Categorie: Inspiratie

Nitsawiem | Het gaat lukken

Nitsawiem | Het gaat lukken

Misschien denk je dat het heel moeilijk is om je aan de Torah wetten te houden. Maar is dat wel zo? Wat precies wordt er van jou verwacht? Alles? Volmaaktheid?

Download hier de PDF van dit artikel

Niet moeilijk

‘De geboden zijn niet moeilijk, ze zijn niet ver. Ze zijn niet in de hemel of aan de andere kant van de zee. Ze zijn heel dichtbij jou om ze uit te voeren met jouw mond, met jouw hart en met jouw daden.’
Dewariem hoofdstuk 30 (11-14)

“Oh werkelijk? Nou, voor mij niet. Ik vind het best ingewikkeld, lastig, duur en omslachtig om de geboden uit te voeren.”

Hoe dan ook, ieder gezond mens zoekt voldoening en geluk in zijn leven. Het grootste geluk is: weten dat je goed bezig bent, weten dat wat je doet een wezenlijk verschil maakt.

Rosh Hashana

De vooravond van Rosh Hashana is een speciaal moment om hierover na te denken. Rosh Hashana is het begin van het Joodse jaar. Het is zo’n belangrijke dag dat het vaak ook HAYOM – de dag of vandaag – genoemd wordt. De Parasha die vlak voor Rosh Hashana gelezen wordt begint met de volgende woorden: “Jullie staan vandaag allemaal stevig vóór G-d…”.

Jazeker, Rosh Hashana is een belangrijke en serieuze dag. Een dag waarop G-d de wereld berecht. Een dag waarop wij over het afgelopen jaar nadenken en bedenken hoe het komende jaar eruit zal gaan zien. G-d geeft ons in de Parasha meteen versterking en bekrachtiging. Vandaag, (op Rosh Hashana) staan jullie sterk. Hoe kan dit? Met alles wat wij fout hebben gedaan, komt de Torah ons vertellen dat wij sterk staan?

Met Rosh Hashana vieren wij de schepping van de mens. Deze schepping is geen simpele actie geweest. Het is niet zo dat G-d ergens boven is en Hij eventjes een fysieke wereld heeft geschapen met aan de ene kant van de schepping G-d en aan de andere kant ‘deze wereld’. Er bestaat namelijk een heel spectrum van werelden daartussen. Omdat het verschil tussen G-d en deze wereld zo ontzettend interdimensionaal groot is, heeft G-d alle tussen-werelden moeten scheppen om de transitie mogelijk te maken tussen het Allerhoogste en deze materiële wereld.

G-d heeft eerst een wereld geschapen die heel dicht bij Hem is, die Atsiloet heet. Vervolgens heeft Hij andere werelden gemaakt. Deze werelden zijn allemaal van spirituele aard, op onze wereld na, die met materie gevuld is.

Ander perspectief

Ook binnen het spirituele bestaan er verschillende gradaties. In elke wereld schijnt het G-ddelijke licht net ietsje minder dan in de wereld ervoor. Totdat je in ‘onze wereld’ terecht komt. Hier schijnt het licht niet minder, hier is het helemaal donker, totale duisternis.

Met een andere wereld wordt bedoeld dat je naar dezelfde realiteit kunt kijken maar vanuit een ander perspectief.

De spirituele werelden zijn niet fysiek ‘boven’ of ‘ergens anders’ of ‘in een andere tijd’. Het is niet zo dat je met een ruimteschip naar een andere wereld zou kunnen reizen. Dit zou ook niet kunnen met een tijdmachine. Wat zijn die andere spirituele werelden dan wel? Met een andere wereld wordt bedoeld dat je naar dezelfde schepselen en realiteit kunt kijken maar vanuit een ander perspectief, met een andere kleur bril.

 

Stel, iemand kijkt naar de muzieknoten van een symfonie. Hij zal heel veel streepjes, puntjes en rondjes zien en wordt er wellicht duizelig van. Toon dezelfde partituur aan een musicus en hij begint te glimlachen en te neuriën. Hij ziet melodieën  en verbanden. Hij neemt iets diepers waar, iets mooiers, iets geweldigs. Zowel de leek als de muzikant kijken naar hetzelfde stukje papier, maar zien beide iets totaal anders. Zo ook kun je deze wereld bekijken, als een leek die alleenmaar over zijn zintuigen beschikt om zaken te kunnen waarnemen of als een expert die begrijpt dat achter elk schepsel een wereld van andere onwaarneembare dimensies zit. 

Alles in deze wereld heeft een waarneembaar aspect en een verborgen deel. De muzieknoten op papier zijn het zichtbare deel. Wat er achter ligt,  namelijk de melodie en de symfonie, vormen dat onzichtbare deel, dat voor een leek onbekend is en voor een musicus geopenbaard.

En zo is het met alles in deze wereld. Het gaat er niet alleen maar om wat er fysiek aanwezig is, maar ook en vooral wat het vertegenwoordigt en wat erachter schuilt. 

Als je naar een appel kijkt zie je dan een appel of G-ddelijke energie die de appel doet bestaan? Zo ook is het met de spirituele werelden. Ze zijn allemaal hier aanwezig, de vraag is in hoeverre wij in staat kunnen zijn om voorbij het fysieke te kijken.

Rechtschapen mens

Je zou verder kunnen denken dat de hogere werelden ideaal zijn. Er schijnt daar immers meer licht dan hier. Je zou ook kunnen stellen dat het hoogste wat een mens zou kunnen bereiken, is om een Tsadiek te worden, een rechtschapen mens. De Tsadiek leeft op zo’n hoog niveau dat hij alles op een G-ddelijke manier beziet en ervaart. Als er iets is dat ‘niet mag’, dan heeft hij daar automatisch geen zin in omdat hij door en door beseft dat datgene dat verboden is voor hem schadelijk is.  Als er iets te eten is dat voor hem ‘te veel’ is, dan heeft hij er geen verlangen naar. Net zomin als ik ernaar verlang om een stukje glas te eten als ik honger heb.

Maar ik ben geen tsadiek, geen rechtschapen persoon. Ik ben een gewoon, gemiddeld mens die naar het materiële verlangt en het zichzelf het meest aangenaam wil maken.

Ook al doe ik heel veel moeite, zal ik nooit volmaakt zijn. Al doe ik soms nog zo mijn best, elke keer val ik weer terug. Wat wil je? Ik ben een mens van deze wereld. Wanneer ik iets leuks zie dan heb ik er zin in en dan ga ik zoeken hoe ik het tot mij kan krijgen. Natuurlijk beheers ik mij af en toe – en daar stop ik best veel energie in, maar dat duurt maar eventjes. De volgende dag ben ik weer mijzelf, een mens die naar het materiële verlangt en het zichzelf het meest aangenaam wil maken.

Wat heeft het dan nog voor zin? Het is best wel deprimerend om je hele leven te vechten om jezelf te kunnen beheersen en uiteindelijk lijkt het alsof je nog steeds niets bereikt hebt.

We willen meer licht, maar we zien G-d niet. We hebben zo onze atheïstische kanten, af en toe. En wat wil je? G-d is toch niet zichtbaar en de gebakjes en de pretparken wel!

G-d kan wel heel goed verstoppertje spelen en het lukt mij lang niet altijd om Hem te vinden. Hoe moet dat verder? Wat verwacht G-d van mij? Ik voer een eeuwige strijd.

Kijk en besef

Het lukt mij niet om de rechtschapen persoon te worden die ik zou wensen. Maar het blijkt dat G-d dit helemaal niet van mij verwacht! Dit is niet het doel van de schepping. We hoeven geen duisternis in licht te veranderen. Dat gaat ons ook zelden of nooit lukken. Laat je hierdoor niet ontmoedigen, vertellen de geleerden ons. Trek het je wel wat aan, maar niet teveel. Een beetje licht is in staat om enorm veel duisternis te verdrijven! 

Wat is dan mijn rol in het geheel? G-d heeft maar één verzoek: kijk naar deze wereld en besef dat het hier totaal donker is.

Het kan zijn dat het je amper lukt om daar iets in te veranderen, maar jouw opdracht is om je ervan bewust te zijn. Niets is erger dan dat een mens genoegen neemt met valsheid en leugens. In wezen is de hele schepping één grote leugen aangezien wij de Schepper niet kunnen zien.

Maar laat je niet in de maling nemen! Deze hele wereld is alleen een omhulsel. Dieper is er heel veel.  Ga op zoek naar de ziel in jezelf en naar de ziel die in de wereld verscholen ligt.

Dagelijks gevecht

Dit is een dagelijks gevecht van ‘geest over materie’, van ‘diepte over oppervlakkigheid’ en van ‘betekenis over onzin’. Misschien lukt het je niet om de leugens te transformeren, maar je kunt ze wel het hoofd bieden.

De hele schepping heeft de schijn dat het vanzelf bestaat. Deze schijn koppelt de schepping los van Zijn Bron. Wees je daarvan bewust, ook al lukt het je niet om daar verandering in te brengen. Je hebt misschien de slag verloren maar je hebt de oorlog wel gewonnen.

Dit is het drama van het leven: één individu, misschien wel alléén in zijn kamer waar niemand hem ziet, is toch in staat om om zich heen te kijken en te zeggen: ”Deze wereld klopt niet. Ik zie alleen maar een schil, een omhulsel, maar die ga ik niet opeten. Die gooi ik weg.”

Aan het front

Dit is de boodschap van deze week. Het lukt ons niet altijd om ons op te trekken naar niveaus die ver boven ons liggen, maar dat is ook helemaal niet de bedoeling. Af en toe lukt het wel maar daarna is er vaak weer een terugval. Net als het doornbos bij Moshe. Hij brandde wel maar verbrandde niet. Er was vuur, inspiratie en enthousiasme. Maar het had maar weinig effect. De takjes brandden niet en de doorns bleven prikken.

Zo is het leven. We hebben allemaal van die momenten dat we helemaal warm voelen en goed bezig zijn. Misschien gebeurt het wanneer je de kaarsjes van Shabbat hebt aangestoken of wanneer je moeite hebt gedaan om een ander te helpen.

Waar het om gaat is dat we de strijd aangaan en niet verwachten dat we winnen.

Hopelijk zullen er tijdens de Hoge Feestdagen zulke momenten langskomen.
Momenten van inspiratie, saamhorigheid en spiritualiteit. Maar dat gevoel houdt niet aan. Het komt als een golf op en ebt daarna weer langzaam weg. Maar je houdt altijd nog een beetje schuim en spirituele lucht over.

Is het erg dat je je enthousiasme niet constant kan aanhouden? Nee, het is jammer, maar het geeft niet. In het leven blijf je geconfronteerd met tegenslag en duisternis. Je staat tenslotte aan het front waar je dagelijks vecht tegen allerlei vijanden die jou proberen te weerhouden om goede daden te verrichten of jou de afgrond in willen duwen. Onze vijand is dat stemmetje in ons dat vreselijk te keer gaat om ons te beletten om iets goeds te doen. En datzelfde stemmetje probeert ons ook te overtuigen om wel te doen wat G-d verboden heeft. Maar dan is dat vervelende stemmetje nog steeds niet klaar. Vervolgens gaat het ons laten zien hoe slecht wij zijn en hoe verkeerd wij gehandeld hebben in de hoop ons daarmee te ontmoedigen. In deze depressieve stemming gaan we zeker geen goede daden meer verrichten; dubbele winst voor onze innerlijke vijand.

En wie is dat stemmetje dan? Het is onze yetser hara, een slechte wil in ons, die G-d daar neergezet heeft om ons uit te dagen. G-d nodigt ons uit om tegen de yetser hara te vechten. Hij geeft ons de gelegenheid om dieper in ons potentieel te graven om dit stemmetje het hoofd te bieden. En ja, aan het front worden je kleren vies, is er bloed en narigheid. Geeft niet, waar het om gaat, is dat we de strijd aangaan en niet verwachten dat we altijd winnen.

Beweging in alle werelden

G-d heeft ons in deze laagste wereld neergezet en elke keer dat wij moeite doen om een laagje duisternis te verwijderen, bewerkstelligen wij trillingen in alle werelden. Onze ziel is met een touw verbonden met de hogere werelden. Als je het touw hierbeneden in beweging brengt trilt alles daarboven mee. 

Ja, dames en heren, wij met onze kleine en grote strijd, veroorzaken trillingen en bewegingen in alle werelden. Aangezien elk mens een ziel in zich heeft, een stukje van G-d, is hij bij machte om door één kleine daad werelden van verandering teweeg te brengen.

Wat een kracht, wat een potentieel! Jij en ik hebben dit in ons! Kijk wat er in onze Parasha staat (Dewariem 30-12 t/m 14):

לֹ֥א בַשָּׁמַ֖יִם הִ֑וא לֵאמֹ֗ר מִ֣י יַעֲלֶה־לָּ֤נוּ הַשָּׁמַ֙יְמָה֙ וְיִקָּחֶ֣הָ לָּ֔נוּ וְיַשְׁמִעֵ֥נוּ אֹתָ֖הּ וְנַעֲשֶֽׂנָּה׃

Het (de Torah) is niet in de hemel dat je zou zeggen, wie gaat er voor ons tot de hemel stijgen om het voor ons te nemen en het ons te laten horen zodat we het kunnen uitvoeren?

וְלֹֽא־מֵעֵ֥בֶר לַיָּ֖ם הִ֑וא לֵאמֹ֗ר מִ֣י יַעֲבָר־לָ֜נוּ אֶל־עֵ֤בֶר הַיָּם֙ וְיִקָּחֶ֣הָ לָּ֔נוּ וְיַשְׁמִעֵ֥נוּ אֹתָ֖הּ וְנַעֲשֶֽׂנָּה׃

Noch is het aan de overkant van de zee dat je zou zeggen:  “Wie zal voor ons de zee oversteken en het voor ons nemen en het ons laten horen zodat we het kunnen uitvoeren.?”

כִּֽי־קָר֥וֹב אֵלֶ֛יךָ הַדָּבָ֖ר מְאֹ֑ד בְּפִ֥יךָ וּבִֽלְבָבְךָ֖ לַעֲשֹׂתֽוֹ׃

Want het is heel dicht bij je in je mond, en in je hart om het te doen.

Het is niet zo moeilijk. Je hoeft daar geen bergen voor te beklimmen en zeeën voor over te steken. Het is heel dicht bij je, vertelt de Torah ons, omdat het al in ons aanwezig is. Je hoeft het alleen maar te openbaren. Herontdek je eigen vlammetje in je hart, je eigen warme, zuivere ziel. Luister ernaar en breng je potentieel naar buiten toe. Het is er al en daar gaan we het komende jaar op bouwen met de wetenschap dat we helemaal niet hoeven te winnen, alleen geven wij elke keer weer een duwtje in de goede richting.

Hierbij wens ik iedereen een goed en zoet jaar, een jaar vol met geluk, gezondheid en voldoening in materiële en spirituele zin!

En voor het gemak hierbij nog even de data van de komende feestdagen voor 2023! 

Rosh Hashana 15 – 17 sept
Yom Kipoer 24 – 25 sept
Soekot 29 sept t/m 6 okt
Shemini Atseret &
Simchat Torah 6 – 8 okt

Iedere school/werkgever is in Nederland wettelijk verplicht zijn leerlingen/werknemers op feestdagen vrij te geven.

Shana towa oemetoeka!

Bracha Heintz

Gebaseerd op lessen artikel van Rav YY Jacobson.
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Speciale dank voor de opmaak en correcties door Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah v.d. Heiden.


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

Wajeeleg | Authentieke ontwikkeling

Wajeeleg | Authentieke ontwikkeling

Op de laatste dag van zijn leven schreef Moshe een Torah-rol. Deze rol werd bewaard in de Heilige Ark in de Tempel. De precieze plek waar de rol lag vertelt ons of en hoe wij de Torah kunnen aanpassen aan de moderne wereld.

Download hier de PDF van dit artikel

We naderen het einde van de vijf boeken van de Torah en daarmee ook het einde van het leven van Moshe. Het gedeelte dat we deze week uit de Torah lezen, parashat Wajeeleg, vertelt ons wat er op de laatste dag van het leven van deze grote leraar en leider gebeurde.

Zo heeft Moshe de Torah opgeschreven, woord voor woord, letter voor letter precies zoals G-d het hem gedicteerd had. Je leest dit in Dewarim 31-9. Dit was de eerste Torah-rol ooit!

De eerste Torah

De Torah-rollen die we vandaag gebruiken zijn kopieën van kopieën van deze oorspronkelijke rol. Het is bijzonder dat, ondanks de verspreiding van het Joodse volk over de hele wereld, alle Torah-rollen identiek zijn gebleven. Gedurende duizenden jaren hadden Joden uit verschillende werelddelen geen of nauwelijks contact met elkaar en toch blijkt dat elke Torah-rol uit de hele wereld op elk detail identiek is. Niet alleen dat, ook de Joodse wetten – enkele verschillen in gewoontes nagelaten – worden door Joden over de hele wereld op dezelfde manier uitgevoerd.

Terug naar Moshe die deze speciale Torah-rol, die hij zelf had geschreven, aan de priesters gaf. Zij waren samen met de Levieten verantwoordelijk voor onderwijs en kregen daarom de Torah-rol aangeboden.

De rest van het Joodse volk was hier niet blij mee. Zou uitsluitend de stam Levi een Torah-rol bezitten? De Torah was op de berg Sinai aan het hele Joodse volk geschonken en niet alleen aan één stam. Iedereen zou toegang tot de Torah moeten hebben. Iedereen had het voorrecht en de plicht om te mogen lernen.

Moshe was heel blij met deze klacht en besloot om nog twaalf Torah-rollen te schrijven, voor elke stam één. Zodoende schreef Moshe op zijn sterfdag, 7 Adar 2488, totaal dertien Torahrollen (Psikta deRav Kahana).

De Midrash (Dewariem Raba 9;9) vertelt ons dat, mocht er ooit iemand de Torah willen vervalsen of veranderen, dan was er altijd die eerste rol om tegen hem te getuigen. Mocht iemand ooit toegang hebben tot die eerste rol en die willen vervalsen, dan waren er altijd nog de andere twaalf rollen om daartegen te getuigen.

In of naast de Heilige Ark

 “En Moshe gebood de Levieten, dragers van de heilige ark, zeggende: neem deze Torah-rol (de 1e die Moshe had geschreven) en plaats hem aan de zijkant van de heilige ark van het verbond van G-d, jullie G-d en het zal daar zijn in jou als getuige.”
Dewarim 31-25,26

De heilige ark was een driedubbele doos gemaakt van goud en hout. Deze doos lag in het allerheiligste vertrek van de tabernakel en later in de Tempel in Yerushalayim.  Het Allerheiligste was een ruimte in de Tabernakel/Tempel waar bijna nooit iemand kwam. Alleen de hogepriester mocht éénmaal per jaar deze ruimte betreden en wel op Yom Kipoer.

Deze Torah-rol werd om de zeven jaar door de koning gebruikt. Aan het einde van het shemita jaar – een landbouwkundig rustjaar voor de grond – vond er een bijzondere bijeenkomst plaats: in plaats van dat alleen de heren zich naar de Tempel begaven, zoals dat drie keer per jaar ter gelegenheid van de feestdagen gebeurde, was er een totale reünie van het hele joodse volk. Mannen, vrouwen, kinderen en zelfs baby’s kwamen bijeen in de Tempel.

Daar las de koning, om de zeven jaar, uit deze speciale Torahrol voor ‘zodat zij zullen horen en zodat zij zullen leren en ze zullen G-d, jullie G-d vrezen en ze zullen uitvoeren alle woorden in deze Torah’, Dewarim  31-12.

De vraag is waar werd deze rol precies opgeslagen?
Aan de zijkant van de heilige ark’ vertelt de Torah ons.
Wat wordt daarmee bedoeld? Rabbi Meir en Rabbi Yehuda hebben hier een meningsverschil over. De Talmoed legt dit in Bawa Basra 14 uit.

Rabbi Meir was van mening dat de Torah-rol in de heilige ark aan de zijkant van de stenen tafelen geplaatst moest worden. Met andere woorden, niet tussen de stenen tafelen, maar ernaast, binnenin de doos.

Rabbi Yehuda dacht er anders over. Hij vertaalt het woord zijkant letterlijk. De Torah-rol lag volgens hem op een plank die aan de buitenkant van de doos vastzat.

Plaatsbepaling voor de Torah-rol

Drie vragen komen naar voren:

  1. Wat motiveert Rabbi Meir om te zeggen dat deze speciale Torah-rol aan de binnenkant van de heilige ark geplaatst moest worden terwijl het vers duidelijk ‘aan de zijkant’ zegt?
  2. Waarom moest deze rol zo dichtbij de ark zijn?
  3. Welke les schuilt er voor ons in de precieze plaatsbepaling van de torah-rol? Wat kunnen wij uit deze informatie leren? We zijn inmiddels in de 21ste eeuw beland. Deze instructie over de plaatsing van de Torah-rol vond meer dan 3000 jaar geleden plaats. Hoe relevant is het voor mijn leven om te weten of de Torah-rol aan de binnenkant of aan de buitenkant van de heilige ark geplaatst werd?

De Tempel is inmiddels tweemaal verwoest, éénmaal door de Babyloniërs en de tweede keer door de Romeinen. Dat laatste vond ook al bijna 2000 jaar geleden plaats. En elke keer weer, één keer per jaar, lezen wij op Shabbat uit de Torah deze parasha die ons vertelt waar deze rol geplaatst werd. Welke les schuilt hierin? Welke gedachte zit hierachter?

In de Heilige Ark lagen de stenen tafels waar de tien geboden in gegraveerd waren. Deze geboden, geschreven met 620 letters, vertegenwoordigen de hele Torah. Er zijn namelijk 613 geboden en verboden die in de Torah staan en 7 geboden die onze geleerden hebben ingesteld, samen zijn dat er 620.

Elke wet, elk idee, elke geschiedenis, elke regel en elk verhaal uit de Torah zit in geconcentreerde vorm in die tien geboden. De Torah is eigenlijk een uitleg en uitbreiding van deze tien hoofdprincipes. De stenen tafelen zijn de bron en tevens de geconcentreerde vorm van de Torah.

Utrecht of Cuijk

Het meningsverschil tussen Rabbi Meir en Rabbi Yehuda gaat eigenlijk over de band tussen de tien geboden en de uitleg ervan in de Torah. Moet de Torah bij de bron blijven, binnen de heilige ark zoals Rabbi Meir stelt of moet de Torah zoals Rabbi Yehuda verklaart meer aan de buitenkant liggen?

Moet alles in de doos blijven in zijn oorspronkelijke vorm of mogen we voorzichtig naar buiten toe treden? Blijft de Torah in Yerushalayim en Bnei Brak of mag deze Torah zich ook in Utrecht of Cuijk manifesteren en zo ja, op welke manier?

Hoe geven we oude tradities door aan een 21e eeuwse smartphoneverslaafde? Hoe vertellen we ‘In het begin schiep G-d de hemel en de aarde’ aan een scholier die niet beter weet dan dat wij vroeger apen waren?

Laten we de Torah in een dichte doos of laten wij G-ds wijsheid aan iedereen zien? Blijven wij naar een oud stuk perkament kijken waar letters met een pluim op geschreven staan of gaan wij internet gebruiken om leuke Torah-filmpjes aan onze kinderen te tonen? Laten we het Jodendom in zijn oorspronkelijke vorm of treden wij uit de doos?

Buiten de ark, maar nauw verbonden

Rabbi Meir was een grote geleerde. Toch blijkt keer op keer dat de wetten niet volgens zijn mening uiteindelijk bepaald zijn. Hij was te heilig, te hoog om door zijn collega’s gevat te worden. Hij vond dat de Torah in de ark moest blijven. Zo was hij zelf ook. Geen aanpassingen en modernisering.

De naam Meir betekent licht geven. Deze grote geleerde gaf zoveel licht dat zijn leerlingen hem niet konden vatten. Ze werden verblind, waardoor uiteindelijk al het licht verloren ging.

Rabbi Yehuda daarentegen ging wat meer met zijn tijd mee. Van hem mocht de Torah uit de doos. Maar let op! De rol werd geplaatst op een plank die vastzat aan de heilige ark.  Met andere woorden: de link met de stenen tafelen moest wel behouden worden. Het plankje zat vast.

Dit betekent dat je nooit en te nimmer de Torah mag aanpassen of veranderen of van de Torah iets mag afdoen of aan de Torah iets mag toevoegen. De Torah is de wijsheid van G-d en is daarom onveranderbaar. G-d is eeuwig en Zijn wijsheid, die Hij in de Torah gestopt heeft, ook.

Wél ga je de Torah vertalen, uitleggen, verspreiden en alle moderne middelen gebruiken om de Torah duidelijker en meer verstaanbaar te maken voor de moderne mens. Buiten de ark, maar wel nauw ermee verbonden.

De naam Yehuda betekent dankbaarheid en overgave. Rabbi Yehuda was van mening dat de leraar zijn  hoog verlichte licht moet verlaten om zichzelf verstaanbaar te maken voor zijn studenten. Doceren is doseren. Hij moet zich overgeven aan zijn leerling en zijn hoge niveau gedeeltelijk verlaten. Zolang de plank nog maar verbonden is.

In beweging

Zo is ook de naam van onze parasha Wajeeleg. En hij ging….

De Torah is in beweging. Enerzijds heeft de wijsheid van G-d een onveranderbaar aspect. Dat zijn de gegraveerde letters die je nooit en te nimmer los kunt koppelen van de steen. Anderzijds staat de Torah boven de tijd en beweegt mee zonder dat het verandert. De externe aspecten en de terminologie passen zich aan. De kern blijft echter zuiver, puur, G-ddelijk en onveranderlijk.

Hier is het belangrijk om te kunnen nuanceren. Zijn wij in staat om de Torah te vertalen naar termen en woorden die de moderne mens aanspreken of gaan we de Torah aanpassen aan de gemakken van de 21ste eeuw? In het eerste geval blijven wij trouw aan de Torah en blijft het Jodendom onaangetast. In het tweede geval hebben wij water bij de wijn gedaan. De oorspronkelijke bedoeling zijn we kwijt, de authenticiteit is verloren.

Leg je de Shabbat-rust uit in termen die een modern persoon raken of vertel je hem dat hij Shabbat kan vieren zonder zich aan de regels te houden, zodat hij op een comfortabele manier zijn dagelijkse routine en gewoontes niet hoeft te verstoren?

Er bestaan allerlei stromingen die zich Joods noemen, maar die de Torah losgekoppeld hebben van zijn oorspronkelijke staat. Op het moment dat je de Torah van het plankje loskoppelt en de authenticiteit van het Jodendom aantast mag je dat geen Jodendom meer noemen. Daarmee verleid en bedrieg je jezelf en anderen. Je biedt iets aan dat je Joods noemt, maar je hebt het verwaterd en daarmee het G-ddelijke en volmaakte aspect weggehaald.

En toch blijven wij in beweging totdat Mashiach komt. En wie zal zijn komst aankondigen? Het is Elijahoe de profeet. Waarom hij en niet bijvoorbeeld Moshe Rabeenoe? Omdat Moshe al 3000 jaar in Gan Eden zit terwijl Elijahoe Hanawie nog steeds op aarde aanwezig is. Hij bezoekt elke brit mila (besnijdenis) en eert jaarlijks onze Sederavond door zijn komst. Hij weet wat zich afspeelt in deze wereld. Hij gaat met z’n tijd mee. De Torah zelf gebiedt ons om de geleerden van onze generatie te gehoorzamen. Ja, we bewegen mee. We treden naar buiten toe. We kijken om ons heen en vragen ons af hoe wij de meest moderne middelen kunnen inzetten om Hashem nog beter te dienen en om de Torah nog beter te begrijpen.

‘Blijf bij de bron’ is de les van het plankje. De Torah wordt vertaald en uitgelegd in een taal die de mensen aanspreekt, maar het blijft een authentieke weergave in een modern jasje; aangekleed maar niet aangepast. Deze nuance is soms moeilijk te bepalen. Wees in ieder geval eerlijk. Elk pad dat afdwaalt van het authentieke Jodendom is in wezen een leugen en mag geen Jodendom meer genoemd worden. En wie wil daar nou zijn tijd mee verdoen?

Ketiewa wechatima tova!

Mogen jullie ingeschreven en verzegeld worden voor een goed en zoet jaar! Amen!

Bracha Heintz

Gebaseerd op lessen en artikelen van Rav YY Jacobson.
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Met dank voor de opmaak en correcties door Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah v.d. Heiden.

Agenda:

Rosh Hashana 15 – 17 sept 
Yom Kipoer 24 – 25 sept 
Soekot 29 sept t/m 6 okt 
Shemini Atseret &
Simchat Torah 6 – 8 okt

Iedere school/werkgever is in NL wettelijk verplicht zijn leerlingen/werknemers op feestdagen vrij te geven.

 


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

 

­

 

 

 

 

 

 

 

 

Kie Tawo | Opbiechten, de Joodse manier

Kie Tawo | Opbiechten, de Joodse manier

Ieder mens heeft zijn goede kanten. Jij ook! We ontdekken samen hoe wij naar het positieve deel van ons leven kunnen kijken. We leren te waarderen wat wel goed gaat in ons leven en er zelfs hardop over te vertellen. 

Download hier de PDF van dit artikel

Wiedoei Maäser, ‘Het opbiechten van 10%’ is één van de 248 geboden die in de Torah, in Parashat Kie Tawo, behandeld wordt. Het gaat hier om een 3000 jaar oud belastingsysteem dat in Israel opereerde en uitstekend functioneerde. Het principe was door G-d Zelf bedacht en bestond uit een cyclus van zeven jaar dat uit twee sets van drie jaar en vervolgens een apart zevende jaar bestond.

Deze jaren werden geteld vanaf een bepaalde datum in het jaar. Voor groenten, graan enz… was de eerste van de maand Tishrie de grens (Rosh Hashana, Joods Nieuwjaar). Voor vruchten die aan bomen groeien werd Toe Bishwat, de 15de van de maand Shewat als grensdatum gehanteerd.

In het eerste en tweede jaar van de zevenjarige cyclus werd belasting in goederen op de volgende manier geheven: Of het nou ging om graan, vruchten of groenten, elke landeigenaar of boer gaf eerst 2% van zijn oogst aan de priesters. Dit heet Teroema. De priesters vertegenwoordigden met hun dienst in de tempel het hele volk. Ze waren ook verantwoordelijk voor onderwijs, bezaten geen grond en waren geen zakenlui. Ze leefden van de belastingopbrengsten die het Joodse volk aan hen gaf.

Nadat die 2% geheven was, werd er vervolgens over de oogst die overbleef nog eens belasting geheven die Maäser Rishon heette. Dat was 10% van de resterende oogst en deze werd aan de Levieten gegeven. De Levieten voerden ook allerlei taken uit voor het hele volk.

Nog eens 10%

Nadat er 2% aan de priesters was gegeven en vervolgens 10% aan de Levieten werd er van het restant van de oogst weer 10% genomen. Dat werd Maäser Sheni genoemd, de tweede Maäser oftewel het tweede tiende deel. Dit deel hoefde de boer aan niemand te geven. Hij nam het zelf mee naar Yerushalayim om het aldaar te consumeren. Hij kon in Yerushalayim van die 10% van zijn oogst zelf eten en genieten. Het was een gelegenheid voor alle boeren om naar Yerushalayim op reis te gaan en daar te genieten van de sfeer. Het diende ook om de economie in Jerushalayim te stimuleren. Het vulde de stad met actie en het gaf de boer voldoening, zowel materieel als spiritueel.

Hierna was de boer vrij om de rest van zijn oogst voor zichzelf te bewaren, te verkopen of zelf te nuttigen.

Dit belastingsysteem gold in het eerste en tweede jaar alsook in het vierde en vijfde jaar van de zevenjarige cyclus. Wat gebeurde er in het derde en zesde jaar? In jaar 3 en 6 gaf de boer hetzelfde als in jaar 1 en 2 en 4 en 5. Eerst 2% aan de priesters en vervolgens 10% aan de Levieten.  Alleen het laatste deel, Maäser Sheni, de tweede Maäser, die derde en laatste heffing was anders. Die ging niet mee naar Jerushalayim. Het werd aan de armen gegeven. Dat derde deel heette Maäser Ani, de tiende voor de armen.

Voor de armen

Behalve de tiende in jaar 3 en 6 kregen de armen elk jaar ook nog drie delen van de oogst.

  • Deel 1. Een boer mocht nooit zijn hele veld oogsten. Een hoek van zijn veld moest altijd overgeslagen worden. De armen mochten daar zelf komen oogsten.
  • Deel 2. Als een boer een deel van zijn oogst was vergeten mocht hij niet teruggaan om het alsnog te halen. Dit liet hij achter voor de armen.
  • Deel 3. Als een deel van de oogst tijdens het plukken viel, mocht de boer het niet oprapen. Ook dit deel werd voor de armen achtergelaten.

In het derde en zesde jaar van de cyclus ontvingen de armen behalve deze drie delen ook nog eens Maäser Sheni, een tiende van de oogst nadat de delen voor de priesters en de Levieten er al afgetrokken waren.

Jaar 1 en 2 waren gelijk aan jaar 4 en 5. Jaar nummer 3 was gelijk aan jaar nummer 6.

Speciale status

En nu het zevende jaar dat Shemita genoemd wordt. Dit jaar heeft een speciale status. In dit jaar worden alle velden onbeheerd achtergelaten. Elk individu, boer of niet, arm of rijk, heeft dan gelijke toegang tot alle wijngaarden, velden en boomgaarden en mag daar naar behoefte plukken. Ook de eigenaar mag dat, maar alleen wat hij nodig heeft voor zichzelf, zijn gezin, zijn personeel en zijn dieren. Hij mag er niet in handelen, aangezien hij er in dat zevende jaar geen eigenaar van is, waardoor hij ook niet bij machte is om er belasting over te betalen.

Zo werden de landbouw, de belastingen, voedsel voor de armen en een vakantie naar Yerushalayim geregeld, en dit allemaal volgens de wetten van de Tora!

En nu de speciale mitswah die in onze parasha behandeld wordt, Wiedoei Maäser. Wanneer de cyclus van 3 of 6 jaar voorbij was, was er een gebod van toepassing dat וידוי מעשר (Wiedoei Maäser) heet, oftewel het opbiechten van de tiende.

Wat was dat?

In het vierde jaar en zevende jaar moest de boer controleren of hij in de voorafgaande jaren wel aan al zijn belastingverplichtingen had voldaan. Misschien was hij niet overal aan toegekomen of was hij een bepaald deel vergeten te geven, had hij het uitgesteld of gewoon nog niet weggegeven. Misschien lag er nog ergens bij hem in de opslag een hoeveelheid graan of erwten die hij nog schuldig was. Nu was de tijd aangebroken om alles wat hij verzuimd had te geven, uit te betalen.

Natuurlijk moest alles het liefst op het juiste moment en in het juiste jaar weggegeven worden. Mocht hij echter iets vergeten zijn of hij was te druk en er niet aan toegekomen zijn, dan was het vierde jaar de laatste gelegenheid om alles recht te trekken.

Liefst in de Tempel

Wat in het derde jaar geplant werd, werd niet altijd in het derde jaar geoogst. Zo waren er bepaalde gewassen die in het derde jaar gezaaid werden en pas in de winter van het vierde jaar geoogst werden. Daarom moest de boer tot de lente van het vierde jaar wachten, op de laatste dag van Pesach, om het liefst in de Tempel, maar het kon ook bijvoorbeeld thuis, zijn ‘Maäser,(tiende) op te biechten’. Hoofdstuk 26 van Dewariem helpt ons verder.

כִּ֣י תְכַלֶּ֞ה לַ֠עְשֵׂר אֶת־כָּל־מַעְשַׂ֧ר תְּבוּאָתְךָ֛ בַּשָּׁנָ֥ה הַשְּׁלִישִׁ֖ת שְׁנַ֣ת הַֽמַּעֲשֵׂ֑ר וְנָתַתָּ֣ה לַלֵּוִ֗י לַגֵּר֙ לַיָּת֣וֹם וְלָֽאַלְמָנָ֔ה וְאָכְל֥וּ בִשְׁעָרֶ֖יךָ וְשָׂבֵֽעוּ׃

וְאָמַרְתָּ֡ לִפְנֵי֩ ה’ אֱלֹקיךָ בִּעַ֧רְתִּי הַקֹּ֣דֶשׁ מִן־הַבַּ֗יִת וְגַ֨ם נְתַתִּ֤יו לַלֵּוִי֙ וְלַגֵּר֙ לַיָּת֣וֹם וְלָאַלְמָנָ֔ה כְּכָל־מִצְוָתְךָ֖ אֲשֶׁ֣ר צִוִּיתָ֑נִי לֹֽא־עָבַ֥רְתִּי מִמִּצְוֺתֶ֖יךָ וְלֹ֥א שָׁכָֽחְתִּי׃

לֹא־אָכַ֨לְתִּי בְאֹנִ֜י מִמֶּ֗נּוּ וְלֹא־בִעַ֤רְתִּי מִמֶּ֙נּוּ֙ בְּטָמֵ֔א וְלֹא־נָתַ֥תִּי מִמֶּ֖נּוּ לְמֵ֑ת שָׁמַ֗עְתִּי בְּקוֹל֙ ה אֱלֹקי עָשִׂ֕יתִי כְּכֹ֖ל אֲשֶׁ֥ר צִוִּיתָֽנִי׃

הַשְׁקִיפָה֩ מִמְּע֨וֹן קָדְשְׁךָ֜ מִן־הַשָּׁמַ֗יִם וּבָרֵ֤ךְ אֶֽת־עַמְּךָ֙ אֶת־יִשְׂרָאֵ֔ל וְאֵת֙ הָאֲדָמָ֔ה אֲשֶׁ֥ר נָתַ֖תָּה לָ֑נוּ כַּאֲשֶׁ֤ר נִשְׁבַּ֙עְתָּ֙ לַאֲבֹתֵ֔ינוּ אֶ֛רֶץ זָבַ֥ת חָלָ֖ב וּדְבָֽשׁ׃

12) Als je klaar bent om al je tienden van je oogst te geven in het derde jaar, het jaar van de tiende, en je zult het aan de Levi, aan de vreemdeling, aan de wees en de weduwe geven, en jullie zullen eten in jullie poorten en jullie zullen verzadigd zijn.

13) En jij zult zeggen vóór Hashem jouw G-d, “Ik heb uit mijn huis al het heilige verwijderd en ik heb ook gegeven aan de Levi en aan de vreemdeling, aan de wees en aan de weduwe zoals Jouw gebod is, dat je mij geboden hebt. Ik heb Jouw gebod niet overtreden en ik ben niets vergeten.

14) Ik heb er niet van gegeten toen ik rouwde, noch heb ik het speciale deel verwijderd terwijl ik onrein was en ik heb het niet gebruikt voor een lijk. Ik heb naar de stem van Hashem, onze G-d geluisterd, ik heb gedaan zoals Jij mij alles hebt geboden.

15) Kijk vanuit Jouw heilige woonplaats, vanuit de hemel, en zegen Jouw volk, het Joodse volk en het land dat Jij ons geschonken hebt, zoals je het aan onze voorouders hebt gezworen, een land dat met honing en melk vloeit”.

Hierbij eindigt het gebod van וידוי מעשר (Wiedoe Maäser), het opbiechten van de tiende.

Klopje op eigen schouder

Interessant, maar tegelijkertijd zeer vreemd. Ik lees hier een verklaring maar ik bespeur nergens iets wat op opbiechten zou lijken. Vooralsnog betekent opbiechten dat je benoemt hetgeen je verkeerd hebt gedaan. Dit doen we dagelijks in ons gebed. Ook op Yom Kipoer benoemen we al onze fouten. We hebben spijt, we verontschuldigen ons en nemen de verantwoordelijkheid om ons in de toekomst aan de regels te houden.

Deze boer echter vertelt juist dat hij alles naar behoren heeft uitgevoerd. Hij is zelfs niets vergeten. Hij heeft precies alles gedaan zoals G-d hem geboden heeft. Hij heeft zelfs niets per ongeluk overtreden. Hij heeft alles foutloos en perfect uitgevoerd. Waarom wordt deze verklaring dan ‘opbiechten’ genoemd? Het is juist het tegenovergestelde daarvan: Je verklaart dat je alles perfect hebt gedaan en je bent zelfs niets vergeten!

Het is Rav Yosef Ber Soloveitchik die ons gaat helpen om dit te begrijpen.

De Torah geeft ons hier een diepe boodschap: soms moet een mens een verklaring afgeven over wat hij verkeerd heeft gedaan. Maar hij moet ook weten te vertellen hoe goed hij is, hoe fantastisch hij alles gedaan heeft, hoe succesvol hij is. Klopje op je eigen schouder dus. Niet alleen moet hij het denken. Nee, hij moet het hardop zeggen en vertellen, niet vanuit hoogmoed of arrogantie maar uit het diepste van zijn hart en met oprechtheid.

Want ziet U, geachte lezer, elk mens heeft zo zijn successen, zijn goede kanten, zijn vakken waar hij hartstikke goed in is. Hij moet leren om naar dit deel van zijn leven te kijken, het te waarderen en er zelfs over te vertellen. Dit is zo belangrijk, zo heilig, dat dit vertellen bij voorkeur in de Tempel in Yerushalayim plaatsvond, de heiligste plek op aarde.

Niet alleen moet hij zijn goede kanten bekijken, hij wordt zelfs geboden om ze op te noemen en te zeggen: “Ik heb het perfect gedaan, ik ben zelfs niets vergeten!”

Twee vragen

Blijven er twee vragen over:

  1. Waarom heet deze declaratie opbiechten?
    en
  2. Waarom moet dit aan G-d verteld worden? G-d weet toch alles!

Als je iets fout hebt gedaan, dan begrijpen we dat je het op moet noemen. Ook dan weet G-d alles wat je uitgespookt hebt. In dat geval echter heeft de mens het nodig om zichzelf ermee te confronteren. Hij moet zich realiseren wat er gaande is voordat hij er iets aan kan doen. Vandaar dat elke vorm van inkeer met opbiechten begint. 

Maar onze boer heeft alles voortreffelijk en uitmuntend ten uitvoer gebracht. Wat is hij aan het opbiechten?

Het antwoord hierop zullen wij ontdekken in het feit dat G-d de mens gemaakt heeft en dus precies weet hoe hij in elkaar zit, hoe hij opereert,  lichamelijk, emotioneel, mentaal, psychisch en spiritueel. Verder weten wij dat de wijsheid van G-d en Zijn adviezen in de Torah verborgen liggen.

Wij zullen weldra ontdekken welke raad G-d ons meegeeft omtrent het opbiechten.

Toetje op jurk

Stel, je draagt een mooi kledingstuk. Het is gewassen en gestreken en je draagt het bij een belangrijke gelegenheid zoals een bruiloft. Maar helaas, bij het toetje stoot iemand tegen je aan en je zit onder de chocola. Je begeeft je naar een wastafel om de vlekken te verwijderen en onderweg laat een ober zijn bessentaart met poedersuiker over je heen vallen. Op dat moment is de zaak hopeloos. Je geeft het op. Als iemand nog een restje soep kwijt wil, dan mag het wel op jouw jurk. Als je het nog een jurk kunt noemen, aangezien er nu een metamorfose heeft plaatsgevonden. Een dweil zou nu een betere benaming voor je kledingstuk zijn.

‘Als er al zoveel op geknoeid is, dan heeft het schoonmaken weinig zin meer. Gooi er dan nog maar wat soep bovenop.’

Hetzelfde geldt voor je persoonlijkheid, je gevoel van eigenwaarde. Als er al zoveel op geknoeid is, dan heeft het schoonmaken weinig zin meer. Gooi er dan maar nog wat meer bovenop.

Niemand die het verschil zal merken tussen een vieze dweil en een nog viezere dweil. Er is geen noodzaak meer om een mooie jurk of een zuivere ziel, te beschermen.

Als je van jezelf denkt dat alles bij jou een mislukking is, dat je vies en onwaardig bent en dat je medemens en G-d jou niet respecteren en waarderen, ja, wat het heeft het dan voor zin om op te biechten en de smeerboel te verwijderen. Je zit toch al onder de vlekken… nee, je bent één grote vlek.

Als je zo in het leven staat dan zul je nooit tot inkeer kunnen komen. Dan ga je niet eens beginnen om je fouten te wassen. Het heeft toch geen zin. Wel eens iemand tegengekomen die zegt: “Ik doe toch altijd alles fout! “Het gaat zelfs nog een stapje verder; in zo’n geval neem je niet eens verantwoordelijkheid voor je daden. Waarom zou je? Het maakt toch geen enkel verschil. Gooi er nog maar wat soep bovenop! Een overtreding meer of minder, wat maakt het uit? Ik ben toch al vies en verwerpelijk.

Hardop vertellen

Nee, vertelt de Torah ons. Wil je tot inkeer komen, ga dan eens eerst aan jezelf vertellen, hardop, in de Tempel, wie jij bent. Een schepsel naar het evenbeeld van G-d gemaakt. Een persoon die ver boven zijn vlekken uitsteekt, iemand die zich niet laat definiëren door zijn  negatieve aspecten.

Ja, er is hier en daar misschien wel een vlekje. Ik heb vlekken, maar ik ben geen vlek. Ik heb successen geboekt. Ik heb mijn plicht gedaan. Ik ben een goed persoon, die alles wat mij niet toebehoort gegeven heeft aan wie het moest ontvangen. Ik ben de baas over mijzelf.

Als ik de mist in ga, dan kan ik dat corrigeren want ik heb oneindig veel kracht, potentie en mogelijkheden. Ik houd de regie bij mijzelf. Ik heb er controle over en als het fout gaat dan is het precies dát, een vlekje op een prachtige mooie jurk. De jurk is elegant en daar hoort geen vlekje op. Het vlekje wordt meteen verwijderd. Maar op een dweil? Wie maakt zich druk om een schoonmaakdoek, vuil, vuiler of nog vuiler?

Geen vergissing

Ik heb mij misschien vergist, maar ik ben geen vergissing. Ik kan kiezen hoe ik mij verhoud tot het verleden en daardoor ook tot het heden en de toekomst. Als ik mij goed voel en mij realiseer wat ik waard ben dan zal ik automatisch deze waarde willen behouden en elk vlekje willen corrigeren.

Ik wacht ook niet op complimenten en erkenning van anderen. Dit doe ik helemaal zelf. Het is een verplichting, één van de mitswot die ons geboden is. Ik ga het liefst naar de heiligste plek op aarde, de tempel in Yerushalayim en daar ga ik zelf hardop vertellen hoe fantastisch en vlekkeloos ik ben. Ik heb zelfs niets per ongeluk verzuimd. Ik ben niet afhankelijk van de waardering van anderen.

Eigen waarde

De Torah leert ons dat elke vorm van inkeer en opbiechten begint met het opnoemen van je eigen waarde. De basis voor inkeer is het verklaren van hoe je alles perfect hebt uitgevoerd, je hebt zelfs geen enkele steek laten vallen.

Daarom wordt deze parasha gelezen vlak voor Rosh Hashana en Yom Kipoer. Het is weliswaar geen opbiechten, maar het is daar wel de voorwaarde en de inleiding voor.

Wat een waardevolle les, wat een speciaal leermoment!

Proef je successen, benadruk ze en toon het mooie en pure in jezelf en in anderen. Wil je verandering in het gedrag bewerkstelligen van jezelf of een familielid? Ga dan eerst kijken of er überhaupt wilskracht en potentie aanwezig is. Zorg dat de mensen om je heen (jezelf inbegrepen) een positief geluid horen. Zorg dat jij jouw goede daden “opbiecht”. Vanuit dit positieve gevoel zul jij de wilskracht in jezelf ontdekken om op te biechten, spijt te betuigen en verantwoordelijkheid te nemen voor jouw gedrag in de toekomst.

Alleen als je zelf gelooft dat jij een prachtig, schoon en mooi kledingstuk bent waar incidenteel een klein vlekje op terecht is gekomen, zul je bij machte zijn om de viezigheid te verwijderen. Wanneer je dit positieve gevoel bij jezelf weet te ontdekken en te ontplooien, zul jij het ook aan je medemens kunnen doorgeven. Je zult in staat zijn om je kinderen, je levenspartner, je buurvrouw en de bakker in een zuiver en schoon daglicht te beschouwen. Nu ben je klaar voor Rosh Hashana, het Joodse Nieuwjaar en Yom Kipoer. Het zijn dagen van inkeer en bezinning.

Met de wetenschap dat er een fantastische kern in jouw hart en ziel zit zul je in staat zijn om dit jaar je vlekjes te reinigen, met liefde en respect naar jezelf en je medemens!

Shabbat Shalom en Shana Tova!

Bracha Heintz

Gebaseerd op lessen artikel van Rav YY Jacobson.
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Speciale dank voor de opmaak en correcties door Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah v.d. Heiden.


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

 

Even voorstellen

Samen al meer dan 30 jaar in Utrecht aan het werk: rabbijn & rebbeztin Heintz! Lees meer..

Vrienden Joods Utrecht

🕯️🕯️ Shabaton Utrecht🍷🥖

Chanoeka 2020 terugkijken

🎥 Masterclass Joods Monument

Op deze bijzondere locatie in Utrecht vertelt Bracha Heintz over de Joodse geschiedenis van Utrecht en blies Rabbijn Heintz op de sjofar. Bekijk ook de bijdragen van Wim Rietkerk en kunstenaar Amiran Djanashvili. Meer foto’s hier.