Categorie: Inspiratie

Kie Tiesa | Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt

Kie Tiesa | Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt

Geld hebben wij in bruikleen. G-d geeft het ons om te besteden: voor jezelf en voor anderen. Ontvangen en doorgeven. Je zult zien dat je jezelf hiermee een enorme gunst verleent, zowel in deze als in de toekomstige wereld. Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt.

Download hier een printversie van dit artikel (PDF) – deze website werkt op Android-toestellen het beste in Opera of Microsoft Edge of Firefox

In de Tabernakel werden allerlei offers gebracht. Deze bijzondere tent was dé plek midden in de woestijn, waar G-d aan het Joodse volk de mogelijkheid had gegeven om na de zonde van het gouden kalf  verzoening te bewerkstelligen. Offers toen en nu zijn dé manier om de relatie tussen G-d en de mens weer goed te maken.

Offers toen en nu

Er waren individuele offers, bedoeld voor mensen die zelf een fout hadden begaan. Zij konden hier vergiffenis voor verkrijgen door het brengen van een offer. Dit offer kon zowel naar de Tabernakel in de woestijn, als – later in de geschiedenis – naar de Tempel in Yerushalayim, gebracht worden.

Daarnaast bestonden er ook collectieve offers. Zo werd er o.a. elke ochtend en elke middag een schaap op het altaar gebracht. Het ochtendschaap was om de fouten van het hele Joodse volk die in de nacht waren begaan te vergeven. Het middagschaap was voor de overtredingen overdag.

Sinds de verwoesting van de tempel, bijna 2000 jaar geleden, worden er geen offers meer gebracht. Er is namelijk een verbod om offers buiten de Tempel te brengen. Ter compensatie hebben onze geleerden het ochtend- en middaggebed ingesteld zodat deze overeen zouden komen met het gemiste ochtend- en middagoffer. Vandaar dat het ochtend- en middaggebed verplicht zijn, terwijl het avondgebed, dat geen enkel offer vervangt, facultatief is. Dit is ook de reden dat wij op Shabbat en op feestdagen een extra gebed uitspreken, het zogenaamde moesaf-gebed, (moesaf  betekent toegevoegd) omdat er vroeger in de Tempel, op deze bijzondere dagen een extra offer gebracht werd.

Halve shekel

De kosten van de collectieve offers moesten gezamenlijk gedragen worden. De parasha van deze week begint hiermee: een jaarlijkse donatie door iedereen boven de 20 jaar. Dit was een vast bedrag. Niets meer en niets minder dan een halve shekel per persoon, zie Kie Tiesa 30, 11-16. Tegelijkertijd was dit de manier om een volkstelling te doen.

Mensen tellen ‘hoort’ namelijk niet. Koning Shaul bijvoorbeeld, wilde weten hoeveel soldaten er waren en hij gaf de soldaten het bevel om ieder een bokje te brengen. Hij telde de bokjes en niet de soldaten, zie Shmuel I, 15:4.

Toen koning David het Joodse volk wél gewoon ging tellen, brak er daarna een plaag uit waarbij 70.000 zielen het leven verloren, zie Shmuel II, 24:15.

Moshe telde de uitgedeelde munten om erachter te komen hoeveel Joden er waren. Iedereen had een halve munt gegeven.

Waarom een halve munt? Om te laten zien dat wij in ons eentje nooit volmaakt kunnen zijn. We hebben altijd een tweede helft nodig, een ander persoon om het beeld compleet te maken, om de krachten bij elkaar te bundelen, om een geheel te vormen en vooral om bescheiden te blijven.

Tellen zonder cijfers

Kennelijk is het tellen van Joden geen gunstige zaak, zoals de Talmoed ons in Baba Metsia 42a leert: Er kan geen zegen rusten op iets dat gewogen, gemeten of geteld wordt. Het tellen onderscheidt namelijk de ene persoon van de andere en om G-ds zegen te ontvangen zijn geen individuen en verschillen van belang, maar eenheid en saamhorigheid.

Als wij in de synagoge willen weten of er wel 10 mensen aanwezig zijn om bepaalde gebeden te kunnen uitspreken, dan pakken we Psalm 28 erbij. Vers 9 heeft namelijk precies tien worden. Kijk maar:

הוֹשִׁ֤יעָה אֶת־עַמֶּ֗ךָ וּבָרֵ֥ךְ אֶת־נַחֲלָתֶ֑ךָ וּֽרְעֵ֥ם וְ֝נַשְּׂאֵ֗ם עַד־הָעוֹלָֽם׃

Red jouw volk en zegen jouw erfdeel, hoed hen en verhef hen voor altijd.

We zeggen dit vers hardop en bij elk woord wijzen we één persoon aan. Als het vers volledig opgezegd is, weten we of er minstens tien man aanwezig zijn of niet, zónder de mensen met cijfers te tellen. 

Geld geven

Onze Parasha begint met de volgende woorden, (Kie Tiesa 30: 12):

כִּ֣י תִשָּׂ֞א אֶת־רֹ֥אשׁ בְּנֵֽי־יִשְׂרָאֵ֘ל לִפְקֻדֵיהֶם֒ וְנָ֨תְנ֜וּ אִ֣ישׁ כֹּ֧פֶר נַפְשׁ֛וֹ לַה’ בִּפְקֹ֣ד אֹתָ֑ם וְלֹא־יִהְיֶ֥ה בָהֶ֛ם נֶ֖גֶף בִּפְקֹ֥ד אֹתָֽם׃

Wanneer jij het hoofd van de kinderen van Israel zult verheffen (tellen) volgens hun getallen, en ieder mens zal geven een vergiffenis (de halve shekel voor de offers) voor zijn ziel voor G-d, wanneer jij ze telt en er zal bij hun geen plaag zijn (zoals er bij koning David gebeurde) wanneer jij ze telt.

Vervolgens vertelt de Torah ons hoeveel iedereen moest geven, namelijk een halve shekel. Het geld werd gebruikt voor de aanschaf van de dagelijkse collectieve offers, vandaar dat de donatie een vergiffenis genoemd wordt.

Wat opvalt is dat de Torah het woord verheffen gebruikt in plaats van het woord tellen. Kennelijk wordt een mens verheven door het geven van geld. De Torah geeft hier een boodschap door: wie geld weggeeft, bereikt een subliem niveau. Wanneer je uitsluitend voor jezelf leeft en niets met een ander deelt, dan blijf je in alle opzichten in deze lage, materiële wereld. Gebruik je het geld en de materie hier op aarde voor een ander, dan breng je jezelf naar een andere dimensie toe.

Montefiore molen

Sir Moses Montefiore was een Joodse Britse filantroop die in de 19de eeuw leefde. Hij was rijk, zeer rijk en gaf enorme bedragen weg aan Joodse doelen. Hij heeft o.a. de molen in Yerushalayim laten bouwen om de toenmalige zeer arme bevolking te voorzien van een bron van inkomsten. Deze molen is recentelijk gerenoveerd door een bewoner uit Utrecht.

De Molen in Yerushalayim, gedoneerd door M. Montefiore foto: Ike Harel

Er werd eens gevraagd aan Sir Moses Montefiore wat hij waard was, waarop hij een bepaald bedrag aangaf. De toehoorder begreep al gauw dat het genoemde bedrag veel minder was dan dat hij werkelijk bezat. De heer Montefiore reageerde als volgt: “Je vroeg mij niet hoeveel geld ik heb, maar wat ik waard ben. Welnu, ik ben waard en ik bezit hetgeen ik gegeven heb. Dit kan namelijk nooit van mij gestolen worden. Met het geld dat ik op de bank heb staan ligt het anders; vandaag staat het er, maar of het er morgen nog ligt, weet ik niet.”

Met andere woorden, wij als individu zijn een minuscuul en onbelangrijk deel van de schepping… totdat wij iets geven. Dan veranderen de verhoudingen. Op het moment dat wij geven, stijgt onze waarde oneindig veel. Ineens maken wij een verschil; we geven de schepping een andere draai. We veranderen de status quo. We verheffen onszelf van een schepsel, dat zoals een dier uitsluitend egoïstisch leeft, naar het niveau van een mens die in staat is zijn natuurlijke hebzucht te beteugelen.

In werkelijkheid bezitten wij uitsluitend hetgeen wij weggegeven hebben.
Dit principe geldt voor individuen, maar ook collectief. Kijk maar naar het Joodse volk. Wij vormen nog geen 1% van de wereldbevolking, maar onze bijdrage aan de wetenschap, de kunst, de morele waarden en ethiek zijn immens groot. Dit is wat er duidelijk in onze Parasha staat: wanneer je geeft, verhef je jezelf.

Tsedeka zaaien

In Hoshea hfdst. 10 vers 12 staat er:

זִרְע֨וּ לָכֶ֤ם לִצְדָקָה֙ קִצְר֣וּ לְפִי־חֶ֔סֶד

Zaai voor jullie voor Tsedaka, oogst volgens liefdadigheid.

Het geven van Tsedaka, geld voor liefdadigheid, wordt vergeleken met zaaien. Net zoals je met zaaien kleine droge zaden in de aarde plant en later fantastische rijpe, sappige vruchten kunt oogsten, is het ook met het zaaien van geld. Hetgeen je terugkrijgt voor het weggeven van geld is onvergelijkbaar met hetgeen je gegeven hebt. Wat je terugkrijgt is vele malen meer en beter dan wat je gezaaid hebt.

Tsedaka-busje mét molen in Yerushalayim

Tsedaka redt ons van de dood vertellen onze geleerden. En wanneer het je ‘van de dood kan redden’, des te meer dat het je beschermt tegen minder ernstige narigheden en gevaren. Zo wordt het dagelijks geven van een klein bedrag vergeleken met het maken van een harnas, dat opgebouwd is uit verschillende kleine onderdelen. Elk geldstuk is één deel. De bescherming is optimaal. Elk muntje vormt een onderdeel van het harnas, zoals de schubben de vis tegen vijanden en scherpe objecten beschermen.

De dochter van Rabbi Akiva

Zo wordt er verteld over Rabbi Akiva, een grote geleerde die door de Romeinen doodgemarteld werd in het jaar 135. U kunt zijn graf in Tiberias bezoeken. Rabbi Akiva was door waarzeggers gewaarschuwd dat er iets vreselijks met zijn dochter zou gebeuren op de dag dat zij zou trouwen. Ons lot ligt echter niet in de handen van waarzeggers.

G-d staat boven alles – en ook al zou er iets slechts voor een mens bestemd zijn, dan kan hij, door zijn goede gedrag en lieve daden het van het ene uiterste naar het andere veranderen. Kijk maar naar Ninweh. Deze stad zou verwoest worden, maar dankzij de profeet Yonah, die de bewoners waarschuwde over de door G-d geplande verwoesting, zijn de bewoners tot inkeer gekomen. Hun stad werd niet verwoest!

Ook rabbi Akiva heeft de waarzeggers genegeerd en zijn dochter toch laten huwen. De avond na de bruiloft deed zij haar sluier af. Ze stak de haarspeld waarmee haar sluier in haar haar vast had gezeten in de muur. Toen zij de volgende ochtend haar speld uit de muur haalde vond ze tussen de stenen een dode slang. Zonder het te beseffen, had ze met haar speld de slang in de muur doodgestoken.

Bij het aanschouwen van de dode slang schrok zij vreselijk en rende naar haar vader om het voorval te vertellen. Rabbi Akiva zag direct de link met de voorspelling van de waarzegger. Inderdaad, het leven van zijn dochter was in groot gevaar geweest. Ze was gered, dat was duidelijk. Maar wat was haar verdienste om deze verlossing van een zekere dood te mogen beleven?

Rabbi Akiva begreep al lang dat zijn dochter iets bijzonders had verricht om dit te kunnen verdienen. Hij vroeg het aan zijn dochter, die diep moest nadenken over wat er allemaal op de dag van haar bruiloft gebeurd was. In eerste instantie kon zij niets bedenken, maar ineens herinnerde zij zich dat een zeer arme man bij het diner was komen aanzetten. Hij vroeg om eten bij het personeel, maar deze mensen waren veel te druk om hem überhaupt te zien of te helpen. En dus nam de dochter van Rabbi Akiva het heft in eigen handen. Zij, de bruid, liep in haar prachtige gewaad naar de keuken, haalde een bord vol met eten en overhandigde het aan onze armoedzaaier. Dat was het, concludeerde Rabbi Akiva: “Tsedaka redt van de dood. Omdat je voor deze arme man gezorgd hebt, heb je je eigen leven gered.”

Een arme man helpen op een bruiloft lijkt op een klein detail vergeleken met de belangrijkste dag van je leven. Toch blijkt een kleinigheid hier op aarde letterlijk van levensbelang te zijn geweest.

Dit geldt voor alles wat wij hier op aarde doen. Een minuscuul virus in China is in staat om grenzen over de hele wereld te doen sluiten en een wereldwijde economische crisis te veroorzaken. Wanneer de schaduw van een boom één millimeter opschuift, weten wij dat de zon een enorme afstand in zijn baan afgelegd heeft.

Zo ook met alle kleine dingetjes waar wij op één dag mee bezig kunnen zijn. Het effect in de spirituele werelden is onpeilbaar.

Voordeel van geven

Zo komen we bij nog een voordeel van het weggeven van geld. Het is één van de weinige mitswot waar je al in deze wereld voor beloond wordt. In de Torah staat: Geef 10% zodat je rijk zult worden.

G-d had toch zeker Zelf het geld eerlijk kunnen verdelen? Als Hij zo graag wilde dat de armen er beter voor zouden staan, – en Hij inderdaad Almachtig is – waarom heeft Hij dan rijke en arme mensen op aarde neergezet? Waarom niet iedereen gelijkstellen door het geld eerlijk te verdelen? Het antwoord is verrijkend: G-d wilde óns de verdienste geven om een hele grote mitswa te doen.

G-d geeft jou en mij geld in bruikleen. Denk niet dat het geld van jou of van mij is. Ons vermogen is niet bedoeld om uitsluitend voor onszelf te gebruiken. Nee, we verdienen of ontvangen het geld en schuiven het daarna gedeeltelijk door en daarmee doen wij onszelf een enorme gunst zowel in deze als in de toekomstige wereld.

Eigenlijk, in plaats van dat de armen ons bedanken, is het juist aan ons om hen erkentelijk te zijn. Zij zijn het, die ons de gelegenheid geven om deze enorme verdienste en bescherming voor onszelf te bewerkstelligen. Of het nu gaat om behoeftige mensen of organisaties die goed werk doen, wij weten de gelegenheden te waarderen die G-d op ons pad brengt om te doneren en daardoor verdiensten voor onszelf op te stapelen. Zoals ook te lezen is in Dewariem (14:22):

עַשֵּׂ֣ר תְּעַשֵּׂ֔ר אֵ֖ת כָּל־תְּבוּאַ֣ת זַרְעֶ֑ךָ הַיֹּצֵ֥א הַשָּׂדֶ֖ה שָׁנָ֥ה שָׁנָֽה׃

Je zult een tiende heffen, je zult een tiende heffen van alle oogst van jouw zaaien dat elk jaar uit het veld komt.

Doorgeefluik

Waarom staat er twee keer Je zult een tiende heffen?

Tien in het Hebreeuws is עשר en rijk is ook עשר. Het ene woord schrijf je met de letter sien, dan staat het puntje van de letter links. Het andere woord schrijf je met een shien. Dat is in wezen dezelfde letter, alleen staat het puntje nu aan de rechterkant.

Echter, in de Torah staan er geen puntjes! Enerzijds  zou je kunnen zeggen dat een tiende geven er twee keer staat. Herhaling wordt weleens gebruikt om iets te benadrukken. Anderzijds  kun je het als volgt lezen: geef een tiende opdat je rijk zult worden, in materiële en spirituele zin, want Tsedaka geven is één van de weinige mitswot waar je al in deze wereld voor beloond wordt. Zo uitgelegd staat er niets twee keer. De eerste עשר betekent een tiende en de tweede עשר betekent rijk worden.

Stel je voor dat je bij een verjaardagsfeestje bent en dat er aan jou een schaal vol lekkernijen gepresenteerd wordt. Is dan alles voor jou of is het de bedoeling dat je een deel voor jezelf neemt en vervolgens de schaal doorgeeft aan je buurman?

Zo ook geeft G-d ons in deze wereld schalen vol met lekkernijen, geld, en andere geschenken. Zou het de bedoeling zijn om alles voor onszelf te bewaren? Is het werkelijk van ons? Of zullen we als doorgeefluik functioneren en alleen bewaren wat wij nodig hebben? Daarom is het woord voor geld weggeven in het Hebreeuws niet liefdadigheid, maar Tsedaka dat rechtvaardigheid betekent. Met het geven van je geld doe je eigenlijk niets speciaals. Het is alleen maar juist en rechtvaardig. Je hebt het geld te leen om het verder door te geven. Het is nooit van jou geweest.

Met dit inzicht zul je geen moeite hebben om het weg te geven. Want wie heeft nou bezwaar tegen het retourneren van bezittingen aan de oorspronkelijke eigenaar en er nog een verdienste aan over houden ook?

Belangrijkste gebod

Als klap op de vuurpijl moet er nog even benoemd worden dat Tsedaka in de geschriften vaak als dé mitswah genoemd wordt. Het belangrijkste gebod dat een mens hier op aarde kan vervullen. Onze geleerden vertellen ons in de talmoed (Soeka 49b) dat het geven van geld evenveel waard is als alle offers.

  • Tsedaka is niet alleen heel belangrijk, het is allesomvattend. Want ziet U, geachte lezer, wanneer U een willekeurige goede daad verricht, dan gebruikt u daar meestal één bepaald deel van Uw lichaam voor. U luistert naar de sjofar en naar de Megilah met Uw oren, U leert Torah met Uw hersens en gebruikt Uw mond om lieve woorden uit te spreken.

Maar wanneer U geld weggeeft, dan geeft U alles van Uzelf weg. Dat bedrag is misschien een deel van uw salaris dat U verdiend heeft door er heel veel verschillende krachten in te stoppen. Uw hele lichaam is er mee gemoeid geweest. Denk alleen maar aan alle energie die U erin stopt om Uw werkplek te bereiken plus nog alle inspanningen en concentratie om het werk uit te kunnen voeren. Dit alles verheft U bij het doneren van een deel van Uw salaris.

Neem je 10 à 20 % (volgens de Joodse wet het verplichte deel) en geef je dat weg, dan verhef je niet alleen het weggegeven percentage, maar ook het deel dat je voor jezelf bewaart, aangezien de 10% verbonden en afhankelijk is van de resterende 90%. En zo heb je alles naar een hoger niveau gebracht, de 10% én de 90%. Alle handelingen die je verricht om je werk te doen en je salaris binnen te krijgen hebben nu een andere betekenis gekregen. Ze hebben een eeuwige vonk in jou en in het geld geïnjecteerd.

Wat als het geld niet door jou verdiend is? Je hebt het ontvangen, geërfd of op welke manier dan ook verkregen. Dan nog verhef je het gegeven én het resterende deel door er een percentage van weg te geven. Je had dat geld namelijk kunnen gebruiken om ermee in je levensonderhoud te kunnen voorzien. Je had er voedsel mee kunnen kopen, een onderkomen of andere genoegens mee kunnen aanschaffen. Dit alles zet je opzij en je geeft het weg. Door het geven van Tsedaka geef je letterlijk een deel van je leven weg. Zo zien wij dat zelfs iemand die van Tsedaka leeft alsnog 10% van zijn ‘inkomen’ weg hoort te geven aan een ander, ook al is het maar één cent! Waarom zou de arme man de mogelijkheid ontnomen worden om beschermd te zijn en rijk te worden?

En ik durf te zeggen: ga ervoor! Regel die maandelijkse afschrijvingen en zorg dat, zodra er geld binnenkomt, je er minstens 10% gelijk van opzij zet. Vul je huis en je zaak met Tsedakabusjes. Begin je dag door elke ochtend een munt door dat gleufje te gooien. Creëer daarbij elke dag weer opnieuw een deel van je harnas dat je gedurende de hele dag zal beschermen. Zorg dat dit doosje zo vol raakt dat je de muntjes niet eens meer hoort rinkelen. Wees dankbaar dat je de gelegenheid hebt om dé mitswah te doen. Gegarandeerd dat je het weggegeven geld nooit en te nimmer zult missen, integendeel!

En besef dat hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt. Durf je?

Bracha Heintz

Gebaseerd op Tanya.

Doneren? Dat kan!

Elke bijdrage (liefst maandelijks), hoe klein of groot waarderen wij enorm! Hiermee kunnen we het werk van Chabad Utrecht voortzetten. Op dit moment zijn we bezig met maatschappelijk werk, individuele hulp, artikelen schrijven, videoclips maken, lesgeven en vele activiteiten te organiseren.

Door uw hulp kunnen wij weer anderen helpen!

1. Een overmaking kan op bankrekeningnummer NL50ABNA0596801084 ten name van “Stichting vrienden van de Joodse gemeenschap Utrecht”. Of kijk hier voor doneren via iDeal & Paypal.

2. Thuis sparen? Vraag dit gratis tsedaka-busje aan via de mail of bel Bracha: 06 28 47 86 57

 

Mishpatiem | Slim genoeg om niet alles te begrijpen

Mishpatiem | Slim genoeg om niet alles te begrijpen

Het intellect is het hoogste bezit van de mens, maar dit wil niet zeggen dat dit het hoogste is wat er bestaat. In de parasha van deze week, Mishpatiem, staan we stil bij regels die wij van G-d gekregen hebben en die wij kunnen begrijpen. Toch voeren wij  deze mitswot niet uit omdat wij er de logica van vatten, maar enkel omdat ze door G-d aan ons gegeven zijn.

Download hier de printversie van dit artikel (PDF)

Vorige week, in de Parasha van Yitro, hebben wij gelezen en geleerd hoe de tien geboden aan het Joodse volk op de berg Sinaï werden gegeven. Na zo’n grote spirituele ervaring, waarin G-d Zich direct geopenbaard heeft, kijken we vol verwachting uit naar de volgende spirituele etappe. Wat blijkt? Deze week staat de Parasha vol met civiele regels. Allerlei wetten hoe je met dienaren omgaat, hoe je je ouders respecteert en wat de vergoedingen zijn in geval van letsel. Diefstal en moord worden ook tot in detail besproken.

Er schuilt een les in de volgorde waarin onderwerpen in de Torah behandeld worden. Aangezien de civiele wetten meteen ter sprake komen na het verhaal van de openbaring op de berg Sinaï, concluderen wij dat er een nauw verband tussen beiden bestaat. Rashi, een grote geleerde uit de elfde eeuw, verklaart het verband en legt uit: niet alleen de tien geboden zijn bij de berg Sinaï ontvangen, maar de hele Torah en zelfs de civiele wetten zijn door G-d uitgedacht en daar aan het Joodse volk geleerd.

Want, wanneer wij de meest basale regels uitsluitend uitvoeren vanuit ons eigen verstand en begrip – dan zou het wel eens heel erg mis kunnen gaan. De uitdaging is om juist in de meest gewone wetten de G-ddelijke dimensie te ontdekken.

Drie soorten geboden en verboden

De geboden en verboden kunnen in drie hoofdcategorieën verdeeld worden: 

  1. Mishpatiem: regels die we zelf hadden kunnen verzinnen én kunnen begrijpen. Denk aan niet stelen, niet moorden enzovoort. Dit zijn de civiele regels van elke gezonde maatschappij. Deze wetten worden mieshpatiem genoemd. Ze worden in onze parasha behandeld en daarom heet de parasha ook Mieshpatiem.
  2. Eedoet: regels die we kunnen begrijpen, maar niét zelf hadden kunnen verzinnen zoals Shabbat houden, feestdagen vieren enzovoort. Deze wetten worden eedoet genoemd.
  3. Choekiem: regels waar wij niets van begrijpen. Zoals kosher eten, het ritueel met de rode koe en alle regels omtrent reinheid en onreinheid. Dit zijn de choekiem.

Ons verstand dicteert ons dat mishpatiem (categorie 1), de civiele regels, noodzakelijk zijn voor een goed functionerende maatschappij. Deze regels vinden we over het algemeen niet zo moeilijk om uit te voeren. We zijn gemotiveerd om de samenleving en beschaving draaiende en gezond te houden. De paar regels en beperkingen die daarbij horen nemen wij op de koop toe; we zullen ons beheersen. Politieagenten, rechters en gevangenissen helpen om iedereen op het goede pad te houden.

De tweede categorie, eedoet, is ook nog wel te bevatten. Iedereen met een gezond verstand begrijpt dat één-dag-per-week-rust nodig is om gezond te blijven en een betere bijdrage aan gezin en maatschappij te kunnen leveren. Alle psychische en emotionele voordelen van de Shabbat maken het overduidelijk en begrijpelijk dat het een positieve bijdrage levert aan ons leven.

Maar dan de choekiem! De wetten waar we met ons verstand niet bij kunnen. Hoe kun je uitleggen dat je geen varkensvlees of paardenvlees mag eten? Welke logica schuilt daarachter? Hoe kun je vatten dat iemand door het aanraken van een lijk onrein wordt en vervolgens door zich in water onder te dompelen zijn reinheid weer verkrijgt? Het antwoord is simpel: geen enkele logica! De choekiem zijn regels die niet verklaarbaar zijn. Het zijn wetten waar geen reden voor is. Kun je je voorstellen dat je een gebod uitvoert  en niemand snapt waarom? Zelfs de hoogst geleerde Rabbijn kan het jou niet uitleggen. Waarom zou je het dan uitvoeren?

Moeite met geloven

Om dit te kunnen begrijpen is het noodzakelijk om het volgende te beseffen: G-d heeft niet alleen maar schepselen en de natuur geschapen, G-d heeft álles geschapen wat er bestaat. Dus ook emoties, dimensies, begrippen, karaktereigenschappen enzovoort. Logica en het vermogen om te begrijpen zijn ook schepselen. G-d had dus een hele wereld kunnen maken waarin begrijpen geen rol speelt. Dit kunnen wij ons niet voorstellen, maar G-ds vermogen om werelden te scheppen gaat sowieso ver uit boven onze verbeelding.

Wanneer je het zo beschouwt, dan is het helemaal niet raar dat sommige zaken in het leven alsnog onbegrijpelijk zijn. G-d kan besluiten om allerlei schepselen te creëren, waarbij Hij kiest of deze binnen het begrijpen vallen of daarbuiten. Een schepsel staat nooit boven zijn Schepper!

Het intellect is het hoogste goed wat de mens bezit, maar dit wil niet zeggen dat dit dan ook het hoogste goed is wat er bestaat.

Sommige mensen hebben moeite om in G-d te geloven. ‘Ik geloof niet in G-d, want ik begrijp niet waarom G-d ons vraagt om bepaalde handelingen te verrichten.’ Of: ‘Ik geloof niet in G-d omdat er zulke vreselijke dingen in de wereld gebeuren.’ Mensen willen G-d begrijpen. Mensen willen de Almachtige G-d ‘naar beneden halen’ en inpakken in een intellectueel jasje. Hoe slim zullen wij Hem maken? Welk IQ-niveau is geschikt voor Hem?

Wat een belachelijk idee om G-d zo te doen krimpen dat Hij in onze hersens zou passen!  

G-d hoeft Zijn handelingen niet onder de grens van (ons) begrijpen te stellen. Wij kunnen de Torah heel goed aanvaarden, zelfs al gaat dit ons petje te boven. Vandaar dat de heren onder ons een keppeltje dragen: om te laten zien – en zichzelf ervan bewust te maken – dat het verstand slechts tot een bepaalde grens kan komen.

Sowieso gebruiken wij dagelijks allerlei voorwerpen waarvan we niet weten hoe ze in elkaar zitten of hoe hun werking precies is. Of moet je je in elk apparaat verdiepen voordat je het gaat gebruiken?

Ga jij medicijnen studeren voordat je je door een arts laat behandelen?
Word je ingenieur voordat je de brug over de rivier oversteekt?
Inspecteer je de motoren van het vliegtuig waar je mee op reis gaat? 

Dag en nacht vertrouwen wij op anderen die gespecialiseerd zijn in hun vak. Wij zetten ons leven op het spel door de piloot en chirurg te vertrouwen!

We meten met twee maten, want als het om G-d gaat, willen we ineens alles kunnen begrijpen en verklaren voordat wij Hem vertrouwen of voordat we Zijn geboden willen uitvoeren. Alsof Hij niet gespecialiseerd zou zijn in Zijn vak! Wie beter dan G-d weet hoe wij in elkaar zitten en wat goed voor ons is? G-d is onze Schepper. Hij heeft ons gemaakt, gevormd en gecreëerd. Hij is bij uitstek Diegene die weet welke handelingen ons ten goede komen, welk voedsel gunstig is voor ons lichaam, voor onze ziel en voor ons emotionele, psychische en spirituele welzijn.

Slim genoeg

Natuurlijk is het heel moeilijk om iets uit te voeren wanneer je ouders – en zelfs de Rabbijn – het je niet kunnen uitleggen. Waarom zou je iets doen als je het niet begrijpt? Het antwoord is misschien onverwacht maar tegelijk heel duidelijk: juist omdát je slim bent, voer je G-ds onbegrijpelijke geboden uit!

Slim genoeg om te begrijpen dat je niet alles begrijpt.

Dit wetende is het wellicht makkelijker om de choekiem, de onbegrijpelijke wetten, met de juiste intentie uit te voeren. Bij de choekiem heb je namelijk geen keuze; je kunt ze alleen maar uitvoeren omdat je gelooft dat ze goed zijn, goed voor jezelf en je medemens en goed voor jouw relatie met Diegene die het jou geboden geeft.

De ultieme uitdaging ligt juist bij de civiele wetten. Lukt het jou om die ook te doen, niet omdat je ze begrijpt, maar vanuit het besef dat G-d ze jou geschonken heeft? Uiteindelijk is deze motivatie de juiste en de enige.

Want wat gebeurt er op het moment dat je de civiele wetten gaat uitvoeren omdat je ze logisch en noodzakelijk vindt? Dan kun je ook beslissen om ze niet uit te voeren wanneer je ze niet meer nuttig zou vinden. 

Stel, je beslist op een dag dat het eren van je ouders niet nodig of niet gewenst is, of het zijn je ouders zelf die aangeven dat ze niet geëerd hoeven te worden. Wat dan? Of je bent heel arm en je vindt dat je best iets mag pakken van iemand die rijk is en die het toch niet gaat missen. Je kunt het gestolen goed – of de waarde ervan – toch in betere tijden retourneren? Of je vindt dat iemand moet sterven omdat hij toch al stokoud is of vreselijk gehandicapt is of… vul maar in.

Wanneer de civiele wetten overgelaten worden aan de logica van de mens, dan is de maatschappij goed op weg om langzaam maar zeker naar een immorele en onethische beschaving te muteren. Een situatie waarin stelen, moord en allerlei andere gruwelijkheden ongemerkt de normen zouden kunnen worden.

Richtingen

Daarom is het zó belangrijk dat we zeer voorzichtig omgaan met onze hersens, onze logica en onze beredeneringen. Ons intellect is fantastisch. We hebben er zoveel mee bereikt; er zijn zoveel uitvindingen gedaan, waardoor we nu, in de 21ste eeuw, beland zijn in een wereld waar mensen gezonder zijn, langer leven en allerlei machines en apparaten benutten die het leven makkelijker en aangenamer maken.

Maar let op, net zo goed als je je intellectuele capaciteiten kunt gebruiken voor het goede, kun je ze ook gebruiken voor het kwade. Want hoe plan je de diefstal van een bank? Volgens mij kun je daar niet al te dom voor zijn. Hoe plan je een giftige gasaanval of een cyberaanval? Daar is behoorlijk wat brein, kennis en vaardigheid voor nodig.

Let dus op met het verheerlijken van het intellect; het kan allerlei kanten op gaan, het kan zelfs levensgevaarlijk zijn. G-d staat boven ons brein en denkvermogen. Ethiek en morele waarden hebben niets te maken met IQ. Wij zijn G-d dankbaar dat Hij ons leven met behulp van Zijn wetten en regels bestuurt.

Vertrouwen

De westerse beschaving is gebaseerd op de tien geboden en op alle regels die daaruit zijn voortgevloeid. Volgens de Torah staat niemand boven de wet, rijk of arm, koning of slaaf, houthakker of waterputter, premier, burgemeester, professor of winkelbediende. De moderne beschavingen hebben deze regel uit de civiele wetten van onze Parasha overgenomen, terwijl het er eeuwenlang heel anders aan toe ging. Koningen werden als halfgoden beschouwd en deden waar ze zin in hadden. In de VS, nog niet zo lang geleden, werden slaven als bezittingen gezien en niet als mensen. Het slaan van een slaaf werd niet als iets fouts gerekend. De slavenbezitters gingen trouw naar de kerk waar hun uitgelegd werd dat het gebruiken van de zweepslag op de blote rug  van hun slaven en het afhakken van hun ledematen volkomen rechtvaardig waren. Om maar niet te spreken hoe Joden door de eeuwen heen mishandeld werden. En dit is precies waar intellectuele redeneringen onder andere toe kunnen leiden.

Zowel de begrijpelijke wetten als de onlogische regels, de handelingen die wij kunnen vatten en de gebruiken die wij niet kunnen interpreteren, zij worden allemaal uitgevoerd vanuit morele waarden die alleen onze Schepper kan bepalen. Daarom worden de civiele wetten in de Torah direct na de openbaring bij de berg Sinaï gepresenteerd.

Het maakt ons er attent op dat de meest gewone regels afkomstig, gemaakt en bedacht zijn op een niveau dat ver boven ons denkvermogen ligt. Net zo goed als deze regels niet het product van ons intellect zijn, zo kunnen wij ons intellect niet gebruiken om deze regels te beoordelen, aan te passen, te verbeteren of af te schaffen.

De meest basale wetten zijn van hetzelfde niveau als het onbegrijpelijke en het wonderlijke dat zich bij de berg Sinaï afspeelde.

Wij zijn slim genoeg om te beseffen dat ons brein zeer gelimiteerd is. Wij vertrouwen erop dat zelfs de civiele wetten, buiten de logische verklaring, nog andere en diepere lagen hebben. Lagen die wij misschien nooit en te nimmer zullen ontdekken omdat onze hersens begrensd zijn.
En dát begrijpen we nog net wél! 

Bracha Heintz


Gebaseerd op lessen van de Lubavitcher Rebbe.
Tekst: Bracha Heintz | Opmaak en headerfoto: Rianne Meijer, Sonja Tamam en Devorah van der Heiden

 

Chanukah, day 8

Chanukah, day 8

Chanukah is almost over and yet, its lessons are eternal. As a matter of fact, that the oil burnt for 8️⃣ days is for sure a miracle, but that the Jewish people is still there to celebrate it, after almost 2200 years is an even bigger miracle!

Today is the 8th day of Chanukah. Last night we lit 8 lights in our menorah, which looked so beautiful so majestical ✨

Every evening after lighting, we sing about the fact that we only look 👀 at the lights, but we make no use of them.

That is why we have the shamash which is being used to light the other lights.

And so we find that each holiday is related to a particular sense.

Poerim is related to the sense of hearing 👂 as we listen to the Purim story and the raashan.

Pesach is related to our sense of taste as we eat the crunchy matsa.

Chanukah is related to our sense of seeing 👀. We love to look at the lights as they inspire us and warm our heart and soul.

It is the Maccabim who optimized their sense of seeing. They chose what they wanted to see and they chose what they refused to see.

They refused ❌ to look at the gigantic Syrian army. They refused ❌to consider how small their army was and they didn’t look ❌at the impossible task in front of them.

Instead they chose to look 👁️ at the light, at the hand of G-d, at His protection and His help to succeed.

The lights of the menorah inspire us to see correctly and to chose what we will look at.

When an obstacle pops up, will we see a mountain of impossible scenarios 🫤 or will we search for a wonderful light that we ourselves will ignite and that G-d will bless 8 times over?

It is this unfathomable light, this G-dly aspect, that goes way beyond logic that disturbed the Greeks so much and made them want to destroy ⚔️ it or anyone who held onto it. Therefore they especially forbade those commandments that had no logic to them.

You see, Hellenist culture was about the body, about gymnasiums, about beauty, intellect, order and control and not about some pure olive oil 🏺that rises way above everything, above water, above logic and above our understanding!

It is that light that burnt miraculously for 8 days and continues to burn for almost 2200 years.

The light may not always be visible 😌. We are quite often the ones who need to break through the darkness, the impossibilities and the hopelessness and search for the light and turn it on.

But if you put this light next to darkness 🌑💥, light always wins because darkness has no substance whatsoever. Darkness is only the absence of light.

Therefore darkness, obstacles and impossibilities don’t really exist. One little push 🫵, one little match or one menorah can eliminate tons of darkness.

As we take the Menorah lights with us all year long we are inspired to see, search and focus on possibilities, on positivity and on the belief that we can make the impossible a reality, which is exactly what the Jewish nation is all about!

Chanukah sameach 💥

Bracha Heintz
Chabad Utrecht

Even voorstellen

Samen al meer dan 30 jaar in Utrecht aan het werk: rabbijn & rebbeztin Heintz! Lees meer..

Vrienden Joods Utrecht

🕯️🕯️ Shabaton Utrecht🍷🥖

Chanoeka 2020 terugkijken

🎥 Masterclass Joods Monument

Op deze bijzondere locatie in Utrecht vertelt Bracha Heintz over de Joodse geschiedenis van Utrecht en blies Rabbijn Heintz op de sjofar. Bekijk ook de bijdragen van Wim Rietkerk en kunstenaar Amiran Djanashvili. Meer foto’s hier.