna stil? Of spreek je bijna constant en is het maar af en toe stil? Heb jij twee bellen en daartussen een granaatappel? Of heb jij twee granaatappels met daartussen een bel?

Spreek je noodzakelijke en mooie woorden of zit je zomaar te kletsen, of zelfs kwaad te spreken? En wie is eigenlijk diegene die aan het woord is? Jouw hogere essentie of je donkere kant? Je zelfverzekerde of je onzekere ik? Uit je egoïsme of ben je groot? Spreek je uit angst of uit betrokkenheid? Uit liefde of uit onzekerheid? Bouw je met je woorden iets op of ben je iemand of iets aan het afbreken?

De tuniek herinnert ons aan de kleur van de zee, maar ook aan het strand dat ‘de sterke luide golven’ stopt. Het lawaai van de belletjes dat de kohen met elke beweging maakte, maakt ons ervan bewust dat elke beweging effect heeft. Al bewoog hij slechts zijn arm  rinkelde er al wat. Een piepklein virus zet de hele wereld op z’n kop. Des te meer dat één positieve daad het evenwicht in de wereld naar de goede kant kan brengen. Wanneer je nog niet in een perfecte staat bent en de frictie aangaat met alles wat jou omlaag trekt, of met alles wat jouw klimmen naar gezond leven en éénheid verstoort, dan is lawaai maken noodzakelijk.

Anderzijds herinneren de wollen granaatappels ons eraan dat wij het geluid en het geklets moeten dempen. Eerst een granaatappel en dan pas een bel en vervolgens weer een granaatappel. Eerst nadenken en vervolgens spreken en daarna weer zwijgen en reflecteren. En waarom dan granaatappels en niet een andere vrucht zoals bijvoorbeeld een appel? Zodat wij beseffen dat elke Jood, op welk niveau hij zich ook bevindt, potentieel gevuld is met goede daden gelijk een granaatappel met zaadjes.

Dit is de kledij die de Hogepriester droeg wanneer hij zich in de Tempel begaf. Hij nam niet alleen de rechtschapenen met zich mee. Hij vertegenwoordigde het hele Joodse volk, ook de belletjes die moeten vechten om hun hoofd boven water te houden en de granaatappels die vol met goede daden zijn. Iedereen doet mee, telt mee en trilt mee. Elke Jood is een onmisbaar deel van het Joodse volk en vervult een unieke rol op de meest heilige en intieme plek op aarde. Mocht de Hogepriester zich in de Tempel begeven en één belletje of granaatappel zou missen, dan zou hij sterven.

Dit is de manier waarop wij het Heiligdom betreden, waarin wij ons met G-d verbinden.

Let op wat je zegt en vraag je af welk deel van jou aan het woord is. Vecht als een leeuw met kabaal tegen alles wat je afleidt en tegenhoudt. En, vergeet niet iedere Jood met je mee te nemen naar Yerushalayim. Want iedereen, op welk niveau dan ook, hoort erbij.
Ga je mee?

Bracha Heintz
Gebaseerd op een les van Rav YY Jacobson
Opmaak Rianne Meijer & Sonja Tamam & Devorah van der Heiden
www.chabadutrecht.nl

Help jij mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

Wajakheel | Als je droom niet uitkomt…

Wajakheel | Als je droom niet uitkomt…


Heb jij ook gedroomd over hoe jouw leven eruit zou kunnen zien? Een romantisch huwelijk, ideale kinderen, lieve buren, een mooie carrière? De realiteit is vaak genuanceerder: moeilijkheden, teleurstellingen, stress, angst, pijn.  De boodschap deze week is dat G-d een aardse Tabernakel kiest, die niet volmaakt is om juist daarin Zijn G-ddelijke aanwezigheid te openbaren.

Download hier een printversie van dit artikel (PDF)

We beginnen met een aantal opmerkelijke gebeurtenissen ruim 3300 jaar geleden.

15 Niesan 2448. Het Joodse volk trekt uit Egypte.

6 Siewan 2448. Het is nu zeven weken later en het Joodse volk staat bij de berg Sinaï om de tien geboden te ontvangen.

Onmiddellijk daarna beklimt Moshe de berg Sinaï en blijft daar 40 dagen om de Torah te leren.

17 Tamoez 2448. De 40 leerdagen zijn voorbij en Moshe komt van de berg af. Hij ziet het gouden kalf en breekt de stenen tafelen.

Na het aanbidden van het gouden kalf volgt een periode van 40 dagen waarin het Joodse volk tot inkeer komt.

1 Eloel 2448. De veertig dagen van inkeer zijn voorbij en Moshe beklimt de berg Sinaï voor de tweede keer.

Moshe verblijft voor de tweede keer veertig dagen lang op de berg Sinaï om de Torah te leren.

10 Tisjrie 2449. De veertig leerdagen zijn voorbij en Moshe daalt van de berg Sinaï af met een tweede set stenen tafelen. Dit was hét bewijs dat G-d het Joodse volk had vergeven. Het was Yom Kipoer, de eerste Grote Verzoendag.

11 Tishrie 2449. Moshe geeft aan het Joodse volk de aanwijzingen om de Tabernakel te maken; de plek bij uitstek waar men verzoening met G-d kan vinden nadat er een overtreding is begaan.

Niet op Shabbat

Zo begint onze Parasha. Moshe verzamelt het volk en de constructie van de Tabernakel kan beginnen. Dit is het eerste vers:

וַיַּקְהֵ֣ל מֹשֶׁ֗ה אֶֽת־כָּל־עֲדַ֛ת בְּנֵ֥י יִשְׂרָאֵ֖ל וַיֹּ֣אמֶר אֲלֵהֶ֑ם אֵ֚לֶּה הַדְּבָרִ֔ים אֲשֶׁר־צִוָּ֥ה ה’ לַעֲשֹׂ֥ת אֹתָֽם׃    

Moshe verzamelde de hele gemeenschap van Israël en hij zei: dit zijn de zaken die G-d geboden heeft om te doen.

Allereerst vertelt Moshe over de Shabbat en vervolgens gaat de hele Parasha over de constructie van de Tabernakel. Wat doen de Shabbatwetten hier midden in een verhandeling over de Tabernakel?

Ze wijzen ons erop dat de Tempel niet op Shabbat gebouwd kan worden. Oftewel: het doel heiligt niet de middelen; je kunt de Shabbat niet overtreden, zelfs niet om een Tabernakel te bouwen, zelfs niet om meer spiritualiteit in deze wereld te brengen. Je zou kunnen denken dat als je flink zou doorzetten met het bouwen en ook op Shabbat door zou gaan, dat je dan eerder klaar bent en dat de G-ddelijke aanwezigheid eerder op aarde zal komen. Nee, vertelt de Torah ons. Hoe heilig je doelen ook zijn, je zult ze enkel via de Torah-regels kunnen bereiken.

Herhaling

Wat vreemd lijkt is dat wij in de vorige parshiot in de afgelopen weken al alles hebben kunnen leren over de Tabernakel. De architectuur, de afmetingen, de materialen die ervoor gebruikt werden, de voorwerpen die erin stonden, de kleding van de priesters enzovoort. Alle details zijn uitvoerig besproken. Elk component en elk vers dat eraan besteed werd, vormde het gebod van G-d aan Moshe over de theorie, het plan en hoe de Tabernakel eruit zou moeten gaan zien.

Het tweede boek van de Torah dat Shemot heet is nu op twee parshiot na bijna uit. We weten reeds alles over de Tabernakel. Waarom hij gebouwd is, hoe en waarmee. De vertellingen over de Tabernakel gaan echter toch door. En zo belanden wij in onze Parasha met een herhaling van alles wat er al in vorige parshiot verteld is. Het onderwerp is nog steeds en weer opnieuw, van vooraf aan, het bouwen van de mishkan, de Tabernakel.

Toch is er een verschil. Tot nu toe zijn de instructies van G-d aan Moshe besproken, maar deze week beginnen wij met de beschrijving hoe het allemaal in de praktijk uitgevoerd werd. Een beschrijving die ook in de parasha van volgende week voortgezet wordt.

Bij het plan in Parashat Teroema en Tetsawè staat er: ‘Je zult maken… en nu in Parashat Wajakhel en ook volgende week in Pekoedee staat er’: En hij heeft … gemaakt.’ Verder zijn er geen verschillen.

Exacte kopie

In plaats van alle componenten van de Tabernakel te herhalen had de Torah het ook anders en vooral korter kunnen formuleren: ‘Hij heeft alles volgens plan uitgevoerd’ of woorden van die strekking. Waarom twee extra parshiot: Wajakhel en volgende week Pekoedee? Waarom tientallen zinnen en honderden woorden besteden aan herhaling?!

We kennen het principe dat er geen enkel woord of zelfs geen enkele letter in de Torah overbodig is. Mocht er iets dubbel staan of ogenschijnlijk een extra woord of letter, dan schuilt daarin een les of een nieuw idee of een nog onbekende wet. Blijft de vraag waarom wij deze week zo veel ‘overbodige’ verzen lezen.

Eén van de redenen is omdat G-d zoveel van de Tempel houdt. Een mens blijft spreken over hetgeen waar hij van houdt. Hij wil er voortdurend over vertellen. Alle details en invalshoeken worden belicht. Zo ook blijft G-d vertellen over Zijn huis dat het Joodse volk voor hem aan het bouwen is. Hoe het gemaakt moest worden, van welk materiaal en hoe het er uiteindelijk in de werkelijkheid uitzag.

Een tweede verklaring voor de herhaling is dat het hard nodig is om te benadrukken wat het verschil is tussen theorie en praktijk.

Toen Moshe op de berg Sinaï stond heeft G-d hem laten zien hoe hij de Tabernakel moest bouwen:

וַהֲקֵמֹתָ֖ אֶת־הַמִּשְׁכָּ֑ן כְּמִ֨שְׁפָּט֔וֹ אֲשֶׁ֥ר הָרְאֵ֖יתָ בָּהָֽר׃

Jij zult de Tabernakel die ik jou op de berg heb laten zien, volgens zijn regel opstellen.

Op de berg Sinaï heeft Moshe een model van de Tabernakel, waar G-d in wilde verblijven, mogen aanschouwen. Het woord מִּשְׁכָּ֑ן (mishkan), Tabernakel betekent ‘wonen en verblijven’. Wat Moshe daarboven heeft gezien was een concept, een hemelse versie, als voorbeeld voor een toekomstig, nog op te zetten bouwwerk. Moshe zag een beeld van een huis waar G-d zich zou openbaren. Een spirituele tent, bedacht door G-d, getoond in een hemelse omgeving, geschonken aan de meest verheven persoon op aarde, vertegenwoordiger bij uitstek van alles dat spiritueel is, namelijk onze leider en leraar, Moshe zelf.

En nu komt hij van de berg af en kan de constructie daadwerkelijk beginnen. Het Joodse volk heeft als taak gekregen om een hemels concept te vertalen naar een gebouw. Geen eenvoudige taak! Het moest gemaakt worden door niet-volmaakte mensen met aardse materialen. Hout en goud kwamen eraan te pas, zilver, koper en stoffen; allemaal zaken van deze wereld die per definitie nooit volmaakt kunnen zijn.

De Tabernakel die het Joodse volk gefabriceerd heeft, was een exacte kopie van de hemelse versie. Elk meubelstuk, elk detail en voorwerp werden exact volgens de juiste afmetingen geconstrueerd. De verzen zijn dan ook bijna identiek en onze grote geleerde Rashi, die op bijna elk vers in Tenach commentaar geeft, is hier muisstil. Hij heeft hier vers na vers niets uit te leggen. Alles wat hij te vertellen had, heeft hij al bij de eerste versie verklaard.

(Tekst loopt door onder de afbeelding)

Droom en realiteit

Maar het kan toch niet anders zijn dan dat er wel een wezenlijk verschil was? De hemelse versie was gebouwd door G-d Zelf, oneindig en perfect. Het tweede model is door begrensde mensen gefabriceerd met materialen uit deze wereld.

In ons leven hebben wij ook twee constructies: onze droom en de realiteit. De ideale constructie zoals die aan Moshe op de berg Sinaï is getoond en de replica hier op aarde.

Wanneer we jong zijn hebben wij allemaal een beeld van hoe ons leven er later uit gaat zien. Een wens en een droom van een ideale wereld. We dromen allemaal van een volmaakt leven, een romantisch huwelijk, ideale kinderen, een mooie carrière, lieve buren, een comfortabele woning en de wens om het liefst met enige regelmaat een exotisch land te kunnen bezoeken. Zo hopen en dromen we wanneer we nog jong van geest zijn.

Gebrekkig

We proberen deze magische wereld naar de werkelijkheid te vertalen. Echter worden wij geconfronteerd met moeilijkheden, teleurstellingen, stress, angst, pijn. Kortom: een gebrekkige realiteit. Maar dacht U nou echt dat het bouwen van de Tabernakel op rolletjes liep? In dat geval, let op en lees ook de verhalende literatuur, de Midrash. Hier vind je enkele aanvullende bijzonderheden.

We beginnen met een politiek schandaal van de eerste orde: Moshe kon zich niet herinneren wat hij met een deel van het gedoneerde zilver had gedaan. Al gauw werd hij van diefstal beschuldigd. Hij werd verplicht om een exacte berekening te maken. Later besefte hij dat hij dat zilver had gebruikt om haken te maken. De rust keerde terug.

Nog een probleem dat zich voordeed was dat Moshe soms niet begreep hoe hij bepaalde voorwerpen moest maken. G-d moest hem een model laten zien zodat hij het kon uitvoeren. Moshe begreep zelfs helemaal niet hoe hij de gouden Menorah moest vervaardigen. Die moest namelijk uit één stuk goud gemaakt worden – en niet uit aan elkaar gesoldeerde onderdelen. Dit was zo ingewikkeld en eigenlijk onmogelijk dat G-d besloot om het zelf te maken.

Vervolgens was de Tabernakel veel eerder gereed dan gepland waardoor men nog vier maanden moest wachten voor de inwijding… ook lastig.

En tot slot lukte het niemand om bij de inwijding de balken op te heffen, zelfs niet in groepsverband. Wat een afgang! Uiteindelijk gebeurde er een wonder en lukte het Moshe om dit helemaal alleen uit te voeren.

Verre van volmaakt

Zo zie je dat de werkelijkheid verre van volmaakt was. Als de Torah alleen had verteld dat de Tabernakel gebouwd werd zoals G-d het aan Moshe op de berg Sinaï had geboden, dan had men kunnen denken dat de Tabernakel slechts waarde had zolang het een kopie was van de hemelse versie. Maar nee, de Torah besteedt twee hele parshiot om de constructie te beschrijven nadat de instructie al lang en breed uiteen was gezet. Zo lezen we helemaal opnieuw hoe elk onderdeel in de praktijk gemaakt werd. Alles was weliswaar exact op de centimeter af in elkaar gezet, toch waren er hier en daar struikelblokken en problemen.

Niets is moeilijker en ingewikkelder dan een Tabernakel voor G-d hier op aarde te creëren. In de praktijk zijn er altijd obstakels, belemmeringen en nog meer van dit soort teleurstellingen.

Nu blijft de vraag waar de voorkeur naar uitgaat. Een hemels volmaakt heiligdom of een aardse defecte constructie. Het antwoord vinden wij helemaal aan het einde van Shemot (40-34), nadat het bouwen van de Tabernakel afgerond is:

”וּכְב֣וֹד ה’ מָלֵ֖א אֶת־הַמִּשְׁכָּֽן…”

… en de eer van G-d vulde de Tabernakel.

Wat blijkt? G-d geeft de voorkeur aan de aardse Tabernakel boven het hemelse exemplaar om daarin zijn G-ddelijke aanwezigheid te openbaren. Hij had kunnen kiezen om daarboven te blijven in een ‘vertrouwde’ spirituele omgeving. Maar nee, G-d prefereert een gebrekkig bestaan met fouten, problemen en moeilijkheden boven een theoretische volmaaktheid. 

Imperfectie

Zo komen wij met ons persoonlijk leven ook aan de beurt in het verhaal. Per slot van rekening zijn de Torah, het Joodse volk en G-d allemaal één en kan ieder mens zichzelf in de Torah terugvinden en zeker in de Tabernakel. Immers heeft G-d toegezegd dat Hij, net als in de Tabernakel, Zich in ieder persoon zal openbaren.

Onze dagelijkse strijd en worstelingen gaan niet ongemerkt voorbij. Wij hebben twee realiteiten: de persoon die wij graag zouden willen zijn en diegene die wij in werkelijkheid zijn. Maar waar ligt onze focus? Laten wij ons neerwaarts trekken door de rommel in ons leven of proberen we ons op te trekken aan het ideaalbeeld en de droom van wat wij zouden kunnen zijn? Wie is de werkelijke ‘ik’? Onze ware identiteit is het bovenste beeld, alleen hebben we tijdelijk, in deze wereld te maken met duisternis, verwarring en onduidelijkheid. Het is juist in deze strijd die wij voeren dat G-d ervoor kiest om zich te openbaren. Kennelijk hoeft het allemaal niet zo perfect te zijn. G-d kiest er kennelijk voor om zich juist midden in de imperfecties te openbaren, anders had Hij deze wereld helemaal niet hoeven te scheppen.

De volgende keer dat je neigt te klagen over hoe het allemaal anders had gekund, hoe je buren het allemaal voor elkaar hebben gekregen en jij niet, hoe jouw dromen uit elkaar zijn gevallen, stop dan even en besef dat zelfs de Tabernakel niet hemels was en dat G-d zich juist openbaart in deze materiële, gebrekkige wereld.

Nog steeds zou je kunnen denken dat de hemelse versie veel mooier en prachtiger is dan zijn aardse replica. Niets is minder waar. Schoonheid is niet altijd wat het lijkt. De waarheid is dat de pracht en praal van een mooie daad in een begrensde wereld niet in de hemel nagemaakt kan worden. Daarboven zijn er geen virussen, ziektes of financiële problemen. Wanneer je een helpende hand uitsteekt in een chaotische wereld door bijvoorbeeld een boodschap te doen voor iemand of  door je leven op het spel te zetten om een ander te redden of je steekt een G-ddelijk vonkje aan door een hap geld aan tsedaka te geven of een Shabbatkaars die je aansteekt, dan heb je een echte Tabernakel gebouwd en G-ds aanwezigheid hier op aarde geopenbaard. Hier kan geen hemel tegenop.

Wanneer G-d kijkt naar een mens die worstelt met zijn negatieve gedachten, die vecht om zijn hoofd boven water te houden, die strijdt voor waarheid, integriteit en morele waarden in een soms verdorven samenleving en ruimte weet te maken om aan een ander te denken en hem te steunen, op dat moment kijkt G-d de engelen aan en verklaart: Heb je ooit zoiets moois gezien?

Bracha Heintz
Gebaseerd op artikelen van Rav YY Jacobson
www.chabadutrecht.nl

Help jij mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen?
Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten!
Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Even voorstellen

Samen al meer dan 30 jaar in Utrecht aan het werk: rabbijn & rebbeztin Heintz! Lees meer..

Vrienden Joods Utrecht

🕯️🕯️ Shabaton Utrecht🍷🥖

Chanoeka 2020 terugkijken

🎥 Masterclass Joods Monument

Op deze bijzondere locatie in Utrecht vertelt Bracha Heintz over de Joodse geschiedenis van Utrecht en blies Rabbijn Heintz op de sjofar. Bekijk ook de bijdragen van Wim Rietkerk en kunstenaar Amiran Djanashvili. Meer foto’s hier.