Kie Tiesa | Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt!

Kie Tiesa | Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt!

Geld hebben wij in bruikleen. G-d geeft het ons om te besteden, voor jezelf en voor anderen. Ontvangen en doorgeven. Je zult zien dat je jezelf hiermee een enorme gunst verleent, zowel in deze als in de toekomstige wereld. Hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt.

Download hier een printversie van dit artikel (PDF)

In de Tabernakel werden allerlei offers gebracht. Deze bijzondere tent was dé plek midden in de woestijn, waar G-d aan het Joodse volk de mogelijkheid had gegeven om na de zonde van het gouden kalf  verzoening te bewerkstelligen. Offers toen en nu zijn dé manier om de relatie tussen G-d en de mens weer goed te maken.

Offers toen en nu

Er waren individuele offers, bedoeld voor mensen die zelf een fout hadden begaan. Zij konden hier vergiffenis voor verkrijgen door het brengen van een offer. Dit offer kon naar de Tabernakel in de woestijn gebracht worden en later in de geschiedenis naar de Tempel in Yerushalayim. 

Daarnaast bestonden er ook collectieve offers. Zo werd er o.a. elke ochtend en elke middag een schaap op het altaar gebracht. Het ochtendschaap was om de fouten van het hele Joodse volk die in de nacht waren begaan te vergeven. Het middagschaap was voor de overtredingen overdag.

Sinds de verwoesting van de tempel, bijna 2000 jaar geleden, worden er geen offers meer gebracht. Er is namelijk een verbod om offers buiten de Tempel te brengen. Ter compensatie hebben onze geleerden het ochtend- en middaggebed ingesteld zodat deze overeen zouden komen met het gemiste ochtend- en middagoffer. Vandaar dat het ochtend- en middaggebed verplicht zijn, terwijl het avondgebed, dat geen enkel offer vervangt, facultatief is. Dit is ook de reden dat wij op Shabbat en op feestdagen een extra gebed uitspreken, het zogenaamde moesaf-gebed, (moesaf  betekent toegevoegd) omdat er vroeger in de Tempel, op deze bijzondere dagen een extra offer gebracht werd.

Halve shekel

De kosten van de collectieve offers moesten gezamenlijk gedragen worden. De parasha van deze week begint hiermee: een jaarlijkse donatie door iedereen boven de 20 jaar. Dit was een vast bedrag. Niets meer en niets minder dan een halve shekel per persoon, zie Kie Tiesa 30, 11-16. Tegelijkertijd was dit de manier om een volkstelling te doen.

Mensen tellen ‘hoort’ namelijk niet. Koning Shaul bijvoorbeeld, wilde weten hoeveel soldaten er waren en hij gaf de soldaten het bevel om ieder een bokje te brengen. Hij telde de bokjes en niet de soldaten, zie Shmuel I, 15:4.

Toen koning David het Joodse volk wél gewoon ging tellen, brak er daarna een plaag uit waarbij 70.000 zielen het leven verloren, zie Shmuel II, 24:15.

Moshe telde de uitgedeelde munten om erachter te komen hoeveel Joden er waren. Iedereen had een halve munt gegeven.

Waarom een halve munt? Om te laten zien dat wij in ons eentje nooit volmaakt kunnen zijn. We hebben altijd een tweede helft nodig, een ander persoon, om het beeld compleet te maken, om de krachten bij elkaar te bundelen, om een geheel te vormen en vooral om bescheiden te blijven.

Tellen zonder cijfers

Kennelijk is het tellen van Joden geen gunstige zaak, zoals de Talmoed ons in Baba Metsia 42a leert: Er kan geen zegen rusten op iets dat gewogen, gemeten of geteld wordt. Het tellen onderscheidt namelijk de ene persoon van de andere en om G-ds zegen te ontvangen zijn niet de individuen en de verschillen van belang, maar eenheid en saamhorigheid.

Als wij in de synagoge willen weten of er wel 10 mensen aanwezig zijn om bepaalde gebeden te kunnen uitspreken, dan pakken we Psalm 28 erbij. Vers 9 heeft namelijk precies tien worden. Kijk maar:

הוֹשִׁ֤יעָה אֶת־עַמֶּ֗ךָ וּבָרֵ֥ךְ אֶת־נַחֲלָתֶ֑ךָ וּֽרְעֵ֥ם וְ֝נַשְּׂאֵ֗ם עַד־הָעוֹלָֽם׃   

Red jouw volk en zegen jouw erfdeel, hoed hen en verhef hen voor altijd.

We zeggen dit vers hardop en bij elk woord wijzen we één persoon aan. Als het vers volledig opgezegd is, weten we of er minstens tien man aanwezig zijn of niet, zónder de mensen met cijfers te tellen. 

Geld geven

Onze Parasha begint met de volgende woorden, (Kie Tiesa 30: 12):

כִּ֣י תִשָּׂ֞א אֶת־רֹ֥אשׁ בְּנֵֽי־יִשְׂרָאֵ֘ל לִפְקֻדֵיהֶם֒ וְנָ֨תְנ֜וּ אִ֣ישׁ כֹּ֧פֶר נַפְשׁ֛וֹ לַה’ בִּפְקֹ֣ד אֹתָ֑ם וְלֹא־יִהְיֶ֥ה בָהֶ֛ם נֶ֖גֶף בִּפְקֹ֥ד אֹתָֽם׃  

Wanneer jij het hoofd van de kinderen van Israel zult verheffen (tellen) volgens hun getallen, en ieder mens zal geven een vergiffenis (de halve shekel voor de offers) voor zijn ziel voor G-d, wanneer jij ze telt en er zal bij hun geen plaag zijn (zoals er bij koning David gebeurde) wanneer jij ze telt.

Vervolgens vertelt de Torah ons hoeveel iedereen moest geven, namelijk een halve shekel. Het geld werd gebruikt voor de aanschaf van de dagelijkse collectieve offers. Vandaar dat de donatie in bovenstaand vers niet een donatie wordt genoemd maar een vergiffenis, omdat het geld gebruikt werd om de offers te betalen en de offers vergiffenis brachten. 

Wat opvalt is dat de Torah het woord verheffen gebruikt in plaats van het woord tellen. Kennelijk wordt een mens verheven door het geven van geld. De Torah geeft hier een boodschap door: wie geld weggeeft, bereikt een subliem niveau. Wanneer je uitsluitend voor jezelf leeft en niets met een ander deelt, dan blijf je in alle opzichten in deze lage, materiële wereld. Gebruik je het geld en de materie hier op aarde voor een ander, dan breng je jezelf naar een andere dimensie toe.

Montefiore molen

Sir Moses Montefiore was een Joods Britse filantroop die in de 19de eeuw leefde. Hij was rijk, zeer rijk en gaf enorme bedragen weg aan Joodse doelen. Hij heeft o.a. de molen in Yerushalayim laten bouwen om de toenmalige, zeer arme bevolking te voorzien van een bron van inkomsten. Deze molen is recentelijk gerenoveerd door een bewoner uit Utrecht.

De Molen in Yerushalayim, gedoneerd door M. Montefiore          foto: Ike Harel

Er werd eens gevraagd aan Sir Moses Montefiore wat hij waard was, waarop hij een bepaald bedrag aangaf. De vragensteller besefte al gauw dat het genoemde bedrag veel minder was dan dat hij werkelijk bezat. De heer Montefiore reageerde als volgt: “Je vroeg mij niet hoeveel geld ik heb, maar wat ik waard ben. Welnu, ik ben waard en ik bezit hetgeen ik gegeven heb. Dit kan namelijk nooit van mij gestolen worden. Met het geld dat ik op de bank heb staan ligt het anders; vandaag staat het er, maar of het er morgen nog is, weet ik niet.”

Met andere woorden, wij als individu zijn een minuscuul en onbelangrijk deel van de schepping… totdat wij iets geven. Dan veranderen de verhoudingen. Op het moment dat wij geven, stijgt onze waarde oneindig veel. Ineens maken wij een verschil; we geven de schepping een andere draai. We veranderen de status quo. We verheffen onszelf van een schepsel, dat zoals een dier uitsluitend egoïstisch leeft, naar het niveau van een mens, die in staat is zijn natuurlijke hebzucht te beteugelen.

In werkelijkheid bezitten wij uitsluitend hetgeen wij weggegeven hebben.
Dit principe geldt voor individuen, maar ook collectief. Kijk maar naar het Joodse volk. Wij vormen 0,2% van de wereldbevolking, maar onze bijdrage aan de wetenschap, de kunst, de morele waarden en ethiek zijn immens groot. Dit is wat er duidelijk in onze Parasha staat: wanneer je geeft, verhef je jezelf.

Tsedeka zaaien

In Hoshea hfdst. 10 vers 12 staat er:

זִרְע֨וּ לָכֶ֤ם לִצְדָקָה֙ קִצְר֣וּ לְפִי־חֶ֔סֶד

Zaai voor jullie voor Tsedaka, oogst volgens liefdadigheid.

Het geven van Tsedaka, geld voor liefdadigheid, wordt vergeleken met zaaien. Net zoals je met zaaien kleine, droge zaden in de aarde plant en later fantastische, rijpe, sappige vruchten kunt oogsten, is het ook met het zaaien van geld. Hetgeen je terugkrijgt voor het weggeven van geld is onvergelijkbaar met hetgeen je gegeven hebt. Wat je terugkrijgt is vele malen meer en beter dan wat je gezaaid hebt.

Tsedaka-busje mét molen in Yerushalayim

‘Tsedaka redt ons van de dood’ vertellen onze geleerden. En wanneer het je ‘van de dood kan redden’, des te meer dat het je beschermt tegen minder ernstige narigheden en gevaren. Zo wordt het dagelijks geven van een klein bedrag vergeleken met het maken van een harnas, dat opgebouwd is uit verschillende kleine onderdelen. Elk geldstuk is één deel. De bescherming is optimaal. Elk muntje vormt een onderdeel van het harnas, zoals de schubben de vis tegen vijanden en scherpe objecten beschermen.

De dochter van Rabbi Akiva

Zo wordt er verteld over de dochter van Rabbi Akiva, hoe een actie van liefdadigheid haar van een zekere dood beschermde. Rabbi Akiva was een grote geleerde, die door de Romeinen doodgemarteld werd in het jaar 135. U kunt zijn graf in Tiberias bezoeken. Het gebeurde toen hij nog jonger was dat waarzeggers hem waarschuwden dat er iets vreselijks met zijn dochter zou gebeuren op de dag dat zij zou trouwen. Ons lot ligt echter niet in de handen van waarzeggers.

G-d staat boven alles – en ook al zou er iets slechts voor een mens bestemd zijn, dan kan hij, door zijn goede gedrag en lieve daden, zijn lot van het ene uiterste naar het andere veranderen. Kijk maar naar Ninweh. Deze grote stad zou verwoest worden, maar dankzij de profeet Yonah, die de bewoners waarschuwde over de door G-d geplande verwoesting, zijn de bewoners tot inkeer gekomen. Hun stad werd niet verwoest!

Ook rabbi Akiva heeft de waarzeggers genegeerd en zijn dochter toch laten huwen. De avond na de bruiloft deed zij haar sluier af. Ze stak de haarspeld, waarmee haar sluier in haar haar vast had gezeten, in de muur. Toen zij de volgende ochtend haar speld uit de muur haalde vond ze tussen de stenen een dode slang. Zonder het te beseffen had ze met haar speld de slang in de muur doodgestoken.

Bij het aanschouwen van de dode slang schrok zij vreselijk en rende naar haar vader om het voorval te vertellen. Rabbi Akiva zag direct de link met de voorspelling van de waarzegger. Inderdaad, het leven van zijn dochter was in groot gevaar geweest. Ze was gered, dat was duidelijk. Maar wat was haar verdienste om deze verlossing van een zekere dood te mogen beleven?

Rabbi Akiva begreep al lang dat zijn dochter iets bijzonders had verricht om dit te kunnen verdienen. Hij vroeg het aan zijn dochter, die diep moest nadenken over wat er allemaal op de dag van haar bruiloft gebeurd was. In eerste instantie kon zij niets bedenken, maar ineens herinnerde zij zich dat een zeer arme man bij het huwelijksdiner was komen aanzetten. Hij vroeg om eten bij het personeel, maar deze mensen waren veel te druk om hem überhaupt op te merken, laat staan hem te helpen. En dus nam de dochter van Rabbi Akiva het heft in eigen handen. Zij, de bruid, liep in haar prachtige gewaad naar de keuken, haalde een bord vol met eten en overhandigde het aan onze armoedzaaier. Dat was het, concludeerde Rabbi Akiva: “Tsedaka redt van de dood. Omdat je voor deze arme man gezorgd hebt, heb je je eigen leven gered.”

Een arme man helpen op een bruiloft lijkt maar een klein detail vergeleken met de pracht en praal van de belangrijkste dag van je leven. Toch blijkt een kleinigheid hier op aarde letterlijk van levensbelang te zijn geweest.

Dit geldt voor alles wat wij hier op aarde doen. Een minuscuul virus in China is in staat om grenzen over de hele wereld te doen sluiten en een wereldwijde economische crisis te veroorzaken. Wanneer de schaduw van een boom één millimeter opschuift, weten wij dat de zon een enorme afstand in zijn baan afgelegd heeft.

Zo ook met alle kleine dingetjes waar wij op één dag mee bezig kunnen zijn. Het effect daarvan in de spirituele werelden is onpeilbaar.

Voordeel van geven

Zo komen we bij nog een voordeel van het weggeven van geld. Het is één van de weinige mitswot waar je al in deze wereld voor beloond wordt. In de Torah staat: Geef 10% zodat je rijk zult worden.

G-d had toch zeker Zelf het geld eerlijk kunnen verdelen? Als Hij zo graag wilde dat de armen er beter voor zouden staan, – en Hij inderdaad Almachtig is – waarom heeft Hij dan rijke én arme mensen op aarde neergezet? Waarom niet iedereen gelijkstellen door het geld eerlijk te verdelen? Het antwoord is verrijkend: G-d wilde óns de verdienste geven om een hele grote mitswa te doen.

G-d geeft jou en mij geld in bruikleen. Denk niet dat het geld van jou of van mij is. Ons vermogen is niet bedoeld om uitsluitend voor onszelf te gebruiken. Nee, we verdienen of ontvangen het geld en schuiven het daarna gedeeltelijk door en daarmee doen wij onszelf een enorme gunst, zowel in deze als in de toekomstige wereld.

Eigenlijk, in plaats van dat de armen ons bedanken, is het juist aan ons om hen erkentelijk te zijn. Zij zijn het namelijk, die óns de gelegenheid geven om deze enorme verdienste en bescherming voor onszelf te bewerkstelligen. Of het nu gaat om behoeftige mensen of organisaties die goed werk doen, wij weten de gelegenheden om te doneren te waarderen die G-d op ons pad brengt om daardoor verdiensten voor onszelf op te stapelen. Zoals ook te lezen is in Dewariem (14:22):

עַשֵּׂ֣ר תְּעַשֵּׂ֔ר אֵ֖ת כָּל־תְּבוּאַ֣ת זַרְעֶ֑ךָ הַיֹּצֵ֥א הַשָּׂדֶ֖ה שָׁנָ֥ה שָׁנָֽה׃  

Je zult een tiende heffen, je zult een tiende heffen van alle oogst van jouw zaaien dat elk jaar uit het veld komt.

Doorgeefluik

Waarom staat er twee keer Je zult een tiende heffen?

Tien in het Hebreeuws is עשר (esser) en rijk is hetzelfde woord עשר (esser) . Het ene woord schrijf je met de letter sien, dan staat het puntje van de letter links. Het andere woord schrijf je met een shien. Dat is in wezen dezelfde letter, alleen staat het puntje nu aan de rechterkant.

Echter, in de Torah staan er geen puntjes! Enerzijds  zou je kunnen zeggen dat een tiende geven er twee keer staat. Herhaling wordt weleens gebruikt om iets te benadrukken. Anderzijds  kun je het als volgt lezen: geef een tiende opdat je rijk zult worden, in materiële en spirituele zin, want Tsedaka geven is één van de weinige mitswot waar je al in deze wereld voor beloond wordt. Zo uitgelegd staat er niets twee keer. De eerste עשר betekent een tiende en de tweede עשר betekent rijk worden.

Stel je voor dat je bij een verjaardagsfeestje bent en dat er aan jou een schaal vol lekkernijen gepresenteerd wordt. Is dan alles voor jou of is het de bedoeling dat je een deel voor jezelf neemt en vervolgens de schaal doorgeeft aan je buurman?

Zo ook geeft G-d ons in deze wereld schalen vol met lekkernijen, geld, en andere geschenken. Zou het de bedoeling zijn om alles voor onszelf te bewaren? Is het werkelijk van ons? Of zullen we als doorgeefluik functioneren en alleen bewaren wat wij nodig hebben? Daarom is het woord voor geld weggeven in het Hebreeuws niet liefdadigheid, maar Tsedaka dat rechtvaardigheid betekent. Met het geven van je geld doe je eigenlijk niets speciaals. Het is alleen maar juist en rechtvaardig. Je hebt het geld te leen om het verder door te geven. Het is nooit van jou geweest.

Met dit inzicht zal je geen moeite hebben om het weg te geven. Want wie heeft nou bezwaar tegen het retourneren van bezittingen aan de oorspronkelijke eigenaar en er nog een verdienste aan over houden ook?

Belangrijkste gebod

Als klap op de vuurpijl moet er nog even benoemd worden dat Tsedaka in de geschriften vaak als dé mitswah genoemd wordt omdat dat het belangrijkste gebod is dat een mens hier op aarde kan vervullen. Onze geleerden vertellen ons in de talmoed (Soeka 49b) dat het geven van geld evenveel waard is als het brengen van alle offers.

  • Tsedaka is niet alleen heel belangrijk, het is allesomvattend. Want ziet u, geachte lezer, wanneer u een willekeurige goede daad verricht, dan gebruikt u daar meestal één bepaald deel van uw lichaam voor. U luistert naar de sjofar en naar de Megilah met uw oren, U leert Torah met uw hersens en u gebruikt uw mond om lieve woorden uit te spreken.

Maar wanneer u geld weggeeft, dan geeft u alles van uzelf weg. Dat bedrag is misschien een deel van uw salaris dat u verdiend heeft door er heel veel verschillende krachten in te stoppen. Uw hele lichaam is er mee gemoeid geweest. Denk alleen maar aan alle energie, die u erin stopt om uw werkplek te bereiken plus nog alle inspanningen en concentratie om het werk  te kunnen verrichten. Dit alles verheft u bij het doneren van een deel van uw salaris.

Neem je 10 à 20 % (volgens de Joodse wet het verplichte deel) en geef je dat weg, dan verhef je niet alleen het weggegeven percentage, maar ook het deel dat je voor jezelf bewaart, aangezien de 10% verbonden en afhankelijk is van de resterende 90%. En zo heb je alles naar een hoger niveau gebracht, de 10% én de 90%. Alle handelingen die je verricht om je werk te doen en je salaris binnen te krijgen hebben nu een andere betekenis gekregen. Ze hebben een eeuwige vonk in jou én in het geld geïnjecteerd.

Wat als het geld niet door jou verdiend is? Je hebt het ontvangen, geërfd of op welke manier dan ook verkregen. Dan nog verhef je het gegeven én het resterende deel door er een percentage van weg te geven. Je had dat geld namelijk kunnen gebruiken om ermee in je levensonderhoud te kunnen voorzien. Je had er voedsel mee kunnen kopen, een onderkomen kunnen regelen of genoegens mee kunnen aanschaffen. Dit alles zet je opzij en je geeft het weg. Door het geven van Tsedaka geef je letterlijk een deel van je leven weg. Zo zien wij dat iemand die zelf van Tsedaka leeft alsnog 10% van zijn ‘inkomen’ weg hoort te geven aan een ander, ook al is het maar één cent! Waarom zou de arme man de mogelijkheid ontnomen worden om beschermd te zijn en rijk te worden?

En ik durf te zeggen: ga ervoor! Regel die maandelijkse afschrijvingen en zorg dat, zodra er geld binnenkomt, je er minstens 10% gelijk van opzij zet. Vul je huis en je zaak met Tsedakabusjes. Begin je dag door elke ochtend een munt in dat gleufje te gooien. Creëer daarbij elke dag weer opnieuw een deel van je harnas dat je gedurende de hele dag zal beschermen. Zorg dat dit doosje zo vol raakt dat je de muntjes niet eens meer hoort rinkelen. Wees dankbaar dat je de gelegenheid hebt om dé mitswah te doen. Gegarandeerd dat je het weggegeven geld nooit en te nimmer zult missen, integendeel!

En besef dat, hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt. Durf je?

Bracha Heintz

Gebaseerd op Tanya.

Doneren? Dat kan!

Elke bijdrage (liefst maandelijks), hoe klein of groot waarderen wij enorm! Hiermee kunnen we het werk van Chabad Utrecht voortzetten. Op dit moment zijn we bezig met maatschappelijk werk, individuele hulp, artikelen schrijven, videoclips maken, lesgeven en vele activiteiten te organiseren.

Door uw hulp kunnen wij weer anderen helpen!

1. Een overmaking kan op bankrekeningnummer NL50ABNA0596801084 ten name van “Stichting vrienden van de Joodse gemeenschap Utrecht”. Of kijk hier voor doneren via iDeal & Paypal.

2. Thuis sparen? Vraag dit gratis tsedaka-busje aan via de e-mail of bel Bracha: 06 28 47 86 57

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *