Categorie: Israël

Shemot | Israel overleeft altijd!

Shemot | Israel overleeft altijd!

Farao ontkende de bijdrage van het Joodse volk aan de maatschappij. Ook begreep hij het overlevingsvermogen van Yosef niet. Toen niet en nu ook niet.

Farao kende Yosef niet (Shemot 1-8). Hij was de enorme bijdrage die Yosef aan de wereld had geleverd ‘vergeten’.

Behalve deze Farao kent geen enkele vijand de hoedanigheid van het Joodse volk. Onze vijanden begrijpen niet hoe Yosef kan gedijen nadat hij in een put is gegooid en als slaaf is verkocht.

Onze vijand vat niet waarom Yosef, na 12 jaar gevangenis, ineens een onderkoning kan worden.

Na millenia realiseren zij zich nog steeds niet dat wij alles altijd overleven.

Hoe harder je ons slaat hoe vastberadener wij worden.

Hoe meer je ons terroriseert hoe meer onze onderlinge eenheid en saamhorigheid groeit.

Als je één van ons raakt, raak je ons allemaal. Zo was het en zo zal het blijven.

Shabbat Shalom!
Am Yisroel Chai!

Haäzinoe | Jouw naam in de Torah

Haäzinoe | Jouw naam in de Torah

Het is bijna niet te geloven, maar één letter in de Parasha van deze week laat zien dat er altijd een mogelijkheid is om opnieuw te beginnen. Iedereen kan veranderen, ook jij, ook ik. Hoe diep een mens ook gezonken is, hoe walgelijk hij zich ook gedragen heeft, de deur blijft altijd op een kiertje open staan.

Download hier de PDF van dit artikel

Het verbond tussen het Joodse volk en G-d is bij de berg Sinai gesloten. Vóór zijn sterven zet Moshe Rabenoe de afspraken nog even op een rijtje: eerst in Parashat Ki Tawo en deze week nogmaals, in poëzievorm, in Parashat Haäzinoe. Bijna de hele Parasha wordt gewijd aan dit gedicht, dat Moshe Rabenoe voordraagt aan het volk.

Jezelf terugvinden

Volgens de overlevering kan iedereen zichzelf terugvinden in Parashat Haäzinoe. Iedere man of vrouw die ooit geleefd heeft of zal leven – en elke gebeurtenis – is in een of andere vorm in deze parasha terug te vinden.

Dit zullen we illustreren met het volgende voorval. We gaan hiervoor terug naar de dertiende eeuw. Nachmanides, de Ramban, Rabbi Moshe Ben Nachman woonde toen in Spanje. Deze grote Spaanse geleerde werd in Gerona (Spanje) in 1194 geboren en stierf in 1270 in Israel.

In de dertiende eeuw begon de sfeer in Spanje zeer onaangenaam te worden voor de Joden. De druk om zich tot het christendom te bekeren werd hoe langer hoe groter. In de veertiende eeuw kwam de inquisitie in volle gang. Dit leidde tot de volledige verbanning van alle Joden uit Spanje in 1492. De keus voor elke Jood, man of vrouw, was bekering, verbanning of de brandstapel.  

De Joodse weg verlaten

Terug naar de Ramban, een zeer grote geleerde, Talmoedist en arts. Eén van zijn beste leerlingen was Reb Awner. Reb Awner was een genie, maar de sfeer in Spanje was niet altijd even inspirerend. Hij bekeerde zich tot het christendom. Reb Awner werd een vooraanstaand persoon, bekend en beroemd. Vanuit zijn positie en hoedanigheid liet hij op een zekere Yom Kipoer zijn voormalige leraar naar zich toe komen. De Ramban besloot om aan zijn verzoek gehoor te geven.

Dit gebeurde op Yom Kipoer (Grote Verzoendag) en Reb Awner ging in aanwezigheid van zijn leraar een varken slachten, snijden, koken en eten. Vervolgens begon hij met zijn leraar te bespreken hoeveel overtredingen hij hierdoor had begaan. Er ontstond een hevige intellectuele discussie, vol met allerlei details uit de Joodse wetgeving. De Ramban was van mening dat het om vier overtredingen ging, maar Reb Awner opperde dat het er vijf waren.

Het debat ging over en weer: had Awner vier of vijf overtredingen begaan? Redeneringen en verklaringen vlogen over tafel totdat de Ramban zijn leerling heel diep en scherp aankeek. Dit raakte hem. De discussie stopte abrupt. ‘Vertel mij’, zei de Ramban, ‘Waarom heb je de Joodse weg verlaten?’

‘Mijn meester, ik zal U vertellen waarom. Ooit gaf U les over Parashat Haäzinoe, de voorlaatste Parasha van het vijfde boek van Mozes. U liet ons weten dat iedere persoon en elke gebeurtenis in geconcentreerde en verborgen vorm in Haäzinoe terug te vinden is. Nu wist ik dat dat uiteraard onmogelijk was. Dit was gewoon kolder en onzin. En als deze uitleg niet klopte dan was de rest van het Jodendom ook niet waar. En dus heb ik het hele Jodendom verlaten.

De Ramban reageerde: ‘Ik blijf er nog steeds bij dat alles en iedereen in Haäzinoe terug te vinden is.’

Laat het mij zien

‘Prima’, zei Reb Awner. ‘Laat mij dan zien waar ik, Awner, te vinden ben.’ De Ramban ging in een hoek van de kamer zitten om Hashem te smeken om hem bij te staan in het vinden van Awner in de parasha. De Ramban had een diep verlangen om zijn leerling te overtuigen van de waarheid, de waarheid van de Torah en de waarheid van zijn woorden zodat hij zijn leerling kon helpen om weer het rechte pad te vinden.

De Ramban citeerde hoofdstuk 32 vers 26 van onze Parasha:

אמרתי אפאיהם אשביתה מאנוש זכרם

‘Ik zei ik zal hen vernietigen, ik zal hun aandenken uit de mensheid doen eindigen.’

Neem de derde letter van elk woord uit dit vers en zet ze naast elkaar en de naam Reb Awner, רי אבנר  komt tevoorschijn.

Reb Awner was zeer onder de indruk en verviel van het ene uiterste in het andere. Hij vroeg aan de Ramban hoe hij zijn weg terug naar het Jodendom kon vinden. Hoe kon hij zijn ziel redden? Hoe kon hij rechttrekken wat hij allemaal verkeerd had gedaan? De Ramban liet hem zien dat het antwoord op zijn vraag in ditzelfde vers verborgen lag en ging vervolgens weg.

‘Ik zei ik zal hen eindigen, ik zal hun gedachtenis uit de mensheid doen verdwijnen.’

Reb Awner begreep wat de bedoeling was. Hij ging op een schip zonder kapitein, matrozen of vaarinstrumenten. Hij verliet de haven, liet het schip zijn gang gaan en verdween op zee. Nooit heeft iemand iets meer van hem vernomen. ‘Ik zal hun gedachtenis uit de mensheid doen verdwijnen.’

Reb Awner

In 1981 vertelde de Lubavitcher Rebbe dit verhaal. Hij had het als kind van zijn leraar gehoord. Deze leraar wilde tonen hoe speciaal Parashat Haäzinoe is. Maar de Lubavitcher Rebbe ontdekte een opmerkelijk detail. Het verhaal wordt namelijk in meerdere bronnen genoemd en overal valt het volgende op: Awner wordt altijd Reb Awner genoemd. Hij krijgt een titel van Reb, oftewel een eretitel.

Deze titel laat een bepaalde status en aanzien zien. Men kan zich afvragen waar onze varkenseter deze titel aan heeft verdiend? Waar heeft hij deze titulatuur en aanspreekvorm aan te danken? Heel simpel! Het is de Torah zelf die hem deze titel geeft. Kijk maar naar vers 26, de derde letter van het eerste woord is een ר, de eerste letter van het woord Reb!

De Torah noemt hem niet Awner maar Reb Awner. Toch zien wij nergens dat Farao, Reb Farao genoemd wordt. Nergens wordt Haman Reb Haman genoemd of Sancheriv Reb Sancheriv… Waarom onze Reb Awner dan wel? Reb Awner, die zo brutaal was om al zijn zonden op Yom Kipoer in aanwezigheid van zijn leraar te begaan?!

Reb Awner heeft de moed bij elkaar geraapt om zijn leven van het ene uiterste naar het andere uiterste te transformeren.’

Deze letter ר laat ons de kracht van terugkeer zien. Kennelijk is iedereen altijd in staat om te genezen en opnieuw te beginnen. Hoe diep een mens ook gezonken is, hoe walgelijk hij zich ook gedragen heeft, hoe brutaal hij ook geweest is, de deur blijft altijd nog op een kiertje open staan. 

Reb Awner heeft de moed bij elkaar geraapt om zijn leven van het ene uiterste naar het andere te transformeren. Deze kracht en dit potentieel dat hij naar buiten heeft weten te brengen is wat hem de titel Reb heeft doen verdienen.  Het is G-d Zelf die Awner daartoe de kracht heeft gegeven door hem in de Torah Reb Awner te noemen.

Hemelse stem

Zo vinden wij ook in de Talmoed het verhaal van Reb Elazar ben Dordaya (Awoda Zara 17 A). Er was geen prostituee in de wereld die hij niet bezocht had. Eens hoorde hij dat een zekere dame in een verre stad een hele zak gouden munten voor haar diensten vroeg. Hij nam een tas vol goudstukken en stak zeven rivieren over om haar te kunnen bereiken. Terwijl hij bij haar was, blies zij lucht uit en zei: ‘Net zoals deze lucht nooit meer binnen in mij terug zal kunnen komen zo zal de terugkeer van Reb Elazar ben Dordaya nooit aanvaard worden.’

Deze uitspraak schudde hem wakker. Hij begaf zich tussen de bergen en vroeg hen, om voor hem genade te smeken. De bergen weigerden. Vervolgens vroeg hij de hemel en de aarde en daarna de zon en de maan om voor hem op te komen, maar niets hielp. Hij begreep dat het enkel in zijn eigen handen lag. Hij legde zijn hoofd tussen zijn knieën en huilde van spijt en bitterheid, net zo lang totdat zijn ziel uit zijn lichaam steeg.

Op dat moment kwam er een stem uit de hemel en zei: ‘Rabbi Elazar ben Dordaya is klaar voor het leven in de toekomstige wereld.’ Rabbi Yehoeda Hanasi huilde en verklaarde: ‘Er zijn mensen die tientallen jaren zwoegen om zich een deel in de toekomstige wereld te verschaffen en er zijn er die dit in één uur weten klaar te spelen. Rabbi Yehoeda Hanasi zei: ‘Het is niet genoeg voor diegenen, die terugkeren dat ze in de toekomstige wereld worden ontvangen, maar ze worden ook nog Reb genoemd.’

Kracht van verandering

Dames en heren, Haäzinoe laat ons met één letter zien, een ר, dat de deur altijd open blijft. Terwijl iemand op het allerlaagste niveau leeft en de ergste overtredingen aan het begaan is, wordt hij toch Reb genoemd. Hij kan varkensvlees op Yom Kipoer eten en toch een eretitel krijgen.

Want de Torah en de Ramban geloofden in Reb Awner en in de kracht en het potentieel die hij in zich had om zijn weg terug te vinden. In het Hebreeuws is de overeenkomst tussen ‘geloven’ en ‘opvoeden’ makkelijk te zien omdat voor beide begrippen hetzelfde woord gebruikt wordt. 

Zo vertelt Megilat Esther ons dat Mordechai Esther had opgevoed (Ester 7-2):

ויהי אמן את הדסה היא אסתר

Het woord opvoeden אמן is hetzelfde woord als geloven; wil je succes boeken met je kinderen, je leerlingen en je andere relaties, dan zul je eerst in hen moeten geloven.  Iemand die in jouw potentieel gelooft, geeft jou de kracht om dat potentieel te gaan gebruiken en te ontwikkelen. Het feit dat de Ramban zijn leerling reeds Reb noemde terwijl hij nog varkensvlees at, heeft Reb Awner de kracht en de moed gegeven om de stap terug naar zijn eigen identiteit, naar zijn Joods-zijn te zetten. 

De kracht van verandering is altijd aanwezig, mits wij er zelf in geloven. Vaak zijn wij het, die met ons ‘logisch denken’ onszelf in de weg staan en onszelf begrenzen. Onze negatieve gedachten over onszelf doen ons geloven dat verandering onmogelijk is. ‘Zo zijn we nu eenmaal’, zeggen we tegen onszelf, ‘zo hebben we het altijd al gedaan.’ Hierdoor zitten we onszelf vreselijk in de weg, alsof verandering niet mogelijk zou zijn, alsof het verleden met zijn aangeleerde, verkeerde gewoontes ons gevangen zou houden. Dit negatieve denkpatroon leidt alleen maar tot nog meer negativiteit. Precies waar je zo bang van ben, precies waar je in gelooft, is wat er gaat gebeuren. Met je gedachtes, verwachtingen en voorspellingen creëer je je eigen toekomst. Maar gedachten kunnen wij sturen en veranderen. Negatieve denkbeelden kunnen gestopt worden door ze simpelweg door positieve gedachtes te vervangen. Als je alsmaar denkt, weet en ervan overtuigd bent dat het gaat lukken, dan is dat hetgeen er gaat gebeuren. Daarom werken placebo’s: iemand denkt dat hij medicijnen heeft geslikt en dat hij daardoor geneest. Omdat hij denkt dat hij beter wordt gaan zijn hersens de genezing in gang zetten. Dit is klinisch bewezen! Door positief te denken zijn wij diegenen die positiviteit veroorzaken.

G-d gelooft in ons. Hij zegt het zelf in de Torah. Door een grote zondaar Reb te noemen laat Hij zien dat Hij erop vertrouwt dat ieder mens in staat is om een totale andere weg in te slaan op voorwaarde dat hij er wel eerst zelf in moet geloven.

Elke ochtend wanneer wij wakker worden, terwijl wij nog in bed liggen en nog voordat wij onze handen hebben kunnen wassen, zeggen wij de volgende zin:

מוֹדֶה אֲנִי לְפָנֶֽיךָ מֶֽלֶךְ חַי וְקַיָּם שֶׁהֶחֱזַֽרְתָּ בִּי נִשְׁמָתִי בְּחֶמְלָה, רַבָּה אֱמוּנָתֶֽךָ

Ik bedank Jou, Koning die leeft en bestaat, dat Jij mijn ziel in mij hebt doen terugkomen, groot is Jouw vertrouwen.

Elke ochtend erkennen wij dat G-d, onze Koning, onze ziel teruggebracht heeft in ons lichaam. Vervolgens verklaren wij: ” …groot is Jouw vertrouwen”. Wat betekent dat? Er staat niet dat ons vertrouwen in G-d groot is maar andersom, G-d vertrouwt ons. Hij weet dat wij het kunnen en schenkt ons ook het potentieel tot verandering. Inderdaad, elke ochtend biedt nieuwe kansen en nieuwe mogelijkheden.
G-d heeft daar het volste vertrouwen in. Nu wij nog!

We bevinden ons nu aan het begin van het nieuwe, Joodse jaar en Hashem vraagt ons: “Zit je vast? Ben je geblokkeerd? Maar wie ben jij eigenlijk? Je bent mijn ambassadeur op deze wereld. Je bent gestuurd op aarde om jouw licht/Mijn licht te laten schijnen. En je schaamt je? Terwijl je vol mogelijkheden zit en enorm veel potentieel hebt? Waar schaam je je voor? Kom op! Laat aan jezelf en de mensen om je heen zien wie je bent. Een mens gemaakt naar het evenbeeld van G-d!”

Verras jezelf in dit nieuwe jaar door in jezelf te geloven en je eindeloze mogelijkheden te ontdekken. Je bezit onbegrensde mogelijkheden. Ook al bega je al 30 jaar dezelfde fouten, ook al struikel je elke keer weer over dezelfde moeilijkheden en ook al val je al tien jaar lang in dezelfde kuil. Je bent bij machte om dit te stoppen Wat al duizend keer zo gebeurd is, hoeft deze keer niet weer te gebeuren. Put uit je eigen onbegrensde potentieel. Je bent hier op aarde gezet om over elke pijn, narigheid en trauma je onbegrensde licht te laten schijnen.
Je denkt toch niet dat G-d ons narigheid stuurt om ons te pesten of te straffen! Welnee, elk dieptepunt in ons leven is een gelegenheid om onszelf opnieuw te ontdekken. Om een plek te bereiken waar we anders nooit bij hadden kunnen komen. Ontdek je eigen ziel, je eigen G-ddelijke kracht die elk probleem kan overstijgen. Het is een illusie en een negatieve gedachte om te denken dat we geblokkeerd zijn door omstandigheden, gewoonte, familie, school of alles wat we mee hebben moeten maken. Zet je teleurstellingen opzij. Jouw ziel is zo veel mooier en groter dan al je pijnen en trauma’s. Jij hebt misschien wel angsten en blokkades, maar deze gevoelens definiëren niet wie jij bent, alleen wat jou overkomen is. Je bent namelijk vele malen groter dan al je teleurstellingen bij elkaar. Integendeel, je kunt alles wat jou blokkeert juist als katalysator en springplank gebruiken om op een niveau te komen dat je anders nooit had kunnen of zelfs willen bereiken.

Verras jezelf dit jaar door niet voortijdig als het ware te sterven terwijl je eigenlijk nog leeft.

Leef volop en gebruik de ellende die over je heen komt om zelf een beter mens te worden met meer gevoelens, begrip en empathie voor je medemens.

Hashem gelooft dagelijks in jou! Jij ook?

Shabbat Shalom!

Bracha Heintz

Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!

Gebaseerd op lessen en artikelen van Rav YY Jacobson. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Rosh Hashana 2024
Shofar in het Park
Donderdag 3 oktober 17:30

Yom Kipoer 2024
Vrijdag 11 okt, vanaf 16 uur
Zaterdag 12 okt vanaf 10 uur
informatie: 0628478657

Soekotfeest 2024
Zondag 20 oktober
14:00 uur Feest in de Soeka volw & kind

Hier aanmelden aub


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

Kie Tawo | Opbiechten, de Joodse manier

Kie Tawo | Opbiechten, de Joodse manier

Ieder mens heeft zijn goede kanten. Ik en jij ook! We ontdekken samen hoe wij naar het positieve deel van ons leven kunnen kijken. We waarderen wat wel goed gaat en we leren er zelfs hardop over te vertellen. 

Download hier de PDF van dit artikel

Wiedoei Maäser, ‘Het opbiechten van 10% van je oogst is één van de 248 geboden die in de Torah, in Parashat Kie Tawo, behandeld wordt. Het gaat hier om een 3000 jaar oud belastingsysteem dat in Israel opereerde en uitstekend functioneerde. Het principe was door G-d Zelf bedacht en bestond uit een cyclus van zeven jaar dat uit twee sets van drie jaar en vervolgens een apart zevende jaar bestond.

Deze jaren werden geteld vanaf een bepaalde datum in het jaar. Voor groenten, graan enz… was de eerste van de maand Tishrie de grens (Rosh Hashana, Joods Nieuwjaar). Voor vruchten die aan bomen groeien werd Toe Bishwat, de 15de van de maand Shewat als grensdatum gehanteerd.

In het eerste en tweede jaar van de zevenjarige cyclus werd belasting in goederen op de volgende manier geheven: Of het nou ging om graan, vruchten of groenten, elke landeigenaar of boer gaf eerst 2% van zijn oogst aan de priesters. Dit heet Teroema. De priesters vertegenwoordigden met hun dienst in de tempel het hele volk. Ze waren ook verantwoordelijk voor onderwijs, bezaten geen grond en waren geen zakenlui. Ze leefden van de belastingopbrengsten die het Joodse volk aan hen gaf.

Nadat die 2% geheven was, werd er vervolgens over de oogst die overbleef nog eens belasting geheven die Maäser Rishon heette. Dat was 10% van de resterende oogst en deze werd aan de Levieten gegeven. De Levieten voerden ook allerlei taken uit voor het hele volk.

Nog eens 10%

Nadat er 2% aan de priesters was gegeven en vervolgens 10% aan de Levieten werd er van het restant van de oogst weer 10% genomen. Dat werd Maäser Sheni genoemd, de tweede Maäser, oftewel het tweede tiende deel. Dit deel hoefde de boer aan niemand te geven. Hij nam het zelf mee naar Yerushalayim om het aldaar zelf te consumeren. Hij kon in Yerushalayim van die 10% van zijn oogst zelf eten en genieten. Het was een gelegenheid voor alle boeren om naar Yerushalayim te gaan en daar te genieten van de sfeer die daar heerste. Het diende ook om de economie in Jerushalayim te stimuleren. Het vulde de stad met actie en het gaf de boer voldoening, zowel materieel als spiritueel.

Hierna was de boer vrij om de rest van zijn oogst voor zichzelf te bewaren, te verkopen of zelf te nuttigen.

Dit belastingsysteem gold in het eerste en tweede jaar alsook in het vierde en vijfde jaar van de zevenjarige cyclus. Wat gebeurde er in het derde en zesde jaar? In jaar 3 en 6 gaf de boer hetzelfde als in jaar 1 en 2 en 4 en 5: Eerst 2% aan de priesters en vervolgens 10% aan de Levieten.  Alleen het laatste deel, Maäser Sheni, de tweede Maäser, die derde en laatste heffing was anders. Die ging niet mee naar Jerushalayim. Het werd aan de armen gegeven. Dat derde deel heette Maäser Ani, de tiende voor de armen.

Voor de armen

Behalve de tiende in jaar 3 en 6 kregen de armen elk jaar ook nog drie delen van de oogst.

  • Deel 1. Een boer mocht nooit zijn hele veld oogsten. Een hoek van zijn veld moest altijd overgeslagen worden. De armen mochten daar zelf komen oogsten.
  • Deel 2. Als een boer een deel van zijn oogst was vergeten mocht hij niet teruggaan om het alsnog te halen. Dit liet hij achter voor de armen.
  • Deel 3. Als een deel van de oogst tijdens het plukken viel, mocht de boer het niet oprapen. Ook dit deel werd voor de armen achtergelaten.

In het derde en zesde jaar van de cyclus ontvingen de armen behalve deze drie delen ook nog eens Maäser Sheni, een tiende van de oogst nadat de delen voor de priesters en de Levieten er al afgetrokken waren.

Jaar 1 en 2 waren gelijk aan jaar 4 en 5. Jaar nummer 3 was gelijk aan jaar nummer 6.

Speciale status

En nu het zevende jaar dat Shemita genoemd wordt. Dit jaar heeft een speciale status. In dit jaar worden alle velden onbeheerd achtergelaten. Elk individu, boer of niet, arm of rijk, heeft dan gelijke toegang tot alle wijngaarden, velden en boomgaarden en mag daar naar behoefte plukken. Ook de eigenaar mag dat, maar alleen wat hij nodig heeft voor zichzelf, zijn gezin, zijn personeel en zijn dieren. Hij mag er niet in handelen, aangezien hij er in dat zevende jaar geen eigenaar van is, waardoor hij ook niet bij machte is om er belasting over te betalen.

Zo werden de landbouw, de belastingen, het voedsel voor de armen en een vakantie naar Yerushalayim geregeld, en dit allemaal volgens de wetten van de Tora!

En nu de speciale mitswah die in onze parasha behandeld wordt, Wiedoei Maäser. Wanneer de cyclus van 3 of 6 jaar voorbij was, was er een gebod van toepassing dat וידוי מעשר (Wiedoei Maäser) heet, oftewel het opbiechten van de tiende.

Wat was dat?

In het vierde jaar en zevende jaar moest de boer controleren of hij in de voorafgaande drie jaren wel aan al zijn belastingverplichtingen had voldaan. Misschien was hij niet overal aan toegekomen of was hij een bepaald deel vergeten te geven, had hij het uitgesteld of gewoon nog niet weggegeven. Misschien lag er nog ergens bij hem in de opslag een hoeveelheid graan of erwten die hij nog schuldig was. Nu was de tijd aangebroken om alles wat hij verzuimd had te geven, uit te betalen.

Natuurlijk moest alles het liefst op het juiste moment en in het juiste jaar weggegeven worden. Mocht hij echter iets vergeten zijn of hij was te druk en er niet aan toegekomen zijn, dan was het vierde jaar de laatste gelegenheid om alles recht te trekken.

Liefst in de Tempel

Wat in het derde jaar geplant werd, werd niet altijd in het derde jaar geoogst. Zo waren er bepaalde gewassen die in het derde jaar gezaaid werden en pas in de winter van het vierde jaar geoogst werden. Daarom moest de boer tot de lente van het vierde jaar wachten, op de laatste dag van Pesach, om het liefst in de Tempel, maar het kon ook bijvoorbeeld thuis, zijn ‘Maäser, (tiende) op te biechten’. Hoofdstuk 26 van Dewariem helpt ons verder:

כִּ֣י תְכַלֶּ֞ה לַ֠עְשֵׂר אֶת־כָּל־מַעְשַׂ֧ר תְּבוּאָתְךָ֛ בַּשָּׁנָ֥ה הַשְּׁלִישִׁ֖ת שְׁנַ֣ת הַֽמַּעֲשֵׂ֑ר וְנָתַתָּ֣ה לַלֵּוִ֗י לַגֵּר֙ לַיָּת֣וֹם וְלָֽאַלְמָנָ֔ה וְאָכְל֥וּ בִשְׁעָרֶ֖יךָ וְשָׂבֵֽעוּ׃

וְאָמַרְתָּ֡ לִפְנֵי֩ ה’ אֱלֹקיךָ בִּעַ֧רְתִּי הַקֹּ֣דֶשׁ מִן־הַבַּ֗יִת וְגַ֨ם נְתַתִּ֤יו לַלֵּוִי֙ וְלַגֵּר֙ לַיָּת֣וֹם וְלָאַלְמָנָ֔ה כְּכָל־מִצְוָתְךָ֖ אֲשֶׁ֣ר צִוִּיתָ֑נִי לֹֽא־עָבַ֥רְתִּי מִמִּצְוֺתֶ֖יךָ וְלֹ֥א שָׁכָֽחְתִּי׃

לֹא־אָכַ֨לְתִּי בְאֹנִ֜י מִמֶּ֗נּוּ וְלֹא־בִעַ֤רְתִּי מִמֶּ֙נּוּ֙ בְּטָמֵ֔א וְלֹא־נָתַ֥תִּי מִמֶּ֖נּוּ לְמֵ֑ת שָׁמַ֗עְתִּי בְּקוֹל֙ ה אֱלֹקי עָשִׂ֕יתִי כְּכֹ֖ל אֲשֶׁ֥ר צִוִּיתָֽנִי׃

הַשְׁקִיפָה֩ מִמְּע֨וֹן קָדְשְׁךָ֜ מִן־הַשָּׁמַ֗יִם וּבָרֵ֤ךְ אֶֽת־עַמְּךָ֙ אֶת־יִשְׂרָאֵ֔ל וְאֵת֙ הָאֲדָמָ֔ה אֲשֶׁ֥ר נָתַ֖תָּה לָ֑נוּ כַּאֲשֶׁ֤ר נִשְׁבַּ֙עְתָּ֙ לַאֲבֹתֵ֔ינוּ אֶ֛רֶץ זָבַ֥ת חָלָ֖ב וּדְבָֽשׁ׃

12) Als je klaar bent om al je tienden van je oogst te geven in het derde jaar, het jaar van de tiende, en je zult het aan de Levi, aan de vreemdeling, aan de wees en de weduwe geven, en jullie zullen eten in jullie poorten en jullie zullen verzadigd zijn.

13) En jij zult zeggen vóór Hashem jouw G-d, “Ik heb uit mijn huis al het heilige verwijderd en ik heb ook gegeven aan de Levi en aan de vreemdeling, aan de wees en aan de weduwe zoals Jouw gebod is, dat je mij geboden hebt. Ik heb Jouw gebod niet overtreden en ik ben niets vergeten.

14) Ik heb er niet van gegeten toen ik rouwde, noch heb ik het speciale deel verwijderd terwijl ik onrein was en ik heb het niet gebruikt voor een lijk. Ik heb naar de stem van Hashem, onze G-d geluisterd, ik heb gedaan zoals Jij mij alles hebt geboden.

15) Kijk vanuit Jouw heilige woonplaats, vanuit de hemel, en zegen Jouw volk, het Joodse volk en het land dat Jij ons geschonken hebt, zoals je het aan onze voorouders hebt gezworen, een land dat met honing en melk vloeit”.

Hierbij eindigt het gebod van וידוי מעשר (Wiedoe Maäser), het opbiechten van de tiende.

Klopje op eigen schouder

Interessant, maar tegelijkertijd zeer vreemd. Waarom wordt dit gebod ‘opbiechten’ genoemd? Ik lees hier een verklaring maar ik bespeur nergens iets wat op opbiechten zou lijken. Vooralsnog betekent opbiechten dat je benoemt hetgeen je verkeerd hebt gedaan. Dit doen we dagelijks in ons gebed. Ook op Yom Kipoer benoemen we al onze fouten. We hebben spijt, we verontschuldigen ons en nemen de verantwoordelijkheid om ons in de toekomst aan de regels te houden.

Deze boer echter vertelt juist dat hij alles naar behoren heeft uitgevoerd. Hij is zelfs niets vergeten. Hij heeft precies alles gedaan zoals G-d hem geboden heeft. Hij heeft zelfs niets per ongeluk overtreden. Hij heeft alles foutloos en perfect uitgevoerd. Waarom wordt deze verklaring dan ‘opbiechten’ genoemd? Het is juist het tegenovergestelde daarvan: Je verklaart dat je alles perfect hebt gedaan en je bent zelfs niets vergeten!

Het is Rav Yosef Ber Soloveitchik die ons gaat helpen om dit te begrijpen.

De Torah geeft ons hier een diepe boodschap: soms moet een mens een verklaring afgeven over wat hij verkeerd heeft gedaan. Maar hij moet ook weten te vertellen hoe goed hij is, hoe fantastisch hij alles gedaan heeft, hoe succesvol hij is. Klopje op je eigen schouder dus. Niet alleen moet hij het denken. Nee, hij moet het hardop zeggen en vertellen, niet vanuit hoogmoed of arrogantie maar uit het diepste van zijn hart en met oprechtheid.

Want ziet U, geachte lezer, elk mens heeft zo zijn successen, zijn goede kanten, zijn vakken waar hij hartstikke goed in is. Hij moet leren om naar dit deel van zijn leven te kijken, het te waarderen en er zelfs over te vertellen. Dit is zo belangrijk, zo heilig, dat dit vertellen bij voorkeur in de Tempel in Yerushalayim plaatsvond, de heiligste plek op aarde.

Niet alleen moet hij zijn goede kanten bekijken, hij wordt zelfs geboden om ze op te noemen en te zeggen: “Ik heb het perfect gedaan, ik ben zelfs niets vergeten!”

Twee vragen

Blijven er twee vragen over:

  1. Waarom heet deze declaratie opbiechten?
    en
  2. Waarom moet dit aan G-d verteld worden? G-d weet toch alles?!

Als je iets fout hebt gedaan, dan begrijpen we dat je het op moet noemen. Ook dan weet G-d alles wat je uitgespookt hebt. In dat geval echter heeft de mens het nodig om zichzelf ermee te confronteren. Hij moet zich realiseren wat er gaande is voordat hij er iets aan kan doen. Vandaar dat elke vorm van inkeer met opbiechten begint. 

Maar onze boer heeft alles voortreffelijk en uitmuntend ten uitvoer gebracht. Wat is hij aan het opbiechten?

Het antwoord hierop zullen wij ontdekken in het feit dat G-d de mens gemaakt heeft en dus precies weet hoe hij in elkaar zit, hoe hij opereert,  lichamelijk, emotioneel, mentaal, psychisch en spiritueel. Verder weten wij dat de wijsheid van G-d en Zijn adviezen in de Torah verborgen liggen.

Wij zullen weldra ontdekken welke raad G-d ons meegeeft omtrent het opbiechten.

Toetje op jurk

Stel, je draagt een mooi kledingstuk. Het is gewassen en gestreken en je draagt het bij een belangrijke gelegenheid, zoals bij een bruiloft. Maar helaas, bij het toetje stoot iemand tegen je aan en je zit onder de chocola. Je begeeft je naar een wastafel om de vlekken te verwijderen en onderweg laat een ober zijn bessentaart met poedersuiker over je heen vallen. Op dat moment is de zaak hopeloos. Je geeft het op. Als iemand nog een restje soep kwijt wil, dan mag het wel op jouw jurk. Als je het nog een jurk kunt noemen, aangezien er nu een metamorfose heeft plaatsgevonden. Een dweil zou nu een betere benaming voor je kledingstuk zijn.

‘Als er al zoveel op geknoeid is, dan heeft het schoonmaken weinig zin meer. Gooi er dan nog maar wat soep bovenop.’

Hetzelfde geldt voor je persoonlijkheid, je gevoel van eigenwaarde. Als er al zoveel op geknoeid is, dan heeft het schoonmaken weinig zin meer. Gooi er dan maar nog wat meer bovenop.

Niemand die het verschil zal merken tussen een vieze dweil en een nog viezere dweil. Er is geen noodzaak meer om een mooie jurk of een zuivere ziel, te beschermen.

Als je van jezelf denkt dat alles bij jou een mislukking is, dat je vies en onwaardig bent en dat je medemens en G-d jou niet respecteren en waarderen, ja, wat het heeft het dan voor zin om op te biechten en de smeerboel te verwijderen. Je zit toch al onder de vlekken… nee, je hele wezen is één grote vlek.

Als je zo in het leven staat dan zul je nooit tot inkeer kunnen komen. Dan ga je niet eens beginnen om je fouten te wassen. Het heeft toch geen zin. Wel eens iemand tegengekomen die zegt: “Ik doe toch altijd alles fout!“ Het gaat zelfs nog een stapje verder; in zo’n geval neem je niet eens verantwoordelijkheid voor je daden. Waarom zou je? Het maakt toch geen enkel verschil. Gooi er nog maar wat soep bovenop! Een overtreding meer of minder, wat maakt het uit? Ik ben toch al vies en verwerpelijk.

Hardop vertellen

Nee, vertelt de Torah ons. Wil je tot inkeer komen, ga dan eens eerst aan jezelf vertellen, hardop, in de Tempel, wie jij bent. Een schepsel naar het evenbeeld van G-d gemaakt. Een persoon die ver boven zijn vlekken uitsteekt, iemand die zich niet laat definiëren door zijn negatieve aspecten.

Ja, er is hier en daar misschien wel een vlekje. Ik heb vlekken, maar ik ben geen vlek. Ik heb ook successen geboekt. Ik heb mijn plicht gedaan. Ik ben een goed persoon, die alles wat mij niet toebehoort gegeven heeft aan wie het moest ontvangen. Ik ben de baas over mijzelf.

Als ik de mist in ga, dan kan ik dat corrigeren want ik heb oneindig veel kracht, potentie en mogelijkheden. Ik houd de regie bij mijzelf. Ik heb er controle over en als het fout gaat dan is het precies dát, een vlekje op een prachtige mooie jurk. De jurk is elegant en daar hoort geen vlekje op. Het vlekje wordt meteen verwijderd. Maar op een dweil? Wie maakt zich druk om een schoonmaakdoek, vuil, vuiler of nog vuiler?

Geen vergissing

Ik heb mij misschien vergist, maar ik ben geen vergissing. Ik kan kiezen hoe ik mij verhoud tot het verleden en daardoor ook tot het heden en de toekomst. Als ik mij goed voel en mij realiseer wat ik waard ben dan zal ik automatisch deze waarde willen behouden en elk vlekje willen corrigeren.

Ik wacht ook niet op complimenten en erkenning van anderen. Dit doe ik helemaal zelf. Het is een verplichting, één van de mitswot die ons geboden is. Ik ga het liefst naar de heiligste plek op aarde, de tempel in Yerushalayim en daar ga ik zelf hardop vertellen hoe fantastisch en vlekkeloos ik ben. Ik heb zelfs niet per ongeluk iets verzuimd. Ik ben niet afhankelijk van de waardering van anderen.

Eigen waarde

De Torah leert ons dat elke vorm van inkeer en opbiechten begint met het opnoemen van je eigen waarde. De basis voor inkeer is het verklaren van hoe je alles perfect hebt uitgevoerd, je hebt zelfs geen enkele steek laten vallen.

Daarom wordt deze parasha gelezen vlak voor Rosh Hashana en Yom Kipoer. Het is weliswaar geen opbiechten, maar het is daar wel de voorwaarde en de inleiding voor.

Wat een waardevolle les, wat een speciaal leermoment!

Proef je successen, benadruk ze en toon het mooie en pure in jezelf en in anderen. Wil je verandering in het gedrag bewerkstelligen van jezelf of een familielid? Ga dan eerst kijken of er überhaupt wilskracht en potentie aanwezig is. Zorg dat de mensen om je heen (jezelf inbegrepen) een positief geluid horen. Zorg dat jij jouw goede daden “opbiecht”. Vanuit dit positieve gevoel zul jij de wilskracht in jezelf ontdekken om op te biechten, spijt te betuigen en verantwoordelijkheid te nemen voor jouw gedrag in de toekomst.

Alleen als je zelf gelooft dat jij een prachtig, schoon en mooi kledingstuk bent waar incidenteel een klein vlekje op terecht is gekomen, zul je bij machte zijn om de viezigheid te verwijderen. Wanneer je dit positieve gevoel bij jezelf weet te ontdekken en te ontplooien, zul jij het ook aan je medemens kunnen doorgeven. Je zult in staat zijn om je kinderen, je levenspartner, je buurvrouw en de bakker in een zuiver en schoon daglicht te beschouwen. Nu ben je klaar voor Rosh Hashana, het Joodse Nieuwjaar en Yom Kipoer. Het zijn dagen van inkeer en bezinning.

Met de wetenschap dat er een fantastische kern in jouw hart en ziel zit zul je in staat zijn om dit jaar je vlekjes te reinigen, met liefde en respect naar jezelf en je medemens!

Shabbat Shalom en Shana Tova!

Bracha Heintz
Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!

Gebaseerd op lessen artikel van Rav YY Jacobson.
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Speciale dank voor de opmaak en correcties door Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah v.d. Heiden.


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org