De Omertelling en de mondelinge leer
“En jullie zullen voor jullie tellen, vanaf de dag na de feestdag, vanaf de dag dat jullie de omer van de wending brengen, zeven volle weken zullen het zijn.
Sefirat ha-omer is waar het in deze vers om gaat, de omer telling. Zodra de eerste dag Pesach afgelopen is tellen wij 49 dagen tot aan Sjawoeöt, wanneer wij de ontvangst van de Tora op de berg Sinai vieren, dat 3309 jaar geleden plaats vond.
Wat precies is de omer en hoe is het verbonden met het tellen van deze dagen?
In het Heilige Land rijpt gerst in het voorjaar in de maand Nissan.
In de tijd van de Beth Hamikdasj, kon de nieuwe oogst niet gebruikt worden tot dat er een bepaalde hoeveelheid, die omer genoemd werd, op het altaar in de Beth Hamikdasj geofferd werd. En zo gebeurde het:
Meteen na Pesach (buiten Israël de tweede seideravond) op de avond van 16 Nissan, gingen vooraanstaande Tora geleerden en leden van het hooggerechtshof (Beth Din) naar buiten naar een gerst veld dichtbij Jeroesjalajim, dat al voor Jom Tov voor dit doel voorbereid was. Alle boeren en inwoners uit de buurt kwamen om de ceremonie te aanschouwen.
Drie mannen met drie sikkels gingen drie hoeveelheden gerst snijden dat zij in drie dozen plaatsten.
Eenmaal dat het donker was zei een van de drie: “Is de zon ondergegaan?”
“Ja” antwoordde iedereen.
“Is de zon ondergegaan?”
“Ja”
“Is de zon ondergegaan?”
“Ja” antwoordde zij de derde keer.
Daarna wees hij naar de sikkel en vroeg drie keer, “Is dit de sikkel?”
“Ja”
“Is dit de sikkel?”
“Ja”
“Is dit de sikkel?”
“Ja”
En zo vroeg ook hij tot drie maal toe: “Is dit de doos?”
“Ja”
“Is dit de doos?”
“Ja”
“Is dit de doos?”
“Ja”
En als het sjabbat was, vroeg hij ook nog drie keer:
“Is het vandaag sjabbat?”
“Ja”
“Is het vandaag sjabbat?”
“Ja”
“Is het vandaag sjabbat?”
“Ja”
Als laatste vroeg hij: “Zal ik oogsten?”
“Ja”
“Zal ik oogsten?”
“Ja”
“Zal ik oogsten?”
“Ja”
Dit was een ontzagwekkende gebeuren, maar waar ging het hier eigenlijk om?
Er waren in die tijd mensen die in opstand kwamen tegen de geleerden. Baitoesim werden zij genoemd. Zij deden alles zoal het letterlijk in de Tora stond en beweerden dat de omer na Sjabbat gesneden moest worden, omdat er staat letterlijk: “vanaf de dag na de Sjabbat.”
Echter, wisten de geleerden dat Jom Tov ook Sjabbat genoemd wordt. “Van af de dag na de Sjabbat” betekende dus vanaf de dag na Jom Tov. Deze informatie was van generatie tot generatie mondeling overgebracht al vanaf het ontvangen van de Tora op de berg Sinai. De omer moest dus niet de dag na Sjabbat gesneden worden, maar de dag na de eerste Jom Tov dag van Pesach ook al was het Sjabbat.
Daarom werd er een groot gebeuren van gemaakt, om duidelijk te maken dat de Baitoesim zich vergisten.
De mondelinge leer en de schriftelijke leer kunnen niet van elkaar gescheiden worden. De Tora kan niet zonder leraar begrepen worden. Immers zou je zonder mondelinge overlevering de Tora niet eens kunnen lezen, want waar staat er in de Tora dat een Alef niet uitgesproken wordt en dat een Beit als een “B” klinkt enz.?
In de Talmoed, wordt het volgende verteld:
“Het gebeurde eens dat een zekere niet-jood bij (de geleerde) Sjammai kwam. Hij vroeg hem: “Hoeveel Toras hebben jullie?” Hij zei, “Twee, de schriftelijke Tora en de mondelinge Tora.” [De niet-jood] zei, “M.b.t. de schriftelijke Tora geloof ik U en m.b.t. de mondelinge Tora geloof ik U niet. Bekeer mij (tot het Jodendom) op voorwaarde dat U mij alleen de schriftelijke leer onderwijst. Hij (Sjammai) werd boos en stuurde hem woedend weg. [De niet-jood] kwam (met hetzelfde verzoek) bij (de geleerde) Hillel, en Hillel heeft hem tot het Jodendom laten toetreden. De eerste dag zei [Hillel], (dit is een) Alef, (dit is een) Beit, (dit is een) Gimmel, (dit is een) Dalet. De volgende dag heeft hij het omgedraaid. (Van de Tav zei hij dat het een Alef was; de Sjin, een Beit; enz.) [De proseliet] zei: “”Maar gisteren heeft U het mij niet zo verteld.” [Hillel] zei tegen hem: “Waarvan weet jij dat dit een Alef is en dat dit een Beit is? Alleen maar omdat ik het jou (zo) geleerd heb en je hebt op mij vertrouwd. Wat betreft de authenticiteit van de mondelinge leer kan jij ook op mijn woorden vertrouwen”
Zonder de mondelinge overlevering is de schriftelijke leer onverklaarbaar en zelfs onleesbaar! Zo zien wij dat het omer offer en de mannier waarop het klaargemaakt werd een voorbereiding was op het ontvangen van de Tora dat uit twee onafscheidbare gedeeltes bestaat. Zo ook tellen wij vandaag de dag de omer, d.w.z. dat de dagen vanaf de tweede seideravond tot aan Sjawoeöt elke avond geteld worden omdat wij ons in volle afwachting voorbereiden op het opnieuw ontvangen van de Tora, zowel het gedeelte dat Mosjé in opdracht van G-d moest schrijven als het gedeelte dat Hij mondeling aan Mosjé uitgelegd heeft. Pas vele eeuwen later werd, uit angst voor vergeetachtigheid, de mondelinge leer op schrift gesteld. (Misjna anno 3978, 218 v.d. gewone jaartelling)
* * * * * *
Nu resteert alleen nog het word “omer” uit een te zetten.
Nadat de gerst gesneden was werd het in drie dozen geplaatst en zo naar de Beth Hamikdasj gebracht. Omdat het groen en zacht was, werd het gedroogd en geroosterd op zo een mannier dat het vuur elke korrel raakte. Daarna werd het op de binnenplaats verspreid, opdat de wind er doorheen zou blazen. Later werd het met molenstenen tot bloem gemalen. Van de drie hoeveelheden gerst die in het veld waren geoogst, werd slechts één tiende voor het offer gebruikt. Deze hoeveelheid (ca.2.5kg.) heet een omer. Deze omer meel werd daarna 13 keer gezeefd totdat het heel fijn en zuiver was.
De volgende dag werd het offer op het altaar verbrand. Alvorens het verbrand werd zwaaide de cohen het offer in elke richting aan G-d, die in alle 4 hoeken van de wereld heerst, om te bedanken voor de oogst en het voedsel dat wij dagelijks tot ons nemen.
Rabbijn A.L. Heintz