Categorie: Inspiratie

Kie Tiesa | Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt!

Kie Tiesa | Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt!

Geld hebben wij in bruikleen. G-d geeft het ons om te besteden, voor jezelf en voor anderen. Ontvangen en doorgeven. Je zult zien dat je jezelf hiermee een enorme gunst verleent, zowel in deze als in de toekomstige wereld. Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt.

Download hier een printversie van dit artikel (PDF)

In de Tabernakel werden allerlei offers gebracht. Deze bijzondere tent was dé plek midden in de woestijn, waar G-d aan het Joodse volk de mogelijkheid had gegeven om na de zonde van het gouden kalf  verzoening te bewerkstelligen. Offers toen en nu zijn dé manier om de relatie tussen G-d en de mens weer goed te maken.

Offers toen en nu

Er waren individuele offers, bedoeld voor mensen die zelf een fout hadden begaan. Zij konden hier vergiffenis voor verkrijgen door het brengen van een offer. Dit offer kon naar de Tabernakel in de woestijn gebracht worden en later in de geschiedenis naar de Tempel in Yerushalayim. 

Daarnaast bestonden er ook collectieve offers. Zo werd er o.a. elke ochtend en elke middag een schaap op het altaar gebracht. Het ochtendschaap was om de fouten van het hele Joodse volk die in de nacht waren begaan te vergeven. Het middagschaap was voor de overtredingen overdag.

Sinds de verwoesting van de tempel, bijna 2000 jaar geleden, worden er geen offers meer gebracht. Er is namelijk een verbod om offers buiten de Tempel te brengen. Ter compensatie hebben onze geleerden het ochtend- en middaggebed ingesteld zodat deze overeen zouden komen met het gemiste dagelijkse ochtend- en middagoffer. Vandaar dat het ochtend- en middaggebed verplicht zijn, terwijl het avondgebed, dat geen enkel offer vervangt, facultatief is. Op Shabbat en feestdagen werd er behalve het dagelijkse ochtend- en middagoffer een extra offer gebracht. Vandaar dat wij op deze dagen, behalve het middag- en ochtendgebed een extra gebed toevoegen, namelijk het Moesafgebed. (Moesaf betekent toegevoegd.)

Halve shekel

De kosten van de collectieve offers moesten gezamenlijk gedragen worden. De parasha van deze week begint hiermee: een jaarlijkse donatie door iedereen boven de 20 jaar. Dit was een vast bedrag. Niets meer en niets minder dan een halve shekel per persoon, zie Kie Tiesa 30, 11-16. Tegelijkertijd was dit de manier om een volkstelling te doen.

Mensen tellen ‘hoort’ namelijk niet. Koning Sha’ul bijvoorbeeld, wilde weten hoeveel soldaten er waren en hij gaf de soldaten het bevel om ieder een bokje te brengen. Hij telde de bokjes en niet de soldaten, zie Shmuel I, 15:4.

Toen koning David het Joodse volk wél gewoon ging tellen, brak er daarna een plaag uit waarbij 70.000 zielen het leven verloren, zie Shmuel II, 24:15.

Moshe telde de munten om erachter te komen hoeveel Joden er waren. Iedereen had een halve munt gegeven.

Waarom een halve munt? Om te laten zien dat wij in ons eentje nooit volmaakt kunnen zijn. We hebben altijd een tweede helft nodig, een ander persoon, om het beeld compleet te maken, om de krachten bij elkaar te bundelen, om een geheel te vormen en vooral om bescheiden te blijven.

Tellen zonder cijfers

Kennelijk is het tellen van Joden geen gunstige zaak, zoals de Talmoed ons in Baba Metsia 42a leert: Er kan geen zegen rusten op iets dat gewogen, gemeten of geteld wordt. Het tellen onderscheidt namelijk de ene persoon van de andere en om G-ds zegen te ontvangen zijn niet de individuen en de verschillen van belang, maar eenheid en saamhorigheid.

Als wij in de synagoge willen weten of er wel 10 mensen aanwezig zijn om bepaalde gebeden te kunnen uitspreken, dan pakken we Psalm 28 erbij. Vers 9 heeft namelijk precies 10 woorden. Kijk maar:

הוֹשִׁ֤יעָה אֶת־עַמֶּ֗ךָ וּבָרֵ֥ךְ אֶת־נַחֲלָתֶ֑ךָ וּֽרְעֵ֥ם וְ֝נַשְּׂאֵ֗ם עַד־הָעוֹלָֽם׃   

Red jouw volk en zegen jouw erfdeel, hoed hen en verhef hen voor altijd.

We zeggen dit vers hardop en bij elk woord wijzen we één persoon aan. Als het vers volledig opgezegd is, weten we of er minstens tien mannen  aanwezig zijn of niet, zónder de mensen met cijfers te tellen. 

Geld geven

Onze Parasha begint met de volgende woorden, (Kie Tiesa 30: 12):

כִּ֣י תִשָּׂ֞א אֶת־רֹ֥אשׁ בְּנֵֽי־יִשְׂרָאֵ֘ל לִפְקֻדֵיהֶם֒ וְנָ֨תְנ֜וּ אִ֣ישׁ כֹּ֧פֶר נַפְשׁ֛וֹ לַה’ בִּפְקֹ֣ד אֹתָ֑ם וְלֹא־יִהְיֶ֥ה בָהֶ֛ם נֶ֖גֶף בִּפְקֹ֥ד אֹתָֽם׃  

Wanneer jij het hoofd van de kinderen van Israel zult verheffen (tellen) volgens hun getallen, en ieder mens zal geven een vergiffenis (de halve shekel voor de offers) voor zijn ziel voor G-d, wanneer jij ze telt en er zal bij hun geen plaag zijn (zoals er bij koning David gebeurde) wanneer jij ze telt.

Vervolgens vertelt de Torah ons hoeveel iedereen moest geven, namelijk een halve shekel. Het geld werd gebruikt voor de aanschaf van de dagelijkse collectieve offers. Vandaar dat de donatie in bovenstaand vers niet een donatie wordt genoemd maar een vergiffenis, omdat het geld gebruikt werd om de offers te betalen en de offers vergiffenis brachten. 

Wat opvalt is dat de Torah het woord verheffen gebruikt in plaats van het woord tellen. Kennelijk wordt een mens verheven door het geven van geld. De Torah geeft hier een boodschap door: wie geld weggeeft, bereikt een subliem niveau. Wanneer je uitsluitend voor jezelf leeft en niets met een ander deelt, dan blijf je in alle opzichten in deze lage, materiële wereld. Gebruik je het geld en de materie hier op aarde voor een ander, dan breng je jezelf naar een andere dimensie toe.

Montefiore molen

Sir Moses Montefiore was een Joods Britse filantroop die in de 19de eeuw leefde. Hij was rijk, zeer rijk, en gaf enorme bedragen weg aan Joodse doelen. Hij heeft o.a. de molen in Yerushalayim laten bouwen om de toenmalige, zeer arme bevolking te voorzien van een bron van inkomsten. Deze molen is recentelijk gerenoveerd door een bewoner uit Utrecht.

De Molen in Yerushalayim, gedoneerd door M. Montefiore          foto: Ike Harel

Er werd eens gevraagd aan Sir Moses Montefiore wat hij waard was, waarop hij een bepaald bedrag noemde. De vragensteller besefte al gauw dat het genoemde bedrag veel minder was dan dat hij werkelijk bezat. De heer Montefiore reageerde als volgt: “Je vroeg mij niet hoeveel geld ik heb, maar wat ik waard ben. Welnu, ik ben waard en ik bezit hetgeen ik gegeven heb. Dit kan namelijk nooit van mij gestolen worden. Met het geld dat ik op de bank heb staan ligt het anders; vandaag staat het er, maar of het er morgen nog is, weet ik niet.”

Met andere woorden, wij als individu zijn een minuscuul en onbelangrijk deel van de schepping… totdat wij iets geven. Dan veranderen de verhoudingen. Op het moment dat wij geven, stijgt onze waarde oneindig veel. Ineens maken wij een verschil; we geven de schepping een draai. We veranderen de status quo. We verheffen onszelf van een schepsel, dat zoals een dier uitsluitend egoïstisch leeft, naar het niveau van een mens, die in staat is zijn natuurlijke hebzucht te beteugelen.

In werkelijkheid bezitten wij uitsluitend hetgeen wij weggegeven hebben.
Dit principe geldt voor individuen, maar ook collectief. Kijk maar naar het Joodse volk. Wij vormen 0,2% van de wereldbevolking, maar onze bijdrage aan de wetenschap, de kunst, de morele waarden en ethiek zijn immens groot. Dit is wat er duidelijk in onze Parasha staat: wanneer je geeft, verhef je jezelf.

Tsedeka zaaien

In Hoshea hfdst. 10 vers 12 staat er:

זִרְע֨וּ לָכֶ֤ם לִצְדָקָה֙ קִצְר֣וּ לְפִי־חֶ֔סֶד

Zaai voor jullie voor Tsedaka, oogst volgens liefdadigheid.

Het geven van Tsedaka, geld voor liefdadigheid, wordt vergeleken met zaaien. Net zoals je met zaaien kleine, droge zaden in de aarde plant en later fantastische, rijpe, sappige vruchten kunt oogsten, is het ook met het zaaien van geld. Hetgeen je terugkrijgt voor het weggeven van geld is onvergelijkbaar met hetgeen je gegeven hebt. Wat je terugkrijgt is vele malen meer en beter dan wat je gezaaid hebt.

Tsedaka-busje mét molen in Yerushalayim

‘Tsedaka redt ons van de dood’ vertellen onze geleerden. En wanneer het je ‘van de dood kan redden’, des te meer dat het je beschermt tegen minder ernstige narigheden en gevaren. Zo wordt het dagelijks geven van een klein bedrag vergeleken met het maken van een harnas, dat opgebouwd is uit verschillende kleine onderdelen. Elk geldstuk is één deel. De bescherming is optimaal. Elk muntje vormt een onderdeel van het harnas, zoals de schubben de vis tegen vijanden en scherpe objecten beschermen.

De dochter van Rabbi Akiva

Zo wordt er verteld over de dochter van Rabbi Akiva, hoe een actie van liefdadigheid haar van een zekere dood beschermde. Rabbi Akiva was een grote geleerde, die door de Romeinen doodgemarteld werd in het jaar 135. U kunt zijn graf in Tiberias bezoeken. Het gebeurde toen hij nog jong was dat waarzeggers hem waarschuwden dat er iets vreselijks met zijn dochter zou gebeuren op de dag dat zij zou trouwen. Ons lot ligt echter niet in de handen van waarzeggers.

G-d staat boven alles – en ook al zou er iets slechts voor een mens bestemd zijn, dan kan hij, door zijn goede gedrag en lieve daden, zijn lot van het ene uiterste naar het andere veranderen. Kijk maar naar Ninweh. Deze grote stad zou verwoest worden, maar dankzij de profeet Yonah, die de bewoners waarschuwde over de door G-d geplande verwoesting, zijn de bewoners tot inkeer gekomen. Hun stad werd niet verwoest!

Ook rabbi Akiva heeft de waarzeggers genegeerd en zijn dochter toch laten huwen. De avond na de bruiloft deed zij haar sluier af. Ze stak de haarspeld, waarmee haar sluier in haar haar vast had gezeten, in de muur. Toen zij de volgende ochtend haar speld uit de muur haalde vond ze tussen de stenen een dode slang. Zonder het te beseffen had zij de avond tevoren met haar speld de slang in de muur doodgestoken.

Bij het aanschouwen van de dode slang schrok zij vreselijk en rende naar haar vader om het voorval te vertellen. Rabbi Akiva zag direct de link met de voorspelling van de waarzegger. Inderdaad, het leven van zijn dochter was in groot gevaar geweest. Ze was gered, dat was duidelijk. Maar wat was haar verdienste om deze verlossing van een zekere dood te mogen beleven?

Rabbi Akiva begreep al lang dat zijn dochter iets bijzonders had verricht om dit te kunnen verdienen. Hij vroeg het aan zijn dochter, die diep moest nadenken over wat er allemaal op de dag van haar bruiloft gebeurd was. In eerste instantie kon zij niets bedenken, maar ineens herinnerde zij zich dat een zeer arme man bij het huwelijksdiner was komen aanzetten. Hij vroeg om eten bij het personeel, maar deze mensen waren veel te druk om hem überhaupt op te merken, laat staan hem te helpen. En dus nam de dochter van Rabbi Akiva het heft in eigen handen. Zij, de bruid, liep in haar prachtige gewaad naar de keuken, haalde een bord vol met eten en overhandigde het aan onze armoedzaaier. Dat was het, concludeerde Rabbi Akiva: “Tsedaka redt van de dood. Omdat je voor deze arme man gezorgd hebt, heb je je eigen leven gered.”

Een arme man helpen op een bruiloft lijkt maar een klein detail vergeleken met de pracht en praal van de belangrijkste dag van je leven. Toch blijkt een kleinigheid hier op aarde letterlijk van levensbelang te zijn geweest.

Dit geldt voor alles wat wij hier op aarde doen. Een minuscuul virus in China is in staat om grenzen over de hele wereld te doen sluiten en een wereldwijde economische crisis te veroorzaken. Wanneer de schaduw van een boom één millimeter opschuift, weten wij dat de zon een enorme afstand in zijn baan afgelegd heeft.

Zo ook met alle kleine dingetjes waar wij op één dag mee bezig kunnen zijn. Het effect daarvan in de spirituele werelden is onpeilbaar.

Voordeel van geven

Zo komen we bij nog een voordeel van het weggeven van geld. Het is één van de weinige mitswot waar je al in deze wereld voor beloond wordt. In de Torah staat: Geef 10% zodat je rijk zult worden.

G-d had toch zeker Zelf het geld eerlijk kunnen verdelen? Als Hij zo graag wilde dat de armen er beter voor zouden staan, – en Hij inderdaad Almachtig is – waarom heeft Hij dan rijke én arme mensen op aarde neergezet? Waarom niet iedereen gelijkstellen door het geld eerlijk te verdelen? Het antwoord is verrijkend: G-d wilde óns de verdienste geven om een hele grote mitswa te doen.

G-d geeft jou en mij geld in bruikleen. Denk niet dat het geld van jou of van mij is. Ons vermogen is niet bedoeld om uitsluitend voor onszelf te gebruiken. Nee, we verdienen of ontvangen het geld en schuiven het daarna gedeeltelijk door en daarmee doen wij onszelf een enorme gunst, zowel in deze als in de toekomstige wereld.

Eigenlijk, in plaats van dat de armen ons bedanken, is het juist aan ons om hen erkentelijk te zijn. Zij zijn het namelijk, die óns de gelegenheid geven om deze enorme verdienste en bescherming voor onszelf te bewerkstelligen. Of het nu gaat om behoeftige mensen of organisaties die goed werk doen, wij weten de gelegenheden om te doneren te waarderen die G-d op ons pad brengt om daardoor verdiensten voor onszelf op te stapelen. Zoals ook te lezen is in Dewariem (14:22):

עַשֵּׂ֣ר תְּעַשֵּׂ֔ר אֵ֖ת כָּל־תְּבוּאַ֣ת זַרְעֶ֑ךָ הַיֹּצֵ֥א הַשָּׂדֶ֖ה שָׁנָ֥ה שָׁנָֽה׃  

Je zult een tiende heffen, je zult een tiende heffen van alle oogst van jouw zaaien dat elk jaar uit het veld komt.

Doorgeefluik

Waarom staat er twee keer Je zult een tiende heffen?

Tien in het Hebreeuws is עשר (esser) en rijk is hetzelfde woord עשר (esser) . Het ene woord schrijf je met de letter sien, dan staat het puntje van de letter links. Het andere woord schrijf je met een shien. Dat is in wezen dezelfde letter, alleen staat het puntje nu aan de rechterkant.

Echter, in de Torah staan er geen puntjes! Enerzijds  zou je kunnen zeggen dat een tiende geven er twee keer staat. Herhaling wordt weleens gebruikt om iets te benadrukken. Anderzijds  kun je het als volgt lezen: geef een tiende opdat je rijk zult worden, in materiële en spirituele zin, want Tsedaka geven is één van de weinige mitswot waar je al in deze wereld voor beloond wordt. Zo uitgelegd staat er niets twee keer. De eerste עשר betekent een tiende en de tweede עשר betekent rijk worden.

Stel je voor dat je bij een verjaardagsfeestje bent en dat er aan jou een schaal vol lekkernijen gepresenteerd wordt. Is dan alles voor jou of is het de bedoeling dat je een deel voor jezelf neemt en vervolgens de schaal doorgeeft aan je buurman?

Zo ook geeft G-d ons in deze wereld schalen vol met lekkernijen, geld, en andere geschenken. Zou het de bedoeling zijn om alles voor onszelf te bewaren? Is het werkelijk van ons? Of zullen we als doorgeefluik functioneren en alleen bewaren wat wij nodig hebben? Daarom is het woord voor geld weggeven in het Hebreeuws niet liefdadigheid, maar Tsedaka dat rechtvaardigheid betekent. Met het geven van je geld doe je eigenlijk niets speciaals. Het is alleen maar juist en rechtvaardig. Je hebt het geld te leen om het verder door te geven. Het is nooit van jou geweest.

Met dit inzicht zal je geen moeite hebben om het weg te geven. Want wie heeft nou bezwaar tegen het retourneren van bezittingen aan de oorspronkelijke eigenaar en er nog een verdienste aan overhouden ook?

Belangrijkste gebod

Als klap op de vuurpijl moet er nog even benoemd worden dat Tsedaka in de geschriften vaak als dé mitswah genoemd wordt omdat dat het belangrijkste gebod is dat een mens hier op aarde kan vervullen. Onze geleerden vertellen ons in de talmoed (Soeka 49b) dat het geven van geld evenveel waard is als het brengen van alle offers.

  • Tsedaka is niet alleen heel belangrijk, het is allesomvattend. Want ziet u, geachte lezer, wanneer u een willekeurige goede daad verricht, dan gebruikt u daar meestal één bepaald deel van uw lichaam voor. U luistert naar de sjofar en naar de Megilah met uw oren, U leert Torah met uw hersens en u gebruikt uw mond om lieve woorden uit te spreken.

Maar wanneer u geld weggeeft, dan geeft u alles van uzelf weg. Dat bedrag is misschien een deel van uw salaris dat u verdiend heeft door er heel veel verschillende krachten in te stoppen. Uw hele lichaam is er mee gemoeid geweest. Denk alleen maar aan alle energie, die u erin stopt om uw werkplek op tijd te bereiken plus nog alle inspanningen en concentratie om het werk  te kunnen verrichten. Dit alles verheft u bij het doneren van een deel van uw salaris.

Neem je 10 à 20 % (volgens de Joodse wet het verplichte deel) en geef je dat weg, dan verhef je niet alleen het weggegeven percentage, maar ook het deel dat je voor jezelf bewaart, aangezien de 10% verbonden en afhankelijk is van de resterende 90%. En zo heb je alles naar een hoger niveau gebracht, de 10% én de 90%. Alle handelingen die je verricht om je werk te doen en je salaris binnen te krijgen hebben nu een andere betekenis gekregen. Ze hebben een eeuwige vonk in jou én in het geld geïnjecteerd.

Wat als het geld niet door jou verdiend is? Je hebt het ontvangen, geërfd of op welke manier dan ook verkregen. Dan nog verhef je het gegeven én het resterende deel door er een percentage van weg te geven. Je had dat geld namelijk kunnen gebruiken om ermee in je levensonderhoud te kunnen voorzien. Je had er voedsel mee kunnen kopen, een onderkomen kunnen regelen of genoegens mee kunnen aanschaffen. Dit alles zet je opzij en je geeft het weg. Door het geven van Tsedaka geef je letterlijk een deel van je leven weg. Zo zien wij dat iemand die zelf van Tsedaka leeft alsnog 10% van zijn ‘inkomen’ weg hoort te geven aan een ander, ook al is het maar één cent! Waarom zou de arme man de mogelijkheid ontnomen worden om beschermd te zijn en rijk te worden?

En ik durf te zeggen: ga ervoor! Regel die maandelijkse afschrijvingen en zorg dat, zodra er geld binnenkomt, je er minstens 10% gelijk van opzij zet. Vul je huis en je zaak met Tsedakabusjes. Begin je dag door elke ochtend een munt in dat gleufje te gooien. Creëer daarbij elke dag weer opnieuw een deel van je harnas dat je gedurende de hele dag zal beschermen. Zorg dat dit doosje zo vol raakt dat je de muntjes niet eens meer hoort rinkelen. Wees dankbaar dat je de gelegenheid hebt om dé mitswah te doen. Gegarandeerd dat je het weggegeven geld nooit en te nimmer zult missen, integendeel!

En besef dat, hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt. Durf je?

Bracha Heintz

Gebaseerd op Tanya.

Doneren? Dat kan!

Elke bijdrage (liefst maandelijks), hoe klein of groot waarderen wij enorm! Hiermee kunnen we het werk van Chabad Utrecht voortzetten. Op dit moment zijn we bezig met maatschappelijk werk, individuele hulp, artikelen schrijven, videoclips maken, lesgeven en vele activiteiten te organiseren.

Door uw hulp kunnen wij weer anderen helpen!

1. Een overmaking kan op bankrekeningnummer NL50ABNA0596801084 ten name van “Stichting vrienden van de Joodse gemeenschap Utrecht”. Of kijk hier voor doneren via iDeal & Paypal.

2. Thuis sparen? Vraag dit gratis tsedaka-busje aan via de e-mail of bel Bracha: 06 28 47 86 57

Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!

Poerim | Alles op z’n tijd

Poerim | Alles op z’n tijd

Wat vreemd dat Mordechai niet gelijk beloond werd nadat hij het leven van koning Achashwerosh had gered. Maar Mordechai had geduld en het volste vertrouwen dat er overal een reden voor was.

Alles gebeurt op z’n tijd, verklaart onze wijze koning Salomon.

In het Poerim verhaal lezen wij hoe Mordechai het leven van Koning Achashwerosh redde.

Echter besloot Koning Achashwerosh pas jaren later om Mordechai te belonen. Dit gebeurde juist op het moment dat Haman de boosdoener, Mordechai wilde vermoorden. Precies op dat tijdstip vond de omwenteling van de hele Poerim geschiedenis plaats. Hashem had de beloning bewaard om er gebruik van te maken wanneer het ten goede zou komen, niet alleen aan Mordechai, maar aan het hele Joodse volk.

Hashem had Zijn troefkaart achtergehouden voor een cruciale gelegenheid. Die troefkaart heeft het Poerim gebeuren van een tragedie naar een feest veranderd.

Ook wij kunnen ervan verzekerd zijn dat alles wat in ons leven hoort te gebeuren ook gebeuren zal…precies op het juiste moment …. geen seconde eerder of later.

Zo zie je maar weer. Je kunt jarenlang wachten en voor iets dawenen (bidden) waarvan je vindt dat het al lang geleden had moeten gebeuren. Maar maak je geen zorgen. Hashem bewaart alles tot het moment dat het effect van Zijn zegen nog spectaculairder zal uitpakken.

Een Yiddish spreekwoord verzekert ons van het feit dat G-d nooit iemand iets schuldig blijft. Vroeger of later komt alles terecht.

‘דער אויבערשטער בלייבט נישט קיין בעל חוב’

Voor elke mitswah die je vervult, voor elke keer dat je je beheerst (al is het maar even) en alles waar je voor dawent, zal G-d je niet alleen belonen, maar ook nog daar het meest geschikte moment voor kiezen.

Geduld is een schone zaak!

Chag Sameach!

Bracha Heintz
Gebaseerd op de Malbim, met dank aan Rav Meilech Biderman

Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!

Teroema | Waar G-d zich thuis voelt

Teroema | Waar G-d zich thuis voelt

Wist je dat iedereen in staat is om van zichzelf een Tempel, een G-ddelijk huis te maken? Vandaar dat een aanzienlijk deel van de Torah over de constructie van en de dienst in de Tempel gaat.  Deze Tempel is al 2000 jaar geleden verwoest, maar onze Parasha vertelt hoe G-d zich toch nog steeds openbaart, namelijk in ons eigen leven. Hij manifesteert zich in ons, gelijk Hij dat in de Tempel deed.

Download hier de printversie van het artikel

“ועשו לי מקדש ושככנתי בתוכם” (Teroema 25-8)

U zult een Tempel voor Mij maken en Ik zal in hen rusten.

Grammaticaal klopt deze zin niet. Er had moeten staan “en Ik zal erin rusten” en niet in “hen”. Deze ‘fout’ wakkert onze nieuwsgierigheid aan, en, zoals altijd in dergelijke gevallen, wil de Torah ons ergens op attent maken.

In dit ‘foutje’ schuilt namelijk de volgende les: de G-ddelijke aanwezigheid rust niet alleen in de Tempel of in een synagoge, maar in ieder persoon. Iedereen is namelijk in staat, overal (niet alleen in Jeruzalem) en altijd (ook nu) om van zichzelf een G-ddelijk huis te maken.

Huis voor G-d

Waarom zou G-d een huis moeten hebben? Welke toegevoegde waarde zou een Tempel voor G-d hebben, terwijl Hij de hemel en de aarde vult? G-d is volmaakt. Per definitie heeft hij niets nodig en niets kan aan Hem toegevoegd worden. Alle geboden die G-d van ons vraagt om uit te voeren zijn aan ons gegeven omdat ze goed voor ons zijn. Wíj hebben ze nodig om fysiek, spiritueel, emotioneel en mentaal gezond te zijn. Elk gebod/verbod dat wij uitvoeren helpt ons om een evenwichtig leven te leiden, zowel materieel als spiritueel. Hieruit kunnen wij concluderen dat wij diegenen zijn die het nodig hebben om voor G-d een huis te maken.

Blijft de vraag wat er met een huis bedoeld wordt.
Het huis van een mens is de plek waar hij zich prettig voelt, waar hij zich kan ontspannen omdat het volgens zijn wensen ingericht is. Hetzelfde geldt voor G-ds huis. Het is de plek waar G-d ‘comfortabel’ is en ‘Zich prettig voelt.’ En wij zijn in staat om van ons leven een G-ddelijk huis te maken. Dat wil zeggen dat wij ons bestaan zo kunnen inrichten dat G-d Zich bij ons welkom voelt. Wanneer wij een leven leiden waarbij wij de ge- en verboden van de Torah uitvoeren, voelt G-d zich prettig bij ons en kan Hij ons als Zijn tehuis beschouwen.

In de Tempel werden allerlei handelingen verricht die deel uitmaakten van de dienst, precies zoals G-d dat geboden had. Vandaar dat G-d zijn aanwezigheid in die Tempel openbaarde. Dit heeft zo veel indruk gemaakt dat de plek van deze Tempel, zelfs 2000 jaar na zijn verwoesting, nog steeds doordrenkt is van deze G-ddelijke, spirituele energie. Het gaat zelfs zo ver dat mensen tot op de dag van vandaag bij de westelijke muur van de Tempelberg nog steeds geïnspireerd raken.

G-d gebiedt ons in bovengenoemd vers om van onszelf een heiligdom te maken, een thuis voor G-d, een plek waar Hij zich prettig voelt.  Een huis waar Zijn aanwezigheid regelmatig voelbaar is. Wij zijn door onze handelingen in staat om G-ds aanwezigheid in onszelf te openbaren. G-d zal zich dan via ons in meer of mindere mate manifesteren, door bijvoorbeeld ons te helpen, ons te beschermen en hier en daar wondertjes of -zoals mensen het noemen- toevalligheden te laten gebeuren. 

Geschiedenisboek of niet?

De Torah lijkt op een geschiedenisboek. In het begin schiep G-d de hemel en de aarde. Vervolgens worden alle schepselen opgenoemd. Daarna gaat het verhaal verder met de eerste mens, zijn afstammelingen, de aartsvaders, de ballingschap in en de uittocht uit Egypte en tenslotte de aankomst in Israel. Het lijkt allemaal op een interessant verhaal, maar dat is enkel schijn. Bij nader onderzoek blijkt al gauw dat niet alles op chronologische volgorde beschreven staat. Sommige evenementen, die pas later gebeurden, worden eerder genoemd.

Ook blijkt dat vele generaties amper genoemd worden, terwijl over andere heel uitgebreid verteld wordt. Sommige gebeurtenissen worden tot in detail besproken en andere voorvallen worden niet eens genoemd.

Neem bijvoorbeeld de schepping van de wereld. Dat is een nogal groot project. Eenendertig verzen worden hieraan besteed. Daar moeten we het maar mee doen. In deze 31 zinnen schuilen alle geheimen van de schepping. Hoewel wij nog veel te ontdekken hebben in onze wereld, zowel in het groot, het heelal, als in het klein, onder de microscoop, vertelt de Torah er heel weinig over. 

Als de Torah geen geschiedenisboek is, wat is het dan wel?

Aanwijzing

Het woord Torah is af te leiden van het woord הוראה (Hora-a) dat laten zien en aanwijzing betekent. De Torah beschrijft alleen díe gebeurtenissen, waar wij voor altijd een les uit kunnen leren. Uitsluitend die verhalen waaruit een eeuwige lering getrokken kan worden zijn in de Torah opgenomen. Wanneer een vertelling bepaalde levensvaardigheden kan instrueren, zelfs nog in de 21ste eeuw, pas dan wordt het vermeld. Er moet in het relaas iets verborgen zijn waar wij ook in onze generatie iets mee kunnen.

Het kan dus zomaar zijn dat onze aartsvader Avraham of Moshe bijvoorbeeld, hele bijzondere daden heeft verricht. Toch worden deze alleen in de Torah vermeld wanneer er een les in schuilt die van eeuwigdurend belang is. Ook in het scheppingsverhaal worden er alleen maar die zaken beschreven waar een mens te allen tijde een lering uit kan trekken. Er is natuurlijk heel veel gebeurd bij het ontstaan van de wereld, maar kennelijk zijn 31 verzen voldoende om ons op de hoogte te brengen van díe zaken die voor ons van belang zijn, waar wij iets mee kunnen. 

Eerste synagoge

De eerste helft van Shemot (het tweede boek van de Torah)  beschrijft de ballingschap in en uittocht uit Egypte, met als hoogtepunt het ontvangen van de Torah op de berg Sinai. Helaas liep deze grote spirituele openbaring verkeerd af. Het gouden kalf werd gemaakt en aanbeden omdat Moshe niet snel genoeg van de berg terugkwam. De drang naar afgodsdienst was te groot en de verleiding te sterk.

Daarna moest er verzoening komen tussen een Almachtige G-d en een volk dat geen geduld had gehad om te wachten totdat Moshe, onze leraar, van de berg Sinai zou terugkomen.

G-d had geen vertrouwen meer in het Joodse volk en wilde het in zijn geheel uitroeien. Zijn wens was om met Moshe en zijn afstammelingen een nieuw volk te stichten, gelijk Hij dat met Noach tijdens de zondvloed had gedaan. Maar Moshe wilde hier niets van weten. Hij was een ware leider en kapitein en hij zou zijn schip niet verlaten. Hij stond vierkant achter het volk waar hij onvoorwaardelijk van hield. Hij eiste van G-d dat Hij het volk zou vergeven hetgeen ook geschiedde.

Een tent mocht gebouwd worden, een huis voor G-d: de eerste synagoge, een plek waar verzoening plaats zou vinden tussen G-d en de mens, niet alleen toen, maar voor altijd. Dit werd de Tabernakel genoemd. Het was een constructie die makkelijk opgebouwd en afgebroken kon worden, waardoor deze bij elke etappe in de woestijn getransporteerd kon worden. In deze verplaatsbare Tempel waren er o.a. altaars, een gouden menorah en een bovennatuurlijke driedubbele doos, met een engelachtig deksel van goud waar de stenen tafelen in bewaard zouden worden.

Plek van verzoening

De offers die men in de Tabernakel ging brengen zouden verzoening teweegbrengen tussen het Joodse volk en G-d. Collectieve offers werden gebracht om het volk als geheel te vergeven. Maar ook individuen die over de schreef waren gegaan konden toenadering bewerkstelligen door middel van een offer. Het woord voor offer in het Hebreeuws is קרבן (korban) dat ‘dichtbij’ en ‘toenadering’ betekent.

Want waarom begaat iemand een overtreding? Omdat zijn band met G-d op de één of andere manier verzwakt is. Zijn geloof is niet meer zo sterk en zijn enthousiasme is misschien wat afgezwakt. En dus wordt hij verleid om zich met zaken bezig te houden die niet bij zijn ware Joodse kern passen; hij gaat iets doen dat niet in overeenstemming is met de wil van zijn Schepper. Maar niet alles is verloren. Hij krijgt al meteen de gelegenheid om het voor zichzelf weer goed te maken. De mogelijkheid wordt hem geboden om een offer, קרבן (korban) te brengen. Hij begeeft zich naar de Tempel en voert alle handelingen uit die bij het brengen van een offer horen. Ondertussen vertoeft hij op de meest heilige plek op aarde. Een plaats waarvan onze geleerden vertellen dat zich daar dagelijks tien wonderen voltrokken (Pirkei Awot 5-5). Een unieke ruimte op aarde dat altijd een bezoekje waard was en het nog steeds is. Een plek waar iedereen tot op de dag van vandaag geïnspireerd raakt.

We zijn inmiddels duizenden jaren verder. De Tabernakel uit de woestijn bestaat al lang niet meer en de twee Tempels in Yerushalayim zijn al millenia geleden verwoest. Het enige wat er nog van over is, is een klein stukje van de westelijke muur. Dat stukje is niet eens van de Tempel zelf maar van de omheining rond de Tempelberg. En zelfs hiervoor voelen bezoekers tot op de dag van vandaag veel ontzag. Je ziet ze daar staan, zo serieus, geëmotioneerd en geïnspireerd. Natuurlijk, wat had je anders verwacht? Want deze plek is dé ontmoetingsplek voor de mens om zijn connectie met de Almachtige te versterken.

Het begon allemaal met een gouden kalf, een noodzaak tot verzoening en de bouw van een heilige tent.

Toen het Joodse volk 40 jaar later in Israel arriveerde kreeg het de opdracht om van deze tijdelijke Tempel een vast huis voor G-d te bouwen. Dit gebod werd honderden jaren later door Koning Salomon voltooid.

Beschrijving Tabernakel

Zo komen we deze week terecht in de tweede helft van het boek Shemot dat met Parashat Teroema begint. In deze parasha, alsook in de volgende vier parshiot, zijn een totaal van 371 verzen nodig om de Tabernakel, die maar een tijdelijke constructie was, te beschrijven. De voorwerpen in de Tabernakel en de kleren van de priesters worden allemaal uitgebreid besproken: hoe ze eruit moesten zien, hoe en door wie ze gemaakt moesten worden, wat de afmetingen waren, van welke materialen ze vervaardigd mochten worden: goud, zilver, koper, hout, edelstenen, stoffen enzovoort en welke donaties er gegeven werden.

31 verzen zijn er nodig om de schepping te omschrijven en 371 voor een Tabernakel, die niet meer bestaat en die voornamelijk dienst heeft gedaan in de woestijn.

Dit contrast kan niet genegeerd worden!

Voor een oneindige G-d schijnt het niet zo bijzonder te zijn om een begrensde wereld te maken.  De 31 verzen zijn voldoende om dit kunstje te beschrijven. Maar voor ons, om G-d weer in deze geschapen wereld te ontdekken, daar zijn kennelijk 371 verzen voor nodig.

Wij zijn na meer dan 5000 jaar nog steeds bezig om de wereld te doorgronden, om nog verder in het heelal te kijken, om nieuwe diersoorten op aarde te ontdekken. Over de hele wereld, in alle universiteiten wordt er keihard gewerkt aan research: het ontdekken en ontrafelen van nog meer fenomenen, verbanden en mutaties. Maar voor G-d was het met enkele luttele 31 verzen gepiept.

Anderzijds komt er heel wat bij kijken als een begrensd wezen, zoals de mens, een thuis moet maken voor een oneindige G-d. Dit is gecompliceerd en daar is veel tekst en uitleg voor nodig, wel 371 verzen.

Plek waar spiritualiteit kan gedijen

Er komt heel wat bij kijken als iemand van het materiële hier op aarde een heiligdom moet vormen. Wanneer het hem lukt om de wereld om zich heen te verheffen, dan heeft hij een Tabernakel gebouwd, zelfs 2000 jaar nadat het echte gebouw verwoest is. Dit kan hij bijvoorbeeld bereiken als hij niet zomaar iets eet, maar ervoor zorgt dat het een koshere hap is. Bovendien kan hij ook nog de energie van dit voedsel gebruiken om een goede daad te verrichten. Nu heeft hij alle ingrediënten van zijn eten en alle handelingen die verricht zijn om dat eten te bereiden, naar een niveau gebracht waarvan wij zeggen: dit is een plekje dat dichtbij G-d is.

Dit is een Tabernakel, een Tempel, een plaats waar G-d zich thuis voelt omdat de handelingen die er verricht worden volgens de Torah-code en instructies zijn. Dit kan overal en altijd bewerkstelligd worden, ongeacht de aanwezigheid van een Tempel, synagoge of Klaagmuur. Het enige dat hiervoor nodig is, is een mens, jij of ik, een stukje materie en een gebruiksaanwijzing, namelijk de Torah.

De gebeurtenissen bij de berg Sinai hebben een grote omwenteling teweeg gebracht:  vóórdat de Torah gegeven werd was een goede daad geweldig, maar daar bleef het bij. Deze daad bleef vaststeken in de materiële wereld. Bij de berg Sinai trad een wezenlijke verandering op. Mozes ging naar boven op de berg en G-d daalde af, naar Mozes toe. Er vond een ontmoeting plaats tussen de hogere en de lagere  werelden. Vanaf dat moment zou de materie, waarmee een goede daad verricht werd, opgaan in een hogere wereld. Ook de persoon zelf die een gebod uitvoert zou een spirituele verandering ondergaan. De G-ddelijke aanwezigheid zou zich hier op aarde zowel in de materie als in de mens zelf openbaren. G-d zou zichzelf openbaren door middel van een door ons uitgevoerde mitswah. De G-ddelijke aanwezigheid, zoals die in Gan Eden voelbaar was en die door alle fouten van vele generaties van de aarde verdwenen was, was in de Tabernakel weer teruggekomen.

Als een mens erin slaagt om de gebroken stukjes van zijn leven bij elkaar te rapen en er een huis voor G-d van weet te maken, is dat heel bijzonder. Als het hem lukt, al is het maar voor even, om een plekje hier op aarde te creëren waar G-d zich thuis voelt, waar spiritualiteit kan gedijen, dan heeft hij heel wat bereikt. 

Het wonder van G-d en het wonder van de mens

Het leven bestaat uit tegenstellingen. De ene dag zijn we geïnspireerd en kunnen we de hele wereld aan. De volgende dag vragen wij ons af waar al onze lusten en begeertes vandaan komen en hoe wij zo diep hebben kunnen zinken. Wat is het toch wat ons steeds weer naar beneden sleurt en ons tot de meest afschuwelijke en lage gedachtes en daden brengt?

Wij zijn geen engelen die nooit kwaad verrichten en constant in harmonie met hun bron weten te leven. Volmaaktheid wordt dan ook niet van ons verwacht. Wel moeten we steeds een strijd leveren tegen allerlei kwaad dat in ons opkomt d.m.v. een stemmetje in ons hoofd dat ons probeert te overtuigen om iets verkeerds te doen. Hierbij gaat het om de inspanning en niet per se om het resultaat. Een mens vergeet herhaaldelijk waar hij vandaan komt en wat hij met de wereld aan moet. Door zijn blindheid heeft hij moeite om de G-ddelijke vonken uit de materie te halen.

Het Jodendom is geen religie die zich voornamelijk in een synagoge afspeelt. Het G-ddelijke aspect kan overal ontdekt worden, zelfs in de woestijn. Juist in de wildernis wordt een Tabernakel gebouwd! Midden in je eigen chaos en rommel kun je dat vonkje aansteken. De schepping van de wereld, het veranderen van energie in materie, dat is een wonder van G-d. Het terugkoppelen van de materie naar de bron, het ontdekken van de G-ddelijke energie in de kleinste details van ons leven, dat is het wonder van de mens. Daar is innovatie en creativiteit voor nodig.

Als je naar de bouwplannen van de Tabernakel kijkt, merk je dat G-d aandacht heeft voor elk detail. Ineens blijkt elke balk, spijker, knoop en lus van belang te zijn. Waar het zich bevindt, hoeveel ervan zijn, van welk materiaal het gemaakt moet worden etc… Het is een opsomming van de kleinste details waarbij vaak halve maten gebruikt moeten worden.

Ons leven is ook vol kleine details en zelfs halve stukjes. Was je eerlijk bij de kassa vandaag? Heb je de mensen die je op straat tegenkwam op een respectvolle manier gegroet? Heb je de Shabbat kaarsen nog net op tijd aangestoken? Had je nog een glimlach over voor je leerling? Was je aardig tegen je werknemer en vooral tegen je broer, je moeder en je echtgenoot? Heb je een bracha gezegd voordat je dat kleine schijfje appel in je mond stopte? Heb je de verleiding kunnen weerstaan, al is het maar eventjes, om niet….?

Energie openbaren

Denk niet dat het een alles-of-niets-spelletje is. Nee, elke keer dat je moeite doet om in deze wereld de materie, je geld of je liefde te gebruiken en deze naar een hoger niveau te brengen, heb je weer een detail, een bouwsteen toegevoegd aan de constructie van een Tabernakel, een thuis voor G-d, een plek op aarde waar G-d zich prettig voelt. Een moment in je dag waarin je voelt dat het allemaal klopt, dat het zo hoort, dat je goed bezig bent. En ja, het gaat honderd keer mis, maar dat ene vonkje dat je steeds weet te ontdekken maakt het verschil. Het is die halve maat, dat kleine stapje. Al die vonkjes bij elkaar resulteren in een prachtige constructie. Het kost veel tijd en moeite. De 371 verzen zijn nodig om de energie te openbaren die G-d in deze wereld heeft verstopt.

De Talmoed heeft het geheim al lang verklapt (Ketoebot 5a): Bar Kapara wordt geciteerd en vertelt ons dat “De daden van goede mensen op een hoger niveau zijn dan de schepping van hemel en aarde”.

Ja, wij zijn het die, ongeacht ons spiritueel niveau, dagelijks een detail kunnen toevoegen aan het bouwen van de derde Tempel, met de komst van Mashiach, spoedig in onze dagen! Amen…

Bracha Heintz

Gebaseerd o.a. op een artikel van YY Jacobson

Tekst: Bracha Heintz | Opmaak: Rianne Meijer, Sonja Tamam & Devorah van der Heiden