Categorie: Inspiratie

Yitro | Tien geboden onderling verbonden

Yitro | Tien geboden onderling verbonden

De tien geboden vormen een samenhangend geheel. Wanneer de mens veranderingen in deze tiencijferige code  aanbrengt en zélf over leven en dood beslist, dan gaat het volledig mis. Alle tien zijn tegelijkertijd nodig om een ethische beschaving te bereiken, gebaseerd op een G-ddelijke visie.

Download hier de printversie van dit artikel (PDF)

Bij de berg Sinai ontving het Joodse volk de tien geboden op twee tafels. Heb je je ooit afgevraagd waarom twéé tafels? Waarom niet één tafel of drie, of meer? Wat heeft G-d belet om alle tien geboden op één steen te graveren? Waren de stenen niet groot genoeg?

Wanneer de geboden wel allemaal op één steen waren gegraveerd, hadden de tien geboden hoogstwaarschijnlijk allemaal onder elkaar gestaan. Oké, maar wat dan nog? Het gaat toch om de inhoud en toch niet om de lay-out!

Laten we ons geheugen opfrissen en kijken wat de tien geboden precies waren:

    Op de eerste steen stond:    Op de tweede steen stond:
   1. Ik ben G-d, jullie G-d, die jullie uit               Egypte heeft gehaald.    6. U zult niet moorden.
    2. U zult geen andere goden hebben.    7. U zult geen overspel plegen.
    3. U zult niet voor niets met G-ds naam          zweren.    8. U zult niet stelen.
    4. Onthoud de Shabbat.    9. U zult geen valse getuigenis afleggen.
     5. Eer Uw vader en Uw moeder.    10. U zult het huis van een ander niet                begeren enz.

Eerlijke verdeling

Nu we vastgesteld hebben dat er twee tafels zijn, constateren wij dat er vijf geboden op de ene en vijf op de andere tafel staan. Een mooie en eerlijke verdeling. De eerste vijf gaan over de relatie tussen de mens en G-d en de laatste vijf tussen de mens en zijn medemens. Maar je kunt er nog meer mee doen. De Midrash vertelt ons dat je de tien geboden niet alleen achter elkaar kunt lezen van 1 tot 10, maar dat je ze ook, juist omdat ze over twee tafelen verdeeld zijn, van rechts naar links kunt lezen. Dan lees je na het eerste gebod, het zesde gebod en na het tweede gebod het zevende, enzovoort.

Op deze manier staat het geloven in G-d (nummer 1) naast het verbod om te moorden (nummer 6). Hierin schuilt een cruciale les.

Vooruitgang

In de achttiende eeuw begon de industriële revolutie. Na eeuwen weinig vooruitgang te hebben geboekt barstten ineens bronnen van kennis los. De ene na de andere ontdekking werd gedaan. Veel van deze technische hoogstandjes waren al veel eerder ontdekt, zoals de stoommachine bijvoorbeeld. Zij deed reeds in de eerste eeuw haar intrede maar werd toen als een soort speelgoed gezien zonder enkel nut. Pas in de achttiende eeuw werd er een praktische toepassing gevonden voor ontdekkingen die al eeuwen eerder werden gedaan.

Machines vervingen spierkracht, vermoeidheid en armoede. De economische omstandigheden verbeterden. Tegelijkertijd ontstond er een nieuwe filosofie en daarmee een nieuwe manier van leven: Weg met geloof en religie. We hebben G-d niet meer nodig. We hebben nu alles zelf uitgevonden. Wij kunnen alles logisch verklaren. Alles kan in een laboratorium ontdekt en bewezen worden. 

Oh ja? Kan werkelijk alles met testen en  microscopen hard gemaakt worden? 

Nog steeds worden er dagelijks nieuwe wetenschappelijke feiten aan het licht gebracht. Wij zijn in staat om feiten, bewegingen en patronen vast te stellen die een bepaalde koers varen. Deze ontdekte patronen die binnen enkele tientallen jaren geobserveerd worden, worden vervolgens toegepast op miljoenen jaren terug, de zogenaamde extrapolatie. Maar let op, dit is geen echte wetenschap meer. De wetenschappers stellen met een minimum aan gegevens een hele theorie vast die zij vervolgens op andere situaties toepassen. Wie zegt echter dat een bepaald patroon, dat je maar enkele tientallen jaren hebt kunnen observeren, tot miljoenen jaren terug, in het verleden toegepast kunnen worden? Hierdoor treed je uit de wereld van de wetenschap en begeef je je in een wazig gebied van theorieën, die elkaar vaak tegenspreken. Deze theorieën worden verward met wetenschap.

Er worden conclusies getrokken die oorspronkelijk hun basis in de wetenschap hadden, maar waar we ondertussen miljoenen jaren van verwijderd zijn geraakt. De ene theorie volgt de andere op.

Onder controle

Theorie betekent: het zóu zo kunnen zijn, maar misschien is het ook anders. Het is immers maar een theorie, een mogelijkheid. We gaan ervan uit dat het zo hád kunnen zijn. Vervolgens wordt hier een heel nieuw soort ‘wetenschap’, filosofie of geloof op gebouwd. Zoals bijvoorbeeld de evolutietheorie die op alle scholen en in musea als feit wordt onderwezen maar die slechts een theorie is!

Zo wordt iedereen geleerd dat de mens uit een aap is geëvolueerd en dat de wereld al miljoenen jaren bestaat. Men vergeet daarbij te vermelden dat het een theorie is en vooral ook wordt niet uitgelegd wat het woord theorie betekent. Op deze manier groeien reeds enkele generaties op met de zekerheid dat de wereld uit één of andere ontploffing ontstaan is, dat onze voorouders apen waren en dat het geloven in G-d de wetenschap zou tegenspreken. Deze theorieën worden zo vaak verteld en herhaald dat ze uiteindelijk als betrouwbaar beschouwd en als feit geaccepteerd worden.

Het begin

Echte wetenschap is echter hetgeen je kunt waarnemen al dan niet in een laboratorium. Het moet geobserveerd en geanalyseerd worden en het mag geen speculatie of theorie zijn. Alle ware wetenschappers zijn het er over eens dat er ergens een begin heeft moeten zijn. De vraag is alleen welke naam men aan dat begin wenst te geven. Noemen we het ‘Het begin’, ‘De Big Bang’ of ‘G-d’? Het zijn allemaal namen voor hetzelfde fenomeen.

Maar als men het G-d gaat noemen dan zitten er allerlei consequenties aan vast. G-d heeft namelijk met de schepping een gebruiksaanwijzing meegeleverd, de Torah.

Daarentegen, wanneer je in een verzonnen theorie wilt geloven dan is jouw leven het resultaat van een willekeurige ontploffing. Op deze manier heb je geen enkele morele verantwoordelijkheid en kun je doen en laten wat je wilt. Geen wonder dat zo velen onder ons niet geloven. Hier kiezen wij bewust of onbewust voor.  Zonder geloof ben je maar een willekeurige schepping: het resultaat van een ‘ongeluk’. In dat geval kunnen je handelingen ook willekeurig zijn. Het maakt toch allemaal niets uit in een wereld van ongelukken en toevalligheden.

Geloven in ‘ik weet het niet’

Je kunt er ook voor kiezen om de waarheid onder ogen te zien door toe te geven dat je niet weet waar de wereld vandaan komt. Je kunt geloven in een soort onbekende energie die de wereld tot stand heeft doen komen. Je gelooft in een ‘ik weet het niet’; met andere woorden: in iets dat je niet weet wat het is en wat je niet begrijpt.  Aan jou de keus om deze bron van alle schepselen G-d te noemen of niet.

Kent U het verhaal van de bar mitswah-jongen die zijn toespraak voor zijn feest aan het voorbereiden is? Hij gaat naar zijn vader toe en vraagt hem waar hun familie vandaan komt, waarop Papa antwoordt dat ze afstammelingen zijn van apen. Vervolgens gaat de jongen naar zijn moeder toe met dezelfde vraag. Mama reageert anders en vertelt over Opa en Oma, de grootouders en de betovergrootouders, de Joodse geschiedenis,  de aartsvaders en de eerste mens, Adam, door G-d geschapen. Onze bar mitswah jongen begrijpt er niets meer van! Papa had het over een hele andere afkomst! Oh, geen probleem reageert zijn moeder. Papa stamt af van de apen en mijn kant van de familie stamt af van Avraham, Yitschak en Yakov.

Hoe dan ook, we proberen alles onder controle te krijgen, te begrijpen en te verklaren, maar soms ook  veel. We denken met onze nieuw verkregen wijsheid ook een stap naar morele waarden en een gezonde maatschappij te kunnen maken. De wetenschap is geweldig! De industriële revolutie, de techniek en de digitale wereld hebben ons gebracht naar een vernieuwde, razendsnelle wereld met tal van mogelijkheden. 

Of het nu een nieuwe ontdekking op de maan betreft of een digitale hersenoperatie: de vooruitgang is verbijsterend. Toch blijkt enige voorzichtigheid geboden.

Overbodig

Met al deze nieuwe wijsheid hebben de mensen geconcludeerd dat ze zélf ook maatschappelijke en morele regels kunnen bepalen. G-dsdienst en religieuze regels lijken passé. Wij kunnen met onze logica niet alleen natuurlijke feiten ontdekken maar wij kunnen ook heel goed begrijpen dat stelen en moord niet hand in hand gaan met een gezonde samenleving. Vroeger hadden we G-d nodig om ons te genezen, om wonderbaarlijke feiten te verklaren en om regels te bepalen. Nu is Hij door de wetenschap vervangen. Een overbodige G-d!

Niets nieuws onder de zon, zou onze koning Salomon zeggen. De slang hield er ook al soortgelijke ideeën op na. Hij overtuigde Chava (Eva) om van de boom te eten zodat ‘Jullie zullen zijn net als G-d die goed en kwaad kent’, Bereeshiet 3-6. Als Chava van de verboden vrucht at, zou ze een soort slimheid verkrijgen waardoor ze op G-d zou lijken en onder andere ethische regels zelf zou kunnen gaan bepalen. Kun je het geloven? Het lijkt alsof  G-d wel enige concurrentie heeft!

Wat zich tijdens de verlichting afspeelde is dat men opperde dat gebod 6, niet moorden, heel goed zou functioneren zonder gebod 1, het geloven in   G-d. Ons gezond verstand vertelt ons dat we geen moord moeten plegen (gebod 6) en daar hebben we G-d dus helemaal niet meer voor nodig (gebod 1).

Helemaal mis

Misschien zou dit gedachtegoed nog steeds hebben kunnen standhouden, ware het niet dat het helemaal mis ging. In hét land waar wetenschap en cultuur bloeiden en groeiden vonden de grootste gruwelijkheden plaats…

Inderdaad: de grootste componisten en orkesten, de meest geavanceerde universiteiten waren in Duitsland geconcentreerd. Na het vergassen van 12.000 mensen per dag genoten de SS’ers ‘s avonds van een prachtig concert van Bach of Mozart. In de avonduren na ‘het werk’ aaiden zij hun trouwe honden en genoten ze samen met hun echtgenoten van voortreffelijke wijnen.

Wat is er mis met moord als je niet in G-d gelooft? Helemaal niets. Op het moment dat het wel of niet vermoorden een menselijke keuze is, is het aan iedereen om te oordelen naar eigen verstand. Vindt iemand het rechtvaardig en juist om één persoon of zes miljoen mensen te vermoorden om welke reden dan ook, waarom niet? Dit is dan puur een kwestie van persoonlijke mening, smaak en mode.

Niemand kan objectief bepalen of een gedrag ethisch is of niet. 

Een mens vermoorden is onacceptabel, daar zijn velen het over eens. Maar hoe zit het dan met een heel oud vrouwtje, dat vreselijk lijdt aan een ongeneeslijke ziekte? Of met een Chinees? Een Jood? Een Indiaan? Een gestoord persoon? Een beetje gestoord persoon? Heel erg gestoord? Of een ongewilde baby? Een ongeboren baby? Of een ongezond kindje? Na vier maanden zwangerschap mag het niet, maar mag het daarvoor wel? Waar ligt de grens? Wie bepaalt die grens? Gebod 1 (geloof) is nodig om gebod 6 (geen moord) te kunnen uitvoeren.

Als de mens over leven en dood beslist, eindigen wij in Auschwitz.

Nu het omgekeerde, het religieuze kwaad. Wel gebod 1, het geloven in G-d, in ere houden, maar gebod 6 negeren. Dat wil zeggen, je gelooft in G-d en je bent super religieus. Zo fanatiek ben jij dat je anderen gaat vermoorden (6) omdat zij niet met jouw geloofsovertuiging meedoen.

Zolang je in G-d gelooft mag je links en rechts vermoorden, zeggen deze extremisten. Zijn alle middelen en manieren toegestaan om in de naam van een religie, ongelovigen of andersgelovigen uit te schakelen? Door de eeuwen heen werden en worden vandaag de dag hele volkeren uitgeroeid omdat ze een andere G-dsdienst aanhangen. Geen wonder dat velen zo’n soort G-dsdienst verafschuwen. Omdat gebod 1 (geloof) dan in z’n eentje rechts staat, zonder zijn linker maatje nummer 6 (moord). 

De tien geboden zijn geen multiple choice, het is geen keuzepakket!

G-dsdienst en moord passen niet bij elkaar. Als je G-d eert, eer je ook Zijn schepselen. Het leven van elk schepsel dient in stand te worden gehouden en gerespecteerd te worden. Als het voor G-d belangrijk genoeg is om iemand of iets te creëren, wie zijn wij dan om het te verachten, laat staan te vermoorden? Moord gaat regelrecht in tegen de schepping. Wie G-ds schepsel kapot maakt heeft geen respect voor G-d zelf. Als ik een mooi kunstwerk maak en jij verscheurt het, dan respecteer je noch mijn kunst noch mij.

Revolutionaire code

In het jaar 2448 na de schepping heeft het Joodse volk een tiencijferige code op de berg Sinai gekregen. Daarmee heeft het Joodse volk een beschaving verkregen gebaseerd op rechtvaardigheid, vrede, respect en liefde. Afgodsdienst, kinderoffers en wreedheid waren in die tijd de norm. Via het Joodse volk kreeg de mensheid een revolutionaire code aangeboden. Een code die je zowel verticaal als horizontaal dient te gebruiken. Wanneer je deze beschaving wilt creëren en handhaven, moet je wel alle toetsen indrukken, anders werkt de code niet en bereik jij je doel niet.

Wanneer de tien geboden in shoel gelezen worden, gaat iedereen staan, net zoals iedereen bij de berg Sinai dat heeft gedaan. Het is alsof wij het opnieuw ervaren. We nemen de tien geboden en daarmee de hele Torah opnieuw op ons. Niet alleen wat er uitdrukkelijk staat, maar ook wat de Torah op subtiele wijze en in verschillende richtingen laat doorschemeren.

Shabbat Shalom!

Bracha Heintz
+31628478657

www.chabadutrecht.nl


Gebaseerd op een les van Rav YY Jacobson.
Tekst: Bracha Heintz | Opmaak: Rianne Meijer, Devorah van der Heiden & Sonja Tamam

 
 
 

 
 
 
 

 

 

Bo | Vrijheid, wat doe je ermee?

Bo | Vrijheid, wat doe je ermee?

In Parashat Bo wordt een belangrijke fase in de Joodse geschiedenis beschreven: het overstappen van ballingschap naar bevrijding. Door de details van deze overgang te bestuderen, leren wij hoe wij, ook tegenwoordig, werkelijk vrij kunnen zijn. 

Download hier het artikel in printversie (PDF) 

In onze Parasha komen de laatste drie plagen, waar de Egyptenaren mee getroffen werden, aan de orde. Ook worden het einde van de ballingschap en het begin van de uittocht uit Egypte gedetailleerd besproken. Deze hele geschiedenis heeft eenmalig plaatsgevonden. Toch gebiedt G-d het Joodse volk om deze uittocht regelmatig te herdenken. Dit is één van de 248 geboden. 

De uittocht uit Egypte vond plaats in het jaar 2448, bijna drie en een half millennia geleden. En nóg houdt het ons bezig: jaarlijks is dit het hoofdthema van het Pesachfeest en zelfs dagelijks in ons gebed wordt het meerdere malen genoemd.  

Wat is er toch met de uittocht uit Egypte, dat het ons tot op de dag van vandaag zo intens en diep raakt? Wat hebben wij te maken met een antieke beschaving, een Egyptische slavernij en wonderlijke plagen? Spreekt dit ons nog wel aan in een wereld van sportclubs, Tik Tok, drones, razendsnelle jets en nog snellere smartphones?

Vergelijking Shabbat 

De Rambam, Rabbi Moshe ben Maimon (1135-1204), Torah geleerde en arts van het hoogste kaliber, noemt en beschrijft alle 248 geboden en 365 verboden die G-d ons via de Torah geboden heeft. Wanneer hij in hoofdstuk 7 van zijn magnus opum de wetten van Pesach behandelt en het daarbij behorende gebod nummer 157 omschrijft, doet hij dat met de volgende bewoording: “Het vertellen van de wonderen die verricht werden voor onze voorouders in Egypte op de avond van 15 Nissan, zoals er staat (Shemot 13-3), herinner de dag dat jullie uit Egypte trokken, net zoals er staat (Shemot 20-7), herinner de Shabbat-dag.” 

Er komen in die tekst nog allerlei belangrijke details aan bod, maar wat opvalt is dat de Rambam de herinnering aan de uittocht uit Egypte vergelijkt met het gebod om Shabbat te herdenken. Waarom deze vergelijking? Wat voegt het toe? Wat is het verband tussen de uittocht uit Egypte en Shabbat? Kunnen we hierdoor de uittocht uit Egypte beter begrijpen of herdenken? En zo ja, hoe? 

De Rogatchover Gaon, Rav Yosef Rosen uit Dvinsk (1858 -1936) verdiept zich hierin en legt de achterliggende gedachte van deze vergelijking uit: kennelijk probeert de Rambam de aard van de uittocht uit Egypte uit te leggen. Kennelijk zit er iets in het beleven van de Shabbat dat ons helpt om de uittocht uit Egypte beter te begrijpen en te integreren.

Het geheim ligt hem in het feit dat zowel de uittocht als de Shabbat beiden een negatief en een positief aspect hebben. 

Sommige activiteiten zijn op Shabbat verboden, dat is het negatieve aspect. Andere handelingen voert men op Shabbat juist wel uit, dit is het positieve aspect, oftewel het gebod van het vieren van deze bijzondere dag. Volgens de Rogatchover wil de Rambam ons leren dat net zoals de Shabbat zowel een negatief als een positief aspect heeft, zo ook is dit van toepassing op de uittocht uit Egypte. 

We beginnen met het toelichten van het achterliggende idee van de Shabbat. 

Shabbat: rust én schepping 

Shabbat vier je op twee manieren: 

  1. Het negatieve aspect: er zijn bepaalde activiteiten die je op Shabbat níet uitvoert. Je beschermt de Shabbat door niet te werken, niet te koken, niets op straat mee te nemen, je mobieltje niet te gebruiken enzovoort. Pa en Ma rennen niet halverwege de maaltijd weg voor één of andere vergadering en de kinderen hebben geen wedstrijd waar ze aan mee doen of waar ze naar willen kijken. Alle digitale apparatuur is veilig opgeborgen. De beltoon staat uit en de tijd staat stil. Dit is de passieve kant van Shabbat. Je voert geen handelingen uit die verboden zijn. Maar dan ben je er nog niet. 
  2. Het positieve aspect: Shabbat heeft ook een actieve kant. Je steekt kaarsen aan, maakt kidoesh en eet Challah en andere Shabbat-gerechten. Je besteedt de dag met familie en vrienden, je zit samen aan tafel. Je maakt tijd voor gezelligheid, zingen, lernen en discussie. Je zorgt ervoor dat er gelegenheid is voor rust en meditatie. Tijd om je te verbinden met je dierbaren, jezelf, je ziel en je G-d. Een oase in de week. Eén dag waar je ervoor kiest om reflectie en introspectie voor jezelf mogelijk te maken en actief te genereren. 

Alleen het negatieve aspect is niet voldoende. Als je op Shabbat stopt met verboden handelingen te verrichten is dat nog niet voldoende om de intellectuele en emotionele dieptes van de Shabbat te kunnen ervaren en voelen. Er hangt ook nog een actief deel aan. Zou je de hele Shabbat niets overtreden en bijvoorbeeld de hele dag rusten en slapen, dan nog heb je de Shabbat niet gevierd. Anderzijds, wanneer je actief bezig bent met de Shabbat door ook bepaalde positieve handelingen te verrichten, dan heb je het positieve deel toegevoegd en is je viering compleet. Lukt het je om op deze bijzondere dag op een ander niveau met jezelf en je medemens bezig te zijn dan ervaar je pas echt waar Shabbat voor bedoeld is: innerlijke ontspanning die je bereikt door díe omstandigheden te creëren, die ervoor zorgen dat je lichaam en ziel naadloos in elkaar overlopen. 

Shabbat is niet alleen een dag van fysieke rust, het is ook een dag van spirituele schepping. Het ene kan niet los staan van het andere. 

Op vrijdagavond zingen we ‘שמור וזכור בדיבור אחד, ‘Bewaak en Gedenk in één uitspraak’. 
‘Bewaak’ betekent dat je geen verboden handelingen verricht, het negatieve element. ‘Gedenk’ is dat je acties uitvoert om de Shabbat speciaal te maken, het positieve element. Deze twee woorden werden door G-d als één woord gezegd. Toen G-d de tien geboden gaf heeft Hij op een wonderbaarlijke manier שמור  bewaak de Shabbaten זכור  gedenk de Shabbattegelijkertijd gezegd. Hij had eerst שמור  kunnen zeggen en vervolgens זכור.  Maar nee, het moest simultaan gebeuren. Beide zijn niet van elkaar los te koppelen. 

Besteed je de zevende dag van de week door alleen niet te werken, dan is de Shabbat aan jou voorbijgegaan. Anderzijds, wanneer je de Shabbat viert door bijvoorbeeld kidoesh te maken en je tegelijkertijd de Shabbat overtreedt, dan mis je de innerlijke rust die deze fantastische dag je had kunnen bieden. De positieve en negatieve componenten van Shabbat zijn niet van elkaar los te koppelen. Ze zijn één! 

Uittocht: vrijheid én invulling 

Laten we nu de uittocht uit Egypte analyseren: 

  1. De slavernij stopte en natuurlijk waren de Joden vrij. Inderdaad, zij waren geen slaven meer. Dit was geweldig! Dit is de passieve kant van de zaak. Want, wat nu? Je bent vrij en wat doe je er dan mee?
  2.  Nu je eenmaal vrij bent, is het wel zaak om die vrijheid te benutten, om er invulling aan te geven en ook te gaan ontdekken wie je zelf bent, anders weet je niet wie vrij is.

Wie ben je? En wat wil je? Wat kun je en wat heb je te bieden aan jezelf en aan anderen? Nu dat je vrij bent, ga je jezelf ontplooien en jouw unieke capaciteiten gebruiken. Of ga je de buurman nadoen?

Het leven is één groot examen waarbij velen de antwoorden van hun buren kopiëren, niet wetende dat iedereen een andere vragenlijst heeft. 

Hoe vertaal je vrijheid? In het Hebreeuws kun je het חופש (chofesh) noemen, het moderne woord voorvrijheid en vakantie‘. Het is gerelateerd aan חפש, zoeken. Je bent wel vrij, maar je bent nog op zoek naar een invulling van die vrijheid. 

Of gebruik je het woord חרות (geeroet) dat ook vrijheid betekent, en tegelijkertijd ook als gegraveerd vertaald kan worden (zie Spreuken der Vaderen 6-2)

De tien geboden waren in de stenen gegraveerd. Wanneer je met inkt op papier of perkament schrijft, dan is het geschreven woord niet totaal verenigd met de stof waar het op geschreven staat. Je zou de letters en de inkt immers van het papier kunnen verwijderen. Bovendien vervaagt de inkt sowieso na verloop van tijd. Daarentegen is het gegraveerde woord helemaal verenigd mét  en onafscheidelijk ván de stof, waar het in gegraveerd is. 

Dit staat symbool voor het feit dat de Torah en de materie helemaal in elkaar overlopen en met elkaar verenigd zijn. Ze spreken elkaar zeker niet tegen. Integendeel, de Torah weet zich juist te verbinden met het fysieke. Men zou kunnen denken dat het materiële de spirituele ontwikkeling begrenst en tegenhoudt. Niets is minder waar. Als de Torah uitsluitend op een spirituele manier uitgedrukt zou kunnen worden, dan had G-d deze hemelse leer beter aan de engelen kunnen gevenen niet aan de mensen hier op aarde. Maar de Torah is híer aanwezig, in déze wereld, juist om ons de gelegenheid te geven, het spirituele en het materiële met elkaar te verbinden. Iets dat alleenhier benedenplaats kan vinden. 

Materie inzetten 

Maar hoe doen wij dat? Neem bijvoorbeeld geld, een voorbeeld van materie bij uitstek. Wat doe je ermee? Waar gebruik je het voor? Om je begeertes te bevredigen of om je noodzakelijke spulletjes aan te schaffen? Om het te verspillen of om een deel ervan te gebruiken om een ander te helpen? 

Wanneer in jouw leven de Torah zich kan verenigen met de materiële wereld om jou heen, dan is de materie geen belemmering, maar juist een middel om uitdrukking te geven aan je spiritualiteit. Het lichamelijke heeft dan geen grip op je maar andersom: jij bent diegene die de materie beheerst en het benut op een speciale manier. Je bent niet van de materie afhankelijk en je bent er niet aan verslaafd. Integendeel, jij weet de fysieke wereld om jou heen te gebruiken, te sturen en te kanaliseren om jouw talenten en jouw gaven te ontplooien. 

De materie helpt jou om jezelf te zijn, om vrij te zijn. Dit is waarom Hashem ervoor gekozen heeft om de tien geboden in te graveren. De letters zijn hierdoor onafscheidelijk en compleet verenigd met de steen en de materie.

Heeft de materie jou in zijn greep? Word je erdoor belemmerd? Ben je eraan verslaafd? Gebruik je het om je behoeftes te bevredigen? Of is het juist omgekeerd en ben jij diegene die de materie benut en stuurt om gezond te leven, de geboden uit te voeren en je medemens te helpen? Ben jij diegene die de materie gebruikt of laat jij je door de materie gebruiken/misbruiken? Wie is de baas? 

Vrijheid is geen eindstation. Zo zien we dat in de Torah de uittocht steeds gekoppeld wordt aan het dienen van G-d door middel van het ontvangen van de tien geboden, gegraveerd in de stenen tafelen. 

Inhoud geven 

Kijk maar: wanneer G-d Moshe toespreekt bij de brandende struik zegt Hij: 
Als je het volk uit Egypte zult halen zullen zij G-d dienen op deze berg (Sinaï).’
Shemot 3-12 

Als G-d Moshe gebiedt om naar Farao te gaan om de zevende plaag aan te kondigen, moet Moshe tegen Farao zeggen: 
Stuur Mijn volk en ze zullen Mij dienen.’ 

Shemot 9-13 

In deze citaten zien we dat de vrijheid gekoppeld is aan een vervolg, iets wat op de berg Sinaï ging gebeuren, namelijk het ontvangen van de Torah, de tien geboden die in steen gegraveerd zijn. 

Zonder deze koppeling heeft de uittocht geen zin. 

Vandaar dat Shawoe’ot, het feest van de ontvangst van de Torah, geen vaste datum in de kalender heeft. Alle andere feestdagen hebben dat wel omdat ze een eigen onafhankelijk bestaansrecht hebben. Zij worden op een bepaalde datum in de maand gevierd. Maar het ontvangen van de tien geboden, dat wij met Shawoe’ot vieren, is nauw verbonden met de uittocht uit Egypte. Daarom wordt het 49 dagen daarna gevierd. Die 50ste dag valt niet altijd op dezelfde datum. Dit kan variëren afhankelijk van de datum waarop de nieuwe maan gezien wordt. 

Pesach, de uittocht uit Egypte, en Shawoe’ot, het ontvangen van de Torah, zijnfeesten die onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn omdat het doel van de uittocht het ontvangen van de Torah is. Het doel van de vrijheid uit de slavernij is, door middel van de Torah, vrij te zijn van de grip die de materiële wereld op je kan hebben. 

Je zou het kunnen vergelijken met een gevangene die op straat komt, die niet gerehabiliteerd is en zichzelf niet kan helpen om een nieuw bestaan op te bouwen. Zolang hij geen invulling aan zijn vrijheid weet te geven is hij nog steeds een gevangene. Deze keer zijn het niet de muren van de inrichting die hem tegenhouden, maar zijn eigen innerlijke beperkingen. 

Nu is het duidelijk waarom de Rambam Shabbat en de uittocht uit Egypte met elkaar vergelijkt. Door je op Shabbat te weerhouden van specifieke handelingen, schep je een sfeer en een kader die je alsnog dient in te vullen. 

Zo ook dien je aan je verkregen vrijheid een waardevolle inhoud te geven! 

Wat doen wij met onze vrijheid? Hebben wij misschien de slavernij van Egypte omgeruild voor een slavernij aan gewoontes en lege egoïstische tijdsbestedingen? 

Wij kunnen veel meer. Door ons uit de Egyptische slavernij te halen heeft G-d een gevoel van vrijheid en onafhankelijkheid in ons geprogrammeerd. We zijn sindsdien uitgerust met een drang naar vrijheid en onafhankelijkheid waar wij ons millennia lang aan vast hebben kunnen houden. Hoe? Door die vrijheid, zelfs tijdens gevangenissen, brandstapels en vernietigingskampen, in te vullen met wie wij werkelijk zijn, waar we vandaan komen en vooral waar we heen willen gaan.  Ook al zit ons lichaam vast, onze geest blijft altijd vrij. Niets en niemand kan onze ziel gevangen nemen.

Het Joodse volk heeft bij de uittocht uit Egypte vrijheid ervaren en er invulling aan mogen geven. Dat vrijheidsgevoel is van generatie op generatie overgebracht en verder naar alle volkeren verspreid. Vandaag wordt een groot deel van de mensheid geïnspireerd om keihard voor z’n vrijheid te knokken. Koningen, graven en andere “belangrijke mensen” die de vrijheid van anderen beperken worden niet meer getolereerd. Denk aan de vrijheidsstrijders in de koloniën en de slaven in de VS die zongen: ‘Go down Moses, way down to Egypt land. Tell old Pharaoh, let my people go’ . De bevrijding uit Egypte heeft de mens doordrongen van een vrijheidsgevoel waar hij voor zal blijven vechten: het recht om niet alleen vrij te zijn maar om daar ook een waardevolle invulling aan te geven.

Ik ben geen slaaf meer, maar wie en wat ben ik dan wel?    

Bracha Heintz   
06-28478657
chabadutrecht.nl

Gebaseerd op een les van Rav YY Jacobson
Met dank aan Rianne Meijer, Sonja Tamam en Devorah van der Heiden voor de opmaak.

Waëra | Joodse identiteit: een vonkje dat nooit dooft

Waëra | Joodse identiteit: een vonkje dat nooit dooft

Jouw Joodse identiteit negeren? Dit vonkje zal nooit doven. Jodendom is namelijk niet iets wat je doet of waar je in gelooft; het is iets wat je bent. De meest hardnekkige ongelovigen in Egypte ontdekten het ook: de Joodse identiteit laat zich niet uitschakelen.

Dowload hier een printversie van het artikel (PDF)

Het was Shabbatochtend en Rav Adin Steinsaltz (1937-2020) liep in de oude stad van Yerushalayim naar sjoel en ontmoette een Israëlische, seculiere professor, die een hekel aan het Jodendom had. Nadat ze elkaar gegroet hadden, ging het gesprek ongeveer als volgt:

De Professor: ‘Ik heb echt medelijden met je!’

De Rav: ‘Hoezo?’

De Professor: ‘Nou, ik ga ter ere van Shabbat, eieren met spek eten! Trouwens, weet je dat het best moeilijk is om een plekje in Yerushalayim te vinden waar je dat kunt eten? Maar ik weet precies waar het wel kan!’

De Rav: ‘Interessant ontbijt! En hoe zit het met de lunch?

De Professor: ‘Oh heel simpel, voor de lunch ga ik met mijn hele gezin kreeft en garnalen eten. Daarna gaan we met z’n allen naar het strand, we nemen zoveel mogelijk spullen mee. We gaan ook nog naar de bioscoop en dan gezellig ergens wat drinken.’

De Rav: ‘Ik ben jaloers.’

De Professor: ‘Natuurlijk ben je jaloers; jij bent religieus en daardoor een slaaf omdat je verplicht bent om je aan tal van voorschriften te houden en ik ben seculier en vrij om te doen en te laten wat ik wil.’

De Rav: ‘Nee mijn beste vriend. Dat is niet de reden dat ik jaloers ben. Kijk, voor mij is Shabbat een routine dag. Het is weliswaar een speciale dag, maar eerlijk gezegd toch elke week een beetje hetzelfde. Ik ga naar sjoel, daarna maak ik kidoesh, vervolgens eet ik een maaltijd, lern ik wat enzovoort. Maar jij, jij stopt zoveel energie in de Shabbat. Jouw hele dag is helemaal op de Shabbat gericht. Je blijft niet gewoon thuis om de krant te lezen of om je lekker te ontspannen. Nee, omdat het Shabbat is, ga jij juist allerlei dingen doen die op Shabbat verboden zijn. Je bent heel geconcentreerd bezig. De Shabbat is een dag die jou diep raakt, een dag waar jij heel consciëntieus mee omgaat. Elke actie heb jij doelbewust gekozen en jouw focus is helemaal op deze bijzondere dag gericht. Wauw, daar ben ik nu jaloers op. Jij viert ook Shabbat. Jij op een negatieve manier en ik op een positieve manier.’

Tot zover het gesprek op een Shabbatochtend in Yerushalayim.

Identiteit is blijvend

Een dergelijk fenomeen nemen wij ook waar bij Elisha ben Awoeja. Elisha ben Awoeja was een grote geleerde uit de eerste en tweede eeuw, die na de verwoesting van de tweede tempel leefde. Awoeja werd ook wel Achèr (= anders) genoemd. Hij werd zo genoemd omdat hij op een gegeven moment in zijn leven ervoor koos om de Joodse tradities te laten vallen, om anders te gaan leven. Zo wordt er verteld hoe hij op Yom Kipoer op z’n paard ging rijden, precies op de plek waar voorheen de heilige Tempel was geweest.

Als het Jodendom in zijn ogen er totaal niet toedeed, waarom ging hij dan juist op de heiligste dag van het jaar, op de heiligste plek rijden? Het betekende toch allemaal niets voor hem? Waren er geen andere wandelpaden voor paarden te vinden? Als hij zo van paardrijden hield, waarom per se op Yom Kipoer en waarom per se op de meest heilige locatie op aarde? Waarom niet een rondje in de Negev of in de Golan? En waarom niet op een gewone dinsdag of woensdag?

Ook Elisha ben Awoeja was verbonden met het Jodendom. Weliswaar op zijn eigen manier, een andere – achér – manier, maar nog steeds sterk verbonden. Want ziet u, het Jodendom is niet iets wat wij doen of waar we in geloven. Het is iets wat wij zijn, het is onze essentie en dat blijft zo. Er is een onderscheid tussen hetgeen iemand doet en hetgeen iemand is. Je doen en laten kun je veranderen, maar je identiteit is blijvend.

Joods vonkje

Vele mijlpalen die wij in het leven hebben mogen bereiken en waar we misschien trots op zijn, geven ons steun, houvast en plezier. Echter deze zaken zijn niet altijd van blijvende aard. Soms raken ze kwijt of worden ze van ons weggenomen. Ze kunnen komen en gaan. Wat altijd blijft en wat niemand van je af kan nemen is je kern, je essentie, je ware ik, je eigen Joodse vonkje, je neshama, je Joodse ziel.

Dit is ook de reden dat er in de meeste synagogen een altijd brandend licht is. Dit lichtje staat symbool voor het feit dat het G-ddelijke licht eeuwig aanwezig is en dat het Joodse vonkje in jezelf, de diamant in je hart, dag en nacht blijft branden.

Natuurlijk is het wenselijk om deze schat regelmatig op te poetsen en schoon te maken. Een ruwe diamant ziet eruit als een gewone steen. Ook onze ziel is soms onherkenbaar, zo bedekt is zij met viezigheid, fout gedrag en overtredingen. Elke ziel heeft een regelmatige poetsbeurt nodig om te gaan glimmen. Dat kan met behulp van Torah en mitswot. Geef elke ochtend voordat je het huis verlaat een muntje in het tsedaka busje en je hebt je eerste schoonmaakbeurt al gehad. Ga bewust om met hetgeen je gedurende de dag in je mond stopt (kosher voedsel?) en wat er weer uit gaat (lieve woorden of kwaadsprekerij?). Zo veel goede daden liggen er voor het oprapen. Pak ze op, niet alleen omwille van je medemens of van G-d, maar gewoon voor jezelf, omdat het bij je past, omdat het klopt. Omdat jij uiteindelijk diegene bent die zich daar het prettigst bij voelt.

Om te overleven heeft een mens voor zijn lichaam eten, drinken en kleding nodig. Zo niet, dan wordt hij ziek of valt hij flauw. Zo ook heeft de ziel voedsel nodig, namelijk het leren van de Torah. De ziel heeft ook kleding nodig en dat wordt vertegenwoordigd door het uitvoeren van goede daden. Zo valt zijn ziel niet flauw. Anders kan een mens zo maar in een soort spirituele coma terecht komen. In deze slapende toestand is hij ongevoelig voor z’n medemens en voor hemelse zaken. Maar af en toe wordt hij door omstandigheden wakker geschud. Hij raakt door iets of iemand geïnspireerd. Of hij is op een bepaalde plek op aarde, zoals de Klaagmuur in Yerushalayim, en de emoties overrompelen hem. Of het is oorlog en zijn mede-Jood wordt aangevallen, verminkt en vermoord. Op dat moment barst zijn Joodse kern naar buiten. Hij is ineens boos omdat zijn geloofsgenoot, die duizenden kilometers verderop woont en die hij nog nooit ontmoet heeft, in gevaar is en daar voelt hij zich zo sterk mee verbonden; het is alsof hij zelf geraakt is. Hij wist niet eens dat hij zich zo ontzettend Joods voelde. Zijn Joodse vonkje lag maar al te goed weggestopt, maar aanwezig was het wel. Soms duurt het generaties voordat het verstopspelletje afgelopen is.

Maar wat gaat er nu gebeuren? Zakt hij weer weg in zijn dagelijkse routine of weet hij het gevoel vast te houden en gaat hij ermee aan de slag? Het is aan hem om die inspiratie te integreren en te vertalen naar een nieuwe, andere manier van leven. Stapje voor stapje, beetje bij beetje. De opgedane inspiratie is een injectie die hij kan gebruiken. Hij is nu in de gelegenheid om wakker te blijven, door zijn enthousiasme in daden om te zetten voordat hij weer in coma raakt. Hij kan ervoor kiezen om zijn sterke Joodse gevoel om te zetten in Joodse daden. Hij is boos omdat zijn mede-Jood aangevallen wordt, maar achter die boosheid schuilt liefde voor iemand die hij helemaal niet kent en die als enig kenmerk heeft dat er Joods bloed door zijn aderen stroomt.

Die diamant in jezelf kan na verloop van tijd toch weer met stof en aarde bedekt worden, met rommel en viezigheid, met ongewenste handelingen en verkeerde activiteiten. Toch blijft deze waardevolle edelsteen in jouw hart voortbestaan. De ziel wacht dan geduldig af om uitgegraven en geslepen te worden zodat haar licht weer kan schijnen. Hopelijk is daar geen vijand, pogrom of antisemitisme voor nodig.

‘Ook al ga je er negatief mee om, je blijft ermee verbonden.’

Hoe je ook omgaat met je neshama, je Joodse ziel, je hebt altijd met deze diamant en vonk te maken. Ook al ga je er negatief mee om, je blijft ermee verbonden. Dit is je essentie. Hier kun je niet omheen. Vroeg of laat komt je eigen ziel bij je aankloppen voor aandacht. Doe dan niet alsof het niet bestaat, val dan niet in je eigen kuil. Neem jezelf niet in de maling. Kom los van je illusies.

Verbeeld jij je dat jij je Joodse hart kunt negeren? In wezen ben je er, hoe dan ook, ontzettend mee bezig.

Niet te verslaan

Dit was de bedoeling van de plagen, waarvan er deze week zeven ter sprake komen. ‘Kom uit Egypte, uit Mitsrayim!’. Het woord Mitsrayim, Egypte, betekent ook begrenzingen. Elke plaag was een leermoment, een begeleiding van G-d, om zowel de Joden als de Egyptenaren te helpen om buiten hun mentale begrenzingen en illusies te treden en om hun valse denkpatronen te doorbreken. Ze moesten begrijpen dat hoe mooi natuur en logica ook kunnen zijn, er altijd een macht is die daar boven staat en die dit allemaal controleert.

Wie is de baas van de wereld? Is het Farao die van zichzelf zei dat hij god was en dat hij de Nijl had geschapen? Of was het de Nijl zelf, die het hele land irrigeerde? In Egypte regent het nooit en de enige aanwezige waterbron is deze rivier. Maar wie heeft de Nijl gemaakt en wie is de baas over dit stromende water? Wie was bij machte om ervoor te zorgen dat deze rivier een zegen of een vloek voor het land zou zijn, een bron van welvaart of de oorzaak van ellende, tsunami’s, plagen, en overstromingen?

  • De ene na de andere plaag sloeg toe. Eerst veranderde het water van de Nijl in bloed. Vervolgens kwam uit deze machtige rivier een enorme kikker die zich vervolgens vermenigvuldigde. In de eerste twee plagen wordt ‘het almachtige water’ van de Nijl getroffen. Deze grote rivier was de bron van de hele Egyptische economie en tevens de afgod die elke Egyptenaar aanbad. De Nijl werd door de plagen volledig van zijn voetstuk gestoten.
  • De plagen hadden duidelijk gemaakt wie de echte baas was. Wie was almachtig? De Nijl? De economie? Farao? Of is het G-d Almachtig die de hemel, de aarde en de rivieren heeft geschapen?
  • Wie is mijn baas?
  • Wat is bepalend in mijn leven? Mijn salaris, de koopjes, de machthebbers in mijn land of laat ik de morele waarden, zoals die in de Torah beschreven zijn, de doorslaggevende raadgevers in mijn leven zijn?

Egyptische tovenaars probeerden Moshe en zijn plagen na te doen, maar vanaf de derde plaag lukte het niet meer. De illusionisten waren verslagen. Plaag na plaag ontdekten de meest hardnekkige ongelovigen dat G-d de baas was. Op het moment dat Farao dacht alles te kunnen beheersen sloegen de plagen toe. Men bleek toch minder controle te hebben dan aanvankelijk gedacht. Alle spelletjes waren voorbij. Een plaag of ziekte laat al gauw zien wie de Allermachtigste is.

Net zomin als dat je G-d zou kunnen weghalen, verslaan of doen verdwijnen, zo ook is het onmogelijk om dat Joodse vonkje in jezelf te doven. Jouw ziel is namelijk een stukje van G-d dat je bij je draagt. Blijf dus wakker en houd jezelf bij de les, want het vonkje blijft branden en jou bezighouden. Hopelijk op een positieve manier!

Bracha Heintz
chabadutrecht.nl

Met dank aan Rianne, Sonja en Devorah voor de opmaak.
Afbeelding bovenaan: Ner Tamid, symbool voor G-ds constante aanwezigheid.