
Dewariem | Hoe is het mogelijk?
Drie verzen die allemaal beginnen met ‘Hoe is het mogelijk …’. Is dit toeval, of zit er meer achter? Alle drie zijn opmerkingen over onverschilligheid en de uiteindelijke gevolgen daarvan. Als mensen zich nonchalant opstellen, dan is de verwoesting nabij. Zoals de laconieke houding die geleid heeft tot de totale verwoesting van de Tempel in de tijd van Jiermi’jahoe.
Download hier een printversie van dit artikel (PDF)
In Parashat Dewariem (1-12) zegt Moshe Rabenoe:
איכה אשא לבדי טרחכם ומשאכם וריבכם
‘’Hoe kan het zijn dat ik jullie moeilijkheden en jullie last en jullie ruzie eigenhandig zal dragen?’’
700 jaar later vraagt Yeshayahoe, de profeet (1-21):
איכה היתה לזונה קריה נאמנה מלאתי משפט צדק ילין בה ועתה מרצחים
“Hoe kan het zijn dat een trouwe stad (Yerushalayim), vol met gerechtigheid, waar rechtschapenheid in overnachtte, een prostituee is geworden en nu zijn er moordenaars?’’
200 jaar later jammert Jiermi’jahoe de profeet in Eecha (1-1):
איכה ישבה בדד העיר רבתי עם היתה כאלמנה רבתי בגוים שרתי במדינות היתה למס
“Hoe kan het zijn dat de stad, die ooit vol met het volk was, alleen zat? Ze is als een weduwe geworden. Ze was zo groot in de ogen van de volkeren, een prinses in de provinciën. Ze is schatplichtig geworden.”
De Midrash Rabah (1-1) maakt ons erop attent dat er drie verzen bestaan die allemaal beginnen met het woord איכה (eecha) dat vertaald wordt met: “Hoe?”, “Helaas!”, “Hoe kan het zijn?” of “Hoe is het mogelijk?”
Drie keer dezelfde uitdrukking geuit door drie van de grootste leiders en profeten aller tijden:
1. Moshe Rabenoe vlak voor zijn sterven in het jaar 2488. Hij beklaagt zich over de problemen en de ruzies binnen het Joodse volk die hij eigenhandig moet oplossen.
2. Yeshayahoe, zeven eeuwen later, die constateerde dat het spirituele niveau van het Joodse volk afgezwakt was.
3. Tenslotte Jiermi’jahoe, nog eens twee eeuwen later, die de verwoesting van Yerushalayim voorspelde.
Geen toeval
Zeker is het geen toeval dat deze profeten dezelfde uitdrukking gebruikten: Eecha איכה – “Hoe is het mogelijk?” Het thema dat door alle drie aangekaart werd heeft een gemeenschappelijk aspect. Daarom past juist deze uitdrukking zo treffend bij elk van de de drie situaties die zij omschrijven… Meer nog: de ene Eecha איכה heeft tot de volgende Eecha איכה geleid.
Opvallend is dat deze drie verzen, die elk beginnen met het woord Eicha איכה — “Hoe is het mogelijk…” — alle drie kort na elkaar worden voorgelezen in het Joodse jaar. In een tijdspanne van hooguit enkele dagen klinken ze achtereenvolgens in de synagoge, als een doordringende kreet over de verwoesting van de Tempel.
-
De eerste Eicha — “Hoe is het mogelijk…” — wordt deze week op Sjabbat uit de Tora gelezen. Het is het openingsvers van hoofdstuk 1 van Parashat Dewariem.
De tweede Eicha klinkt eveneens op deze Sjabbat, in de Haftara*. Ook hier gaat het om hoofdstuk 1, maar ditmaal uit het boek Yeshayahoe, waarin de profeet zijn hartstochtelijke aanklacht uitspreekt.
De derde Eicha wordt gelezen op Tisja Be’Aw, de vastendag die altijd volgt op de Sjabbat van Parashat Dewariem. Op deze dag van nationale rouw, waarop wij de verwoesting van de Tempel gedenken, lezen we het boek uit de Tenach genaamd Eicha, dat — net als de voorgaande twee lezingen — aanvangt met datzelfde aangrijpende woord. Wéér hoofdstuk 1.
Men moet zich afvragen wat het verband zou kunnen zijn tussen de tijd van Moshe, de tijd van Yeshayahoe en die van Jiermi’jahoe? Op het eerste gezicht lijken deze drie tijdperken nauwelijks iets gemeenschappelijks te hebben.
- In de dagen van Moshe bevond het Joodse volk zich op een spiritueel hoogtepunt. Israel verkeerde in volle glorie en wekte ontzag en vrees bij de omliggende volkeren.
- In de tijd van Yeshayahoe daarentegen, was die verheven morele standaard pijnlijk weggezakt. De profeet treurt over een Israel dat, als een ontrouwe vrouw, haar eigen waarden verloochende en zich overgaf aan moreel verval.
- En in de tijd van Jiermi’jahoe vond de grootste tragedie plaats: de vernietiging van de Tempel. De ‘kerncentrale’ van het Joodse volk — en van de hele wereld — werd van de aardbodem weggevaagd.
De Midrasj biedt ons een treffende vergelijking: een belangrijke dame had drie vriendinnen.
De eerste stond haar bij in tijden van vreugde en bloei — zoals Moshe met een volk dat sterk en spiritueel verbonden was.
De tweede vergezelde haar in dagen van afglijding en roekeloosheid — wanneer criminaliteit en immorele praktijken in Yerushalayim de norm werden.
De derde bleef bij haar in het uur van schaamte en vernedering — de verwoesting van de Tempel.
Drie profeten, drie Eicha’s, en één diep, doorlopend verhaal.
Eigenhandig
Toen Moshe sprak, stond Israel op het punt het Heilige Land binnen te gaan. De ene overwinning had de andere opgevolgd. Machtige vijanden waren verpletterd geweest. Zelfs de spirituele tegenstanders — Midjan en Bil’am — waren uitgeschakeld. Israel straalde kracht uit.
En toch klaagt Moshe: ‘’Hoe kan het zijn dat ik jullie moeilijkheden en jullie last en jullie ruzie eigenhandig zal dragen?’’
We kunnen de uitroep “Hoe is het mogelijk?” goed begrijpen wanneer we haar plaatsen in de context van verval en ondergang. We kunnen vatten dat immorele praktijken uiteindelijk tot de verwoesting van het heiligdom hebben geleid. Maar waarom jammert Moshe Rabbenoe? Waarom gebruikt híj datzelfde woord Eicha — juist op een moment waarop het Joodse volk zich in volle glorie bevond? Toen Moshe sprak, stond Israel op het punt het Heilige Land binnen te trekken. De vijanden waren keer op keer verslagen. De grootste en machtigste legers in de wereld waren als sneeuw voor de zon verdwenen! Waar klaagt Moshe Rabenoe over?
Eén woord valt op in zijn betoog: לבדי (lewadie) eigenhandig – alleen. In mijn eentje heb ik de zorgen, de moeilijkheden en de ruzies opgelost. Ja, het volk Israel is groot en bijzonder — zó bijzonder dat drie hele boeken van de Tora gewijd zijn aan het beschrijven van zijn perikelen! Maar toch, wie heeft zich echt om dit volk bekommerd? Wie was bereid om zich in te zetten tot het einde toe? Wie heeft niet alleen hulp geboden en vergaderd, maar ook echt meegedaan tot het probleem opgelost was? Wie was zo geraakt dat hij er ’s nachts de slaap niet van kon vatten? Er was er maar één. En dat was Moshe Rabbenoe.
“Levadie”, zucht hij. “In mijn eentje.”
Niet omdat de werkdruk ondraaglijk was. Niet omdat hij behoefte had aan rust of vakantie.
Maar omdat hij zag wat zovelen niet zagen: de toewijding — tot op het bot.
Zijn klacht is geen verzuchting van vermoeidheid, maar een roep van eenzaam idealisme. Hij voelde zich alleen in zijn zorg. Alleen in zijn verantwoordelijkheid. Alleen in zijn liefde voor het volk.
En precies dát maakt zijn Eicha zo schrijnend: een profeet die alles gaf, maar zich verlaten voelde — temidden van een volk dat op het hoogtepunt van zijn glorie stond.
Apathisch toekijken
Wat Moshe Rabbenoe probeerde aan te geven is een diep inzicht in de dynamiek van moreel verval: in een gezonde samenleving zijn de meeste mensen goed — eerlijk, oprecht, meelevend. Slechte mensen vormen doorgaans een minderheid. En toch gebeurt het telkens opnieuw dat het kwaad de overhand krijgt en uitgroeit tot een wereldprobleem, soms zelfs tot totale ondergang.
Hoe kan dat?
Omdat op het cruciale moment, toen het nog maar een beetje misging, niemand adequaat en afdoende optrad.
Natuurlijk — er werd een petitie ondertekend, er werd met een demonstratie meegelopen, een WhatsApp doorgestuurd, misschien zelfs een tientje gedoneerd. Maar daarna ging iedereen weer verder met zijn leven. Niemand bleef erbij totdat het probleem écht opgelost was.
Zo gaat het vaker:
Toen de nazi’s in 1938 het Sudetenland annexeerden, verkozen wereldleiders het zwijgen. “Laten wij hier geen gedoe van maken” zeiden ze, “laten we de boel niet op de spits drijven.” Maar deze apathie luidde enkele jaren later de ondergang in van een continent — en het einde van miljoenen levens.
En ook Moshe zag het al, vele eeuwen eerder.
Toen hij een Egyptenaar een Joodse slaaf zag slaan, staat er in de Tora:
“Hij keek alle kanten op en hij zag dat er geen man was en toen sloeg hij de Egyptenaar en verstopte hem in het zand” (Shemot 2:12)
Maar er stonden wel degelijk mensen om Moshe Rabenoe heen toen hij toesloeg. Dat weten we, want de volgende dag werd zijn daad aan Farao doorverteld en verklikt. Hierdoor moest Moshe Rabenoe, die als kind in het paleis van Farao was opgegroeid, Egypte ontvluchten.
Wat bedoelt de Tora dan met: “er was geen man”?
Moshe Rabenoe zag niemand die op eigen risico het kwaad wilde stoppen. En als iedereen apathisch toekijkt, dan wordt het van kwaad (Eicha איכה helaas) tot erger.
Er was niemand die de moed had om het te stoppen.
Niemand die bereid was zíjn comfort, zíjn veiligheid, zíjn rust op te geven voor gerechtigheid.
Moshe zag mensen — maar geen mens. Geen mens met ruggengraat. Geen mens die zegt: “Tot hier en niet verder.” En als niemand zich uit eigen beweging verzet, als iedereen slechts toekijkt, dan begint het met een klap — en eindigt het met een vernietigde wereld.
Dan wordt het Eicha — “Hoe kon dit gebeuren?” — geen vraag meer, maar een wanhoopskreet. Hoe is het mogelijk dat ik er alleen voor sta! Iedereen vindt het erg dat een Joodse slaaf geslagen en mishandeld wordt, vreselijk zelfs, maar men draait zich om en gaat door met zijn dagelijkse beslommeringen. “Hoe kan het dat ik er alleen voor sta?”
En precies dat is het begin van het einde. Niet omdat het kwaad zo sterk is. Maar omdat het goede te stil blijft.
40 woestijnjaren
Deze week beginnen we met Choemash Dewariem, het vijfde en laatste boek van de Tora. Alle woestijnperikelen zijn over. Het Joodse volk staat aan de oostelijke oever van de Jordaan, klaar om Israel binnen te trekken. Het Joodse volk wel, Moshe Rabenoe niet. Hij sterft buiten Israel en Yehoshua neemt het leiderschap van hem over. Maar nog even is Moshe Rabenoe aan het woord. Nog even herhaalt hij voor zijn sterven wat er allemaal gebeurd is in de laatste 40 woestijnjaren. Dát is het boek Dewariem.
Een testament van een leider die zijn volk liefheeft met elke vezel van zijn bestaan. Dát is de inhoud van het hele vijfde boek, Dewariem. Het is de nalatenschap van Moshe Rabenoe, opgedragen aan het Joodse volk, zijn volk. En hoe begint het? Met een zucht van Moshe Rabenoe, een zucht over eenzaamheid: ‘’Eecha איכה, hoe kan het zijn dat ik eigenhandig jullie moeilijkheden en jullie last en jullie ruzie zal dragen?’’
Men zou zich kunnen afvragen waarom Moshe Rabenoe, als hij de laatste 40 jaar wil samenvatten, hij niet de meest opvallende punten benoemt: het maken van het gouden kalf of het sturen van de verspieders? Maar Moshe Rabenoe benadrukt hier een ander aspect. Het probleem was dat er maar eentje was, לבדי (lewadie), die zich zorgen bleef maken, ook al had hij alles al geprobeerd. Gelijk het verschil tussen een werknemer die consciëntieus zijn werk doet, waarna hij om 5 uur huiswaarts keert of de baas van het bedrijf die zijn kantoor pas verlaat als alles wat niet uitgesteld kon worden, af is.
Wanneer er zich een probleem voordoet en je slaapt er rustig doorheen, dan ben jij niet degene die werkelijk eindverantwoordelijkheid draagt.
Wie écht verantwoordelijk is, vindt geen rust zolang het probleem niet is opgelost. Ook niet als hij alles al heeft geprobeerd. Ook niet als hij naar eer en geweten zijn uiterste best heeft gedaan. Want verantwoordelijkheid stopt niet bij inzet — ze reikt verder, tot het einde toe.
Het is precies dát wat Moshe Rabbenoe voelde.
Zijn klacht was over de houding:
“Levadie” — ik stond er alleen voor.
Zijn Eicha, zijn jammerklacht, is een aanklacht tegen apathie. Tegen de mentaliteit van: ik heb gedaan wat ik kon, nu is het aan een ander. Maar ware verantwoordelijkheid kent geen overdracht. Ze zegt:
Zolang het nog niet goed is, is het werk nog niet klaar.
Hoe kon het dat hij er alleen voor stond? Niet omdat het volk hem in de steek liet, maar omdat niemand zich geroepen voelde om tot het einde toe mee te dragen.
En dát, zegt Moshe, is de voedingsbodem van elke latere ondergang.
In een gemiddelde maatschappij gedragen de meeste mensen zich redelijk. Er zijn maar enkelen die de boel verstoren en grenzen overschrijden. Het grootste probleem is dat iedereen dit toelaat, waardoor het probleem verergert. Het begint met apathie in een tijd waar alles redelijk gaat, zoals in de generatie van Moshe Rabenoe. Het eindigt met de woorden van Yeshayahoe: “Hoe kan het zijn dat Yerushalayim, de stad van vrede, veranderd is in een prostituee, een vrouw die zichzelf verkocht heeft?”
Laat zien dat het je wel iets kan schelen
Zeven eeuwen later bevindt het Joodse volk zich in een hele andere situatie dan in de tijd van Moshe Rabenoe. Heel veel water is er sindsdien door de Yarden gestroomd. Talloze veranderingen hebben plaatsgevonden en allerlei verschillende volkeren hebben al dan niet met succes geprobeerd om over Israel te heersen. De apathie die na Moshe Rabenoes overlijden nog 700 jaar lang doorwoekerde, had zich helaas ontwikkeld tot een nationaal probleem. De profeet Yeshayahoe kondigt de noodtoestand af. Wat is een prostituee? Het is een dame die onverschillig is over zichzelf. Ze doet zelfs actief mee aan het feit dat ze niets waard is. Ze laat zichzelf als object gebruiken. Ze is apathisch ten aanzien van haar eigen leven, haar eigen lichaam, haar waardigheid en zelfrespect. Niet alleen kan het probleem van een ander haar niets schelen, maar ze is ook nog eens ongeïnteresseerd in haar eigen jammerlijke toestand en situatie. En als het niemand wat kan schelen, als je eigen leven geen waarde meer heeft, dan is de verwoesting nabij. Daar jammert Jiermi’jahoe twee eeuwen later over, wanneer hij helaas (Eecha איכה) de verwoesting van Yerushalayim moet profeteren. Het ene “helaas” heeft tot het andere “helaas” geleid…
In de tijd van Moshe Rabenoe heeft gebrek aan interesse voor de misères van een ander geleid, in de tijd van Yeshayahoe tot apathie ten opzichte van de eigen noodtoestand. Uiteindelijk heeft deze laconieke houding geleid tot de totale verwoesting van de Tempel in de tijd van Jiermi’jahoe. Alle drie de opmerkingen van “helaas” blijken intrinsiek met elkaar verbonden te zijn. Alle drie zijn opmerkingen over onverschilligheid en de uiteindelijke gevolgen daarvan.
Wij bevinden ons nu in een rouwperiode van drie weken wegens de verwoesting van de eerste en de tweede Tempel. Helaas hebben wij de geschiedenisboeken niet nodig om te rouwen. De realiteit sinds 7 oktober heeft te veel tranen veroorzaakt. We hebben nachtmerries over de gegijzelden. We smeken G-d voor de bescherming van ons land en ons volk waar ook ter wereld. We zijn bezorgd over het herstel van de gewonden en zijn verbijsterd over de vele soldaten die nu door het leven moeten gaan zonder ledematen, oog of welk lichaamsdeel dan ook. We huilen mee met de vele rouwenden, weduwen en wezen. We zijn vreselijk ontsteld over de leugens die over ons volk worden gepropageerd. Genoeg om te treuren. Moge deze dagen van rouw veranderen in dagen van vreugde en verlossing. Mogen wij actief meedoen aan de herbouw van het Jodendom, binnen onszelf, ons gezin en onze gemeenschappen. Iedereen kan iets geven of doen: een helpende hand, een donatie, een klusje of een bezoek aan een bejaarde. Open je gebedenboek en zeg een paar psalmen! Smeek Hashem voor verlossing! Het is genoeg! Het is te veel! Zo dragen wij ons steentje bij aan de herbouw van de Tempel in Yerushalayim. Ga ervoor en ga vooral dóór totdat je het probleem opgelost hebt. Vergader iets minder en voer iets meer uit. Laat zien dat het je wél iets kan schelen. Zorg ervoor dat onze leiders er niet alleen voor staan. Steun, help en bemoei je met de noodtoestand van ons allemaal. Zo bescherm je uiteindelijk jezelf en de wereld om je heen. Zo bouw je een speciale plek in Yerushalayim waar G-d zich in volle glorie zal openbaren, spoedig in onze dagen.
Amen en shabbat shalom!
Bracha Heintz
*De haftara is het stukje uit de profeten dat elke week in de synagoge gelezen wordt na het lezen van de Torah. Het is ingesteld in een tijd dat het voor Joden verboden was om uit de Torah te lezen. Dat was tijdens het Chanoeka verhaal in het jaar -168. Daarom hebben de geleerden gekozen om een stukje uit de profeten te lezen dat nauw verbonden is met het onderwerp van de parasha die niet gelezen mocht worden. Toen men weer wel uit de Torah mocht lezen is de gewoonte gebleven om toch elke week dat stukje uit de profeten te blijven voordragen.
https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/593314/jewish/When-and-Why-We-Started-Reading-the-Haftarah.htm
https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/703951/jewish/Shabbat-Chazon.htm
Gebaseerd op een toespraak van Rabbi Adin Even-Yisroel Steinzaltz (1937-2020) en lessen en een artikel van Rav YY Jacobson
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn zeer welkom!
Speciale dank voor de opmaak en correcties van Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah Verwoerd.
Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!
Help mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen. Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.
Beeld: chabad.org


2 Replies to “Dewariem | Hoe is het mogelijk?”
Lieve Rebbetzin Bracha en Rabbijn Aryeh Leib Heintz, alweer een parel van wijsheid. Dank jullie wel! ❤️❤️
L.S.: de vraagtekens zijn emoji’s die blijkbaar niet ondersteund worden door de site. Jullie mogen ze weghalen als dat mogelijk is ????