Naso | Een G-ddelijke ziel in een dorre woestijn
Drie broers, drie namen en drie taken. Hierin schuilen nieuwe inzichten en prachtige inspiratie om onze dagelijkse uitdagingen beter aan te kunnen. Reis met ons mee en ontdek hoe je eigen Joodse ziel tijdens haar tocht door een schrale woestijn toch kan gedijen.
Download hier een printversie van dit artikel (PDF)
Levi was de derde van de 12 zonen van onze aartsvader Yakov.
Levi had op zijn beurt drie zonen GERSHON, KEHAT en MERARI en een dochter Yochewed. Zij was een bijzondere vrouw. Dit blijkt uit het feit dat zij drie hele speciale kinderen had. De oudste, Miriam, was een profetes. Haar middelste kind was Aharon die Hogepriester werd. Haar jongste was Moshe, die de opdracht kreeg om het Joodse volk uit Egypte te bevrijden om later de Torah op de berg Sinai in ontvangst te nemen en het Joodse volk veertig jaar lang door de woestijn te leiden.
Alle afstammelingen van Levi, van vader op zoon, werden Levieten. Alle nakomelingen van Aharon, de (achter)kleinzoon van Levi, werden Priesters. Zij voerden de dienst in de tempel uit en werden daarbij geholpen door de Levieten. Levi was zowel grootvader als overgrootvader van Miriam, Aharon en Moshe, omdat de dochter van Levi (Yochewed) getrouwd was met de kleinzoon van Levi (Amram). Met andere woorden: Amram was met zijn tante getrouwd, de zuster van zijn vader, een huwelijk dat later door de Torah verboden zou worden. Spiritueel gezien was er een hele diepe reden waarom Moshe, ontvanger van de Torah, uit een huwelijk moest komen tussen een man en zijn tante. Raar maar waar.
Drie zonen en een oeroude taakverdeling
Het Joodse kamp werd 40 jaar lang in de woestijn beschermd door een wolk. Deze wolk fungeerde ook als GPS: zodra het Joodse volk moest vertrekken begon deze wolk op te stijgen om vervolgens de weg te wijzen. Wanneer deze wolk daalde wist het reizende Joodse volk dat de plaats bereikt was waar het moest legeren. Het was elke keer een volksverhuizing van drie miljoen mensen!
De tabernakel, de voorloper van de Tempel, ging ook mee. Deze hele constructie, plus alles wat er in zat, moest meeverhuizen en dat was de taak van de Levieten. Gelukkig was de tabernakel zo gemaakt dat hij te transporteren was. Wel was er één probleem en dat was dat uitsluitend de Priesters de meest heilige voorwerpen uit de Tempel mochten zien. De Levieten mochten dat niet. Daarom werden alle voorwerpen door de Priesters eerst minstens dubbel ingepakt alvorens de Levieten in actie mochten komen om ze te verhuizen.
Aan het einde van de Parasha van vorige week werd de familie KEHAT besproken die de middelste zoon van Levi was. De heren van de KEHAT-familie, die tussen de 30 en 50 jaar waren, werden geteld en kregen als taak om de meest heilige voorwerpen van de Tempel te verhuizen. In het artikel van vorige week hebben wij lessen getrokken uit de kleuren van de stoffen waarmee de priesters de heilige voorwerpen inpakten voor dat ze getransporteerd werden. Deze week bestuderen wij een ander aspect van de verhuizing van de Tabernakel. We gaan in op de namen van de drie broers en hoe die verbonden waren met hun specifieke verhuistaak en hoe dit weer gerelateerd is aan onze eigen taak en ons doel in het leven.
Hoewel KEHAT de middelste zoon van Levi was, is hij toch als eerste aan de beurt. Eerst pakten de Priesters de vijf meest heilige voorwerpen in: de gouden ark waar de stenen tafelen in lagen, de gouden kandelaar, het gouden altaar, de gouden tafel en het koperen altaar. Vervolgens droeg de familie KEHAT deze voorwerpen weg.
Zo eindigt de Parasha van vorige week, Parashat Bemidbar, midden in een transportproject. De taak van de middelste zoon, KEHAT, wordt besproken en de Parasha eindigt abrupt, zonder dat de verhuistaken van de oudste en jongste zoon van Levi behandeld worden. Pas één Parasha later, deze week in Naso, komen de twee andere zonen aan de beurt en wordt het vervoeren van de andere voorwerpen van de tabernakel behandeld. Daartussenin wordt bijna altijd Shawoe’ot gevierd, het feest waarbij wij het ontvangen van de Torah op de berg Sinai vieren. (Heel zelden is het niet Bemidbar die de Shabbat vóór Shawoe’ot gelezen wordt, maar Naso).
Deze week lezen en bestuderen wij Parashat Naso. Nu beginnen we met de familie Gershon, de oudste zoon van Levi. Ook zijn familie wordt geteld en mag meedoen met het Levi transportbedrijf, gespecialiseerd in heilige en kostbare goederen. De Gershon-familie nam de gigantische grote stoffen bekledingen mee die over het heiligdom hingen, alsmede de lange gordijnen die tussen de verschillende delen van het tabernakel hingen.
Tenslotte wordt MERARI, de jongste zoon en zijn gezin, geteld. Het Merari-gezin was verantwoordelijk voor het transport van de pilaren, de balken en de zilveren funderingsstukken.
Technische details
Hoe heilig dit allemaal ook moge zijn, wat hebben wij in onze moderne tijd te maken met oeroude transportmethodes? Hoe relevant is het voor mij om te weten wie wat meenam en in welke volgorde? In de woestijn ben ik al lang niet meer. Ik heb noch tabernakel noch Tempel waar ik Priesters en Levieten mag aanschouwen. Toch wordt dit elk jaar weer gelezen en geleerd. Is dit een stukje nostalgie, een geschiedenis uit de oudheid of schuilt er meer achter?
Nog meer voor de hand liggende vragen:
-Waarom worden de drie broers niet allemaal in dezelfde Parasha behandeld?
-Waarom wordt de middelste zoon KEHAT eerder genoemd dan zijn oudere broer GERSHON?
-Waarom onderbreekt het Shawoe’ot-feest dit transportverhaal?
Voor we hier antwoord op geven verdiepen we ons eerst in enkele technische details: Hoewel alles in de Tempel heilig was, was er toch een verschil tussen verschillende onderdelen. De meest heilige voorwerpen moesten namelijk tijdens de hele reis met de hand gedragen worden. De andere voorwerpen mochten op wagens vervoerd worden. Vandaar dat KEHAT, hoewel hij de middelste zoon was, voorrang kreeg boven zijn oudere broer. Hij was namelijk fysiek sterker. KEHAT nam de heilige ark mee waar de stenen tafelen in lagen. Zijn mannen waren gespierd en konden het zware werk verrichten. Zij waren sterk genoeg om alles met de hand, zonder wagens, te transporteren.
Vandaar dat KEHAT als eerste genoemd wordt én in een aparte Parasha. Alhoewel hij de middelste broer is, krijgt hij toch voorrang omdat hij de heilige ark, waar de stenen tafelen in lagen, meenam en de Torah altijd prioriteit heeft. (in het eerste jaar zat er nog niets in, toch, toen was de Torah nog niet gegeven…)
Nu wordt het duidelijk waarom het ontvangen van de Torah, dat we met Shawoe’ot vieren, pas plaats kan vinden nadat we geleerd hebben hoe KEHAT de stenen tafelen verhuisde.
Minder zwaar
En nu lezen we de volgende Parasha (Naso) waarin de taak van de oudste zoon GERSHON genoemd wordt. Hij krijgt ook een eerste plaats die hem als eerstgeborene toekomt, omdat onze Parasha met hem begint. Zo krijgt hij ook prioriteit. Door het transportverhaal te splitsen in twee Parshiot geeft de Torah beide broers het respect dat hen toekomt: de middelste zoon wordt als eerste van de drie genoemd aan het einde van Parashat Bemidbar omdat hij de Torah verplaatst. De oudste zoon wordt ook als eerste genoemd aan het begin van Parashat Naso omdat hij de oudste is.
GERSHON, de oudste zoon, heeft een minder zware taak. Hij hoeft de doeken en gordijnen onderweg niet te dragen. Daar zijn de wagens voor. Toch is enige spierkracht vereist. Hij moet over muren klimmen om de grote doeken te verwijderen. Behalve dat moest hij toch een heel stuk lopen met de zware stoffen alvorens hij bij de wagens kon komen. Hoe weten wij dat? Omdat de wagens vijf amot breed waren. De afstand tussen de pilaren van de tabernakel was minder dan 5 amot. Hierdoor kunnen we concluderen dat het onmogelijk was om met de de wagens naar binnen te rijden. De familie Gershon moest daarom de voorwerpen die zij transporteerde, eerst naar buiten dragen totdat zij bij de wagens kon komen.
Natuurlijk werden de pilaren op een gegeven moment ook weggehaald, maar dat was de taak van MERARI, de jongste van de drie. Hij ging pas als laatste te werk nadat Gershon de tapijten al had verwijderd.
De familie GERSHON was niet de meest gespierde, maar ook niet de zwakste. Deze familie had nog wel de nodige kracht voor middelzware taken. Zij moest wel alles zelf dragen, echter alleen maar totdat ze de wagens had bereikt.
Zo kwam elke zoon samen met zijn gezin aan zijn trekken. De middelste zoon met de zwaarste taak wordt als eerste genoemd omdat hij de Torah constant met zich meedraagt (geen wagens). De oudste zoon wordt daarna genoemd maar staat toch aan het begin van onze Parasha. Hij moest gedeeltelijk zijn spierkracht gebruiken om de voorwerpen van de tabernakel naar buiten toe te dragen om ze op de wagens te zetten. De jongste en tevens de zwakste was MERARI. Hij kon de pilaren en zilveren funderingselementen direct op de wagens zetten.
Model
וְעָשׂוּ לִי מִקְדָּשׁ וְשָׁכַנְתִּי בְּתוֹכָם׃
“Jullie zullen voor mij een heiligdom bouwen en Ik zal in hun midden verblijven.” (Shemot 25-8)
G-d gebiedt ons om een heiligdom te bouwen en Hij belooft in ons midden te verblijven. Er staat ‘in hun midden‘ terwijl er eigenlijk had moeten staan dat G-d in het heiligdom aanwezig zou zijn. G-d benadrukt hierbij dat het niet om het gebouw gaat maar om de bouwers van dat gebouw. G-d is vooral in ons aanwezig op het moment dat wij aan een heiligdom werken, onafhankelijk of dat heiligdom een gebouw, een tabernakel, een tempel, een synagoge of een hart is. Zo zien wij dat het Joodse volk al bijna tweeduizend jaar zonder Tempel gedijt en tijdens de corona-jaren ook zonder synagoge. G-d zegt ons toe om niet alleen aanwezig te zijn in de Tempel, in een gebouw, maar in hun midden: in het hart en in de ziel van elke Jood. Daar vind je een stukje G-ddelijkheid, een stukje Tempel. Alles wat er in de Tempel gebeurde, gebeurt ook in ons hart. De Tempel is een model voor ons, hoe wij in het leven kunnen staan. Onze ziel is het meest kostbare dat wij bezitten en wordt vergeleken met de Torah in de ark, die het meest heilige voorwerp in de Tempel was. Onze ziel is een stukje G-d dat wij met ons meedragen en is van het mooiste materiaal gemaakt. Zij glimt als goud. Verder wordt ze beschermd en ingepakt met dubbele lagen doeken (zie Parashat Bemidbar).
Net zoals de Tabernakel door de woestijn getransporteerd moest worden, zo ook reist de Joodse ziel al duizenden jaren door een spirituele woestenij. De manier waarop de heilige voorwerpen vervoerd werden leert ons hoe wij met onze Joodse ziel kunnen omgaan zodat wij ons door millennia heen kunnen handhaven. We leven in een woestijn: een plek waar onze basisbehoeftes ontbreken. De supermarkt bij mij om de hoek verkoopt maar een beperkt aantal koshere producten. De mensen bij mij op straat vieren geen Shabbat en morele waarden zijn in mijn land vaak ver te zoeken. Een ware woestijn. Hoe houden wij dit al duizenden jaren vol? Hoe zorg ik dat ik mijn Joodse ziel blijf voelen en hoe betrek ik de volgende generatie erbij? Door het bestuderen van de taken van de stam Levi zullen we het geheim van onze overleving ontdekken.
Er zijn drie niveaus waarop onze ziel zich kan bevinden:
- het KEHAT-niveau
- het GERSHON-niveau
- het MERARI-niveau
Kehat-niveau | Harmonie
De naam KEHAT betekent verzamelen (Bereeshiet 49-10). Alles bij deze persoon is bij elkaar, verzameld en in harmonie. Hij weet alle aspecten van zijn leven, materieel en spiritueel, te synchroniseren. Bij hem heerst er geen tegenstrijdigheid tussen zijn lichamelijke behoeftes en zijn spirituele realiteit. Het ene loopt harmonieus over in het andere. Zijn lichaam gebruikt hij om zijn hemelse doelen te bereiken.
Hij gebruikt deze wereld, maar misbruikt het niet. Hij leeft in evenwicht. Zijn ziel, hart en lichaam vloeien naadloos in elkaar over. Het lichaam voert uit wat de ziel nodig heeft en daardoor verheft de ziel het lichaam. Hij draagt de Torah met zich mee. De Torah is dicht bij hem en niet ‘ver weg op een wagen’.
De KEHAT-familie maakte geen gebruik van wagens. De heilige objecten droegen ze zelf. Er was geen scheiding tussen de Torah en hun lichaam. Zij gebruikten hun lichaam en geest in harmonie en wisten dat allemaal te integreren. KEHAT verzamelt alles en maakt er een coherent pakket van. In zijn leven voelt hij geen frictie tussen tegenstrijdige verlangens. Hierdoor ervaart hij rust en is hij tevreden. Alle verschillende elementen in zijn leven kloppen met elkaar.
Gershon-niveau | Wegsturen
GERSHON betekent wegsturen. Dit vertegenwoordigt de persoon die nog geen harmonie in zijn leven heeft kunnen bereiken. Het lukt hem nog niet zo goed om ervoor te zorgen dat zijn lichaam uitsluitend uitdrukking geeft aan zijn ziel. Om zijn ziel te beschermen en te koesteren is het voor hem nodig om het fysieke weg te sturen. Dan pas kan hij zijn ziel voelen. Doet hij dat niet dan zal zijn ziel verdrinken in de materiële verlangens omdat hij nog niet op het niveau is om al het fysieke uitsluitend te gebruiken om G-d te dienen.
Hij vecht tegen het materiële omdat hij het nog niet heeft weten te kanaliseren binnen de wegen van de Torah. Het is niet ideaal, maar zeker verdienstelijk en lovenswaardig omdat hij wegstuurt wat ongewenst is. Hij moet zich met allerlei doeken en gordijnen beschermen tegen ongewilde infiltraties. Dit zijn de grenzen die hij zichzelf oplegt. Het is een voorrecht om het slechte te kunnen herkennen en weg te jagen. Het wegsturen en zichzelf beschermen is een heilige taak in de Tempel.
Merari-niveau | Bitter
Als laatste is de jongste zoon aan de beurt, MERARI. Deze naam betekent bitter. Denk aan maror, het bittere kruid. Deze man of vrouw heeft best wel moeite om zich staande te houden. Hij is bitter omdat het hem niet lukt om zijn geest in harmonie met zijn lichaam te doen functioneren, zoals KEHAT. Het lukt hem zelfs niet om zich af te schermen tegen ongewilde elementen en ze weg te sturen, gelijk GERSHON dat doet.
Hij wordt als laatste genoemd, niet alleen omdat hij de jongste van de drie is, maar ook omdat hij bescheiden en gefrustreerd is. Hij is de zwakste in spierkracht maar ook in geestelijk opzicht. Hij zit er echt mee. Hij denkt dat hij niets waard is en dat hij niet mee mag doen. En dit is zijn bitterheid. Niets is minder waar. G-d heeft ook voor hem een boodschap en een taak weggelegd. Hij krijgt zelfs een fundamentele functie! MERARI mag de pilaren en de fundering transporteren.
Het feit dat hij onvrede over zijn spirituele toestand heeft is op zich al een heel mooi niveau. Hij doet mee met de Tempeltaken, want iedereen hoort erbij. Of je nu perfect bent en deze wereld uitsluitend voor het goede weet te gebruiken of niet. Zijn onvrede over zijn spirituele toestand, zijn bitterheid en bescheidenheid werken in zijn voordeel. Merari vertegenwoordigt de persoon die zich zorgen maakt over zijn lage niveau. Alleen al het feit dat hij bezorgd is laat zien hoe betrokken hij is. Het lukt hem niet om een hoger niveau te bereiken, maar hij verlangt er wel naar en is verbitterd dat het hem nog niet lukt. Deze houding zorgt ervoor dat hij een heilige taak heeft in de allerheiligste plek op aarde, in de Tempel!
Veerplank om verder te komen
Hij kan zijn bittere gevoelens gebruiken als veerplank, als basis en fundering om zichzelf verder voort te bewegen. Deze gevoelens van bescheidenheid vormen het begin van elke goede relatie. Het is de fundering waar de rest op gebouwd is.
Ben je gefrustreerd over je spirituele toestand? Je bent dan beter af dan je denkt. Wil je springen, dan zul je eerst door je knieën moeten gaan om hogerop te komen. Dit is de neerwaartse beweging, het bittere gevoel dat een sprong naar het positieve mogelijk maakt.
Wil je met pijl en boog schieten, richt dan de achterkant van de pijl eerst naar je hart toe. Hoe meer je de pijl naar achteren spant, hoe verder je pijl komt.
Een stukje bescheidenheid en frustratie is soms op zijn plaats, mits het, ten eerste, beperkt blijft, anders zou het tot depressie kunnen leiden en dat is natuurlijk uit den boze. De tweede voorwaarde is dat je dat gevoel vervolgens weet om te buigen om je verder vrolijk voort te bewegen op je reis door het leven.
Blijf daarom waakzaam: welk soort bitterheid ervaar je? Zijn het schuldgevoelens die ervoor zorgen dat je blokkeert? Dan ben je zeker niet goed bezig. Als je tegen je slechte neigingen wilt vechten, dan zul je daar heel veel energie in moeten stoppen. Vergelijk het met twee mensen die met elkaar worstelen. Als er eentje lui of zelfs niet enthousiast genoeg is om te willen winnen, dan zal hij de strijd verliezen, ook al zou hij in spierkracht sterker zijn dan zijn tegenstander. Zo ook in spirituele zin: wil je de strijd tegen alles wat verkeerd is in je leven winnen, dan is het niet handig om op dat moment je droevig, bitter en zwaar te voelen. Met deze emoties zul je nergens zin in hebben, totaal blokkeren en zeker geen moeilijke strijd aan kunnen. Daar is juist enthousiasme en vreugde voor nodig. Vandaar dat vrolijkheid, zang en dans een centrale rol spelen in het Jodendom. Het is dé manier om vol energie te vechten tegen alles wat ons neerwaarts probeert te sleuren.
Bitterheid: hoeveel en wanneer
Mocht je schuldgevoelens hebben en bitterheid ervaren terwijl je op dat moment bezig bent met allerlei zaken zoals, werk, school, gebed, Torah leren of mitswot doen, dan weet je zeker dat deze emoties negatief zijn. Ze zijn alleen maar op komen dagen om je te weerhouden van het uitvoeren van de positieve zaken waar je mee bezig bent. Stuur deze bittere gevoelens op dat soort momenten onmiddellijk weg. Ga niet in discussie met een stemmetje in jezelf dat vol met schuldgevoelens zit en jou ervan probeert te weerhouden om verder te gaan met waar je mee bezig was. Zoals de wijze Koning Salomon zegt in Spreuken 26-4:
אַל־תַּ֣עַן כְּ֭סִיל כְּאִוַּלְתּ֑וֹ פֶּֽן־תִּשְׁוֶה־לּ֥וֹ גַם־אָֽתָּה׃
‘Beantwoord niet een dwaas, opdat jij niet met hem vergeleken zult worden.’
De dwaas in dit geval is het stemmetje dat jou schuldgevoelens aanpraat op een ongeschikt moment. Negeer het en ga vooral verder met waar je mee bezig was.
Daarentegen is het goed om af en toe, op gezette tijden, die wij van tevoren bepaald hebben, na te denken over ons niveau en hoe ver we eigenlijk verwijderd zijn van waar we zouden kunnen en hadden willen zijn. Dit is gepaste en beperkte bitterheid.
Tegelijkertijd is het wijs om te beseffen dat elk mens eigenlijk twee zielen heeft die G-d allebei in ons geplaatst heeft. Enerzijds de G-ddelijke ziel die uitsluitend de Torah wil leren en alles wat erin staat wil uitvoeren. Anderzijds de Yetser Hara, de ‘slechte wil’ die G-d in ons gezet heeft om ons te verleiden en te overtuigen om de Torah niet te volgen, om egoïstisch te zijn en in onze eigen verlangens op te gaan. Het is G-d Zelf die ons dagelijks uitdaagt. De reden daartoe is opdat wij diepere krachten in onszelf naar boven zullen halen om deze slechte wil in ons te negeren en weg te jagen. Daarbij laten wij zien hoe zeer wij het waarderen dat G-d ons de gelegenheid geeft om dichtbij Hem en alles wat Hij vertegenwoordigt te komen.
Enerzijds zijn wij best bitter en droevig over onze ‘verkeerde’ acties. Anderzijds laten wij deze gevoelens alleen op gepaste tijden toe en zorgen wij ervoor dat wij daarna weer vrolijk zijn omdat wij weten dat de slechte wil alleen in ons is geplaatst om ons uit te dagen. Die vrolijkheid is noodzakelijk om vol met energie tegen onze ‘verkeerde’ verlangens in te gaan.
Verder kunnen we alleen maar concluderen wat voor een hoge dunk G-d van ons heeft als Hij ons steeds zo sterk verleidt en van ons verwacht dat wij de verleidingen kunnen weerstaan. Van onze kant zijn wij al lang blij als het ons af en toe lukt om een goede daad te verrichten.
Merari betekent bitterheid. Het is het gevoel dat wij nog maar op een bescheiden niveau zijn. De taak van Merari was om de zilveren fundering te transporteren omdat beperkte bitterheid de zilveren fundering is van ons leven. Gepaste en begrensde bitterheid vormt de basis om op een vrolijke manier verder op reis te gaan in het leven.
Zoals de Levieten de voorwerpen van de tempel mee op reis namen, zo ook transporteren wij in ons leven allerlei gevoelens die wij met behulp van de lessen uit de Torah weten te sturen en te kanaliseren. Of je nu op het Kehat niveau bent (waarbij je lichaam en ziel naadloos in elkaar overlopen) of je bent op het Gershon niveau (waarbij je je begeertes weg weet te jagen) of op het Merari niveau (waarbij je bitter bent over je spiritueel niveau) wees ervan verzekerd dat alle drie niveaus een belangrijke plaats innemen in het dienen van G-d, toen en nu!
Drie namen, drie tijdperken
De Chatam Sofer (1762-1839) vertelt ons dat de drie namen Kehat, Gershon en Merari, drie fases in de Joodse geschiedenis vertegenwoordigen, waarbij elke periode moeilijker wordt, meer uitdagend en des te waardevoller is.
Kehat betekent verzamelen. Dit vertegenwoordigt de tijd dat beide tempels bestonden en het Joodse volk verzameld was en bij elkaar woonde.
Gershon betekent wegsturen. Dit is de ballingschap vanaf het jaar 70 toen de tweede Tempel verwoest werd waarna de Joden uit hun land door de hele wereld werden verbannen.
Merari betekent bitterheid, de vervolgingen, pogroms en holocaust, een onbeschrijfelijke verwoesting en ellende.
G-d dienen als alles koek en ei is, zoals in de eerste periode, is zeker waardevol.
De Torah en je tradities behouden in fase twee, zonder tempel en verspreid over de hele wereld is een ongelofelijke uitdaging.
Diegenen die in periode nummer drie, de inquisitie, pogroms en holocaust meemaakten zijn onze allerheiligsten. Met wat zij hebben moeten doorstaan hebben zij het hoogst mogelijke niveau bereikt, zowel diegenen die vermoord werden als diegenen die het overleefden en de moed bij elkaar hebben geraapt om verder te leven. Deze mensen verdienen ons diepste respect. Rav Yoel Teitelbaum, de Satmer Rebbe (1887 – 1979) vertelt ons dat als je een zegen wilt ontvangen, je dat het beste kunt vragen aan iemand die een getatoeëerd nummer op zijn arm heeft. Diegenen die deze bitterheid hebben meegemaakt hebben het ultieme niveau bereikt en gaan volgens de Lubavitcher Rebbe (1902 – 1994) direct naar Gan Eden (paradijs).
Moge Mashiach zich meteen openbaren en alle bitterheid en tranen van de aardbodem wegvegen en vooral al deze herinneringen totaal uit ons geheugen doen verdwijnen!
Bracha Heintz
chabadutrecht.nl
Gebaseerd op de lessen van de eerste en zevende Lubavitcher Rebbe, Rav YY Jacobson en de Chatam Sofer
Opgedragen aan de ziel van Marks ben Shmuel en Roza (vader van mijn schoonzoon), overleden op de eerste dag Shawoe’ot 2020, 6 Siewan 5780.
Opmaak Rianne Meijer, Devorah van der Heiden & Sonja Tamam.
Tip! Print dit artikel nog voor de aanvang van Shabbat, zodat je het rustig tijdens Shabbat kunt (na)lezen
Help mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen. Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.