Tag: Parasha

Kie Tawo | Opbiechten, de Joodse manier

Kie Tawo | Opbiechten, de Joodse manier

Ieder mens heeft zijn goede kanten. Ik en jij ook! We ontdekken samen hoe wij naar het positieve deel van ons leven kunnen kijken. We waarderen wat wel goed gaat en we leren er zelfs hardop over te vertellen. 

Download hier de PDF van dit artikel

Wiedoei Maäser, ‘Het opbiechten van 10% van je oogst is één van de 248 geboden die in de Torah, in Parashat Kie Tawo, behandeld wordt. Het gaat hier om een 3000 jaar oud belastingsysteem dat in Israel opereerde en uitstekend functioneerde. Het principe was door G-d Zelf bedacht en bestond uit een cyclus van zeven jaar dat uit twee sets van drie jaar en vervolgens een apart zevende jaar bestond.

Deze jaren werden geteld vanaf een bepaalde datum in het jaar. Voor groenten, graan enz… was de eerste van de maand Tishrie de grens (Rosh Hashana, Joods Nieuwjaar). Voor vruchten die aan bomen groeien werd Toe Bishwat, de 15de van de maand Shewat als grensdatum gehanteerd.

In het eerste en tweede jaar van de zevenjarige cyclus werd belasting in goederen op de volgende manier geheven: Of het nou ging om graan, vruchten of groenten, elke landeigenaar of boer gaf eerst 2% van zijn oogst aan de priesters. Dit heet Teroema. De priesters vertegenwoordigden met hun dienst in de tempel het hele volk. Ze waren ook verantwoordelijk voor onderwijs, bezaten geen grond en waren geen zakenlui. Ze leefden van de belastingopbrengsten die het Joodse volk aan hen gaf.

Nadat die 2% geheven was, werd er vervolgens over de oogst die overbleef nog eens belasting geheven die Maäser Rishon heette. Dat was 10% van de resterende oogst en deze werd aan de Levieten gegeven. De Levieten voerden ook allerlei taken uit voor het hele volk.

Nog eens 10%

Nadat er 2% aan de priesters was gegeven en vervolgens 10% aan de Levieten werd er van het restant van de oogst weer 10% genomen. Dat werd Maäser Sheni genoemd, de tweede Maäser, oftewel het tweede tiende deel. Dit deel hoefde de boer aan niemand te geven. Hij nam het zelf mee naar Yerushalayim om het aldaar zelf te consumeren. Hij kon in Yerushalayim van die 10% van zijn oogst zelf eten en genieten. Het was een gelegenheid voor alle boeren om naar Yerushalayim te gaan en daar te genieten van de sfeer die daar heerste. Het diende ook om de economie in Jerushalayim te stimuleren. Het vulde de stad met actie en het gaf de boer voldoening, zowel materieel als spiritueel.

Hierna was de boer vrij om de rest van zijn oogst voor zichzelf te bewaren, te verkopen of zelf te nuttigen.

Dit belastingsysteem gold in het eerste en tweede jaar alsook in het vierde en vijfde jaar van de zevenjarige cyclus. Wat gebeurde er in het derde en zesde jaar? In jaar 3 en 6 gaf de boer hetzelfde als in jaar 1 en 2 en 4 en 5: Eerst 2% aan de priesters en vervolgens 10% aan de Levieten.  Alleen het laatste deel, Maäser Sheni, de tweede Maäser, die derde en laatste heffing was anders. Die ging niet mee naar Jerushalayim. Het werd aan de armen gegeven. Dat derde deel heette Maäser Ani, de tiende voor de armen.

Voor de armen

Behalve de tiende in jaar 3 en 6 kregen de armen elk jaar ook nog drie delen van de oogst.

  • Deel 1. Een boer mocht nooit zijn hele veld oogsten. Een hoek van zijn veld moest altijd overgeslagen worden. De armen mochten daar zelf komen oogsten.
  • Deel 2. Als een boer een deel van zijn oogst was vergeten mocht hij niet teruggaan om het alsnog te halen. Dit liet hij achter voor de armen.
  • Deel 3. Als een deel van de oogst tijdens het plukken viel, mocht de boer het niet oprapen. Ook dit deel werd voor de armen achtergelaten.

In het derde en zesde jaar van de cyclus ontvingen de armen behalve deze drie delen ook nog eens Maäser Sheni, een tiende van de oogst nadat de delen voor de priesters en de Levieten er al afgetrokken waren.

Jaar 1 en 2 waren gelijk aan jaar 4 en 5. Jaar nummer 3 was gelijk aan jaar nummer 6.

Speciale status

En nu het zevende jaar dat Shemita genoemd wordt. Dit jaar heeft een speciale status. In dit jaar worden alle velden onbeheerd achtergelaten. Elk individu, boer of niet, arm of rijk, heeft dan gelijke toegang tot alle wijngaarden, velden en boomgaarden en mag daar naar behoefte plukken. Ook de eigenaar mag dat, maar alleen wat hij nodig heeft voor zichzelf, zijn gezin, zijn personeel en zijn dieren. Hij mag er niet in handelen, aangezien hij er in dat zevende jaar geen eigenaar van is, waardoor hij ook niet bij machte is om er belasting over te betalen.

Zo werden de landbouw, de belastingen, het voedsel voor de armen en een vakantie naar Yerushalayim geregeld, en dit allemaal volgens de wetten van de Tora!

En nu de speciale mitswah die in onze parasha behandeld wordt, Wiedoei Maäser. Wanneer de cyclus van 3 of 6 jaar voorbij was, was er een gebod van toepassing dat וידוי מעשר (Wiedoei Maäser) heet, oftewel het opbiechten van de tiende.

Wat was dat?

In het vierde jaar en zevende jaar moest de boer controleren of hij in de voorafgaande drie jaren wel aan al zijn belastingverplichtingen had voldaan. Misschien was hij niet overal aan toegekomen of was hij een bepaald deel vergeten te geven, had hij het uitgesteld of gewoon nog niet weggegeven. Misschien lag er nog ergens bij hem in de opslag een hoeveelheid graan of erwten die hij nog schuldig was. Nu was de tijd aangebroken om alles wat hij verzuimd had te geven, uit te betalen.

Natuurlijk moest alles het liefst op het juiste moment en in het juiste jaar weggegeven worden. Mocht hij echter iets vergeten zijn of hij was te druk en er niet aan toegekomen zijn, dan was het vierde jaar de laatste gelegenheid om alles recht te trekken.

Liefst in de Tempel

Wat in het derde jaar geplant werd, werd niet altijd in het derde jaar geoogst. Zo waren er bepaalde gewassen die in het derde jaar gezaaid werden en pas in de winter van het vierde jaar geoogst werden. Daarom moest de boer tot de lente van het vierde jaar wachten, op de laatste dag van Pesach, om het liefst in de Tempel, maar het kon ook bijvoorbeeld thuis, zijn ‘Maäser, (tiende) op te biechten’. Hoofdstuk 26 van Dewariem helpt ons verder:

כִּ֣י תְכַלֶּ֞ה לַ֠עְשֵׂר אֶת־כָּל־מַעְשַׂ֧ר תְּבוּאָתְךָ֛ בַּשָּׁנָ֥ה הַשְּׁלִישִׁ֖ת שְׁנַ֣ת הַֽמַּעֲשֵׂ֑ר וְנָתַתָּ֣ה לַלֵּוִ֗י לַגֵּר֙ לַיָּת֣וֹם וְלָֽאַלְמָנָ֔ה וְאָכְל֥וּ בִשְׁעָרֶ֖יךָ וְשָׂבֵֽעוּ׃

וְאָמַרְתָּ֡ לִפְנֵי֩ ה’ אֱלֹקיךָ בִּעַ֧רְתִּי הַקֹּ֣דֶשׁ מִן־הַבַּ֗יִת וְגַ֨ם נְתַתִּ֤יו לַלֵּוִי֙ וְלַגֵּר֙ לַיָּת֣וֹם וְלָאַלְמָנָ֔ה כְּכָל־מִצְוָתְךָ֖ אֲשֶׁ֣ר צִוִּיתָ֑נִי לֹֽא־עָבַ֥רְתִּי מִמִּצְוֺתֶ֖יךָ וְלֹ֥א שָׁכָֽחְתִּי׃

לֹא־אָכַ֨לְתִּי בְאֹנִ֜י מִמֶּ֗נּוּ וְלֹא־בִעַ֤רְתִּי מִמֶּ֙נּוּ֙ בְּטָמֵ֔א וְלֹא־נָתַ֥תִּי מִמֶּ֖נּוּ לְמֵ֑ת שָׁמַ֗עְתִּי בְּקוֹל֙ ה אֱלֹקי עָשִׂ֕יתִי כְּכֹ֖ל אֲשֶׁ֥ר צִוִּיתָֽנִי׃

הַשְׁקִיפָה֩ מִמְּע֨וֹן קָדְשְׁךָ֜ מִן־הַשָּׁמַ֗יִם וּבָרֵ֤ךְ אֶֽת־עַמְּךָ֙ אֶת־יִשְׂרָאֵ֔ל וְאֵת֙ הָאֲדָמָ֔ה אֲשֶׁ֥ר נָתַ֖תָּה לָ֑נוּ כַּאֲשֶׁ֤ר נִשְׁבַּ֙עְתָּ֙ לַאֲבֹתֵ֔ינוּ אֶ֛רֶץ זָבַ֥ת חָלָ֖ב וּדְבָֽשׁ׃

12) Als je klaar bent om al je tienden van je oogst te geven in het derde jaar, het jaar van de tiende, en je zult het aan de Levi, aan de vreemdeling, aan de wees en de weduwe geven, en jullie zullen eten in jullie poorten en jullie zullen verzadigd zijn.

13) En jij zult zeggen vóór Hashem jouw G-d, “Ik heb uit mijn huis al het heilige verwijderd en ik heb ook gegeven aan de Levi en aan de vreemdeling, aan de wees en aan de weduwe zoals Jouw gebod is, dat je mij geboden hebt. Ik heb Jouw gebod niet overtreden en ik ben niets vergeten.

14) Ik heb er niet van gegeten toen ik rouwde, noch heb ik het speciale deel verwijderd terwijl ik onrein was en ik heb het niet gebruikt voor een lijk. Ik heb naar de stem van Hashem, onze G-d geluisterd, ik heb gedaan zoals Jij mij alles hebt geboden.

15) Kijk vanuit Jouw heilige woonplaats, vanuit de hemel, en zegen Jouw volk, het Joodse volk en het land dat Jij ons geschonken hebt, zoals je het aan onze voorouders hebt gezworen, een land dat met honing en melk vloeit”.

Hierbij eindigt het gebod van וידוי מעשר (Wiedoe Maäser), het opbiechten van de tiende.

Klopje op eigen schouder

Interessant, maar tegelijkertijd zeer vreemd. Waarom wordt dit gebod ‘opbiechten’ genoemd? Ik lees hier een verklaring maar ik bespeur nergens iets wat op opbiechten zou lijken. Vooralsnog betekent opbiechten dat je benoemt hetgeen je verkeerd hebt gedaan. Dit doen we dagelijks in ons gebed. Ook op Yom Kipoer benoemen we al onze fouten. We hebben spijt, we verontschuldigen ons en nemen de verantwoordelijkheid om ons in de toekomst aan de regels te houden.

Deze boer echter vertelt juist dat hij alles naar behoren heeft uitgevoerd. Hij is zelfs niets vergeten. Hij heeft precies alles gedaan zoals G-d hem geboden heeft. Hij heeft zelfs niets per ongeluk overtreden. Hij heeft alles foutloos en perfect uitgevoerd. Waarom wordt deze verklaring dan ‘opbiechten’ genoemd? Het is juist het tegenovergestelde daarvan: Je verklaart dat je alles perfect hebt gedaan en je bent zelfs niets vergeten!

Het is Rav Yosef Ber Soloveitchik die ons gaat helpen om dit te begrijpen.

De Torah geeft ons hier een diepe boodschap: soms moet een mens een verklaring afgeven over wat hij verkeerd heeft gedaan. Maar hij moet ook weten te vertellen hoe goed hij is, hoe fantastisch hij alles gedaan heeft, hoe succesvol hij is. Klopje op je eigen schouder dus. Niet alleen moet hij het denken. Nee, hij moet het hardop zeggen en vertellen, niet vanuit hoogmoed of arrogantie maar uit het diepste van zijn hart en met oprechtheid.

Want ziet U, geachte lezer, elk mens heeft zo zijn successen, zijn goede kanten, zijn vakken waar hij hartstikke goed in is. Hij moet leren om naar dit deel van zijn leven te kijken, het te waarderen en er zelfs over te vertellen. Dit is zo belangrijk, zo heilig, dat dit vertellen bij voorkeur in de Tempel in Yerushalayim plaatsvond, de heiligste plek op aarde.

Niet alleen moet hij zijn goede kanten bekijken, hij wordt zelfs geboden om ze op te noemen en te zeggen: “Ik heb het perfect gedaan, ik ben zelfs niets vergeten!”

Twee vragen

Blijven er twee vragen over:

  1. Waarom heet deze declaratie opbiechten?
    en
  2. Waarom moet dit aan G-d verteld worden? G-d weet toch alles?!

Als je iets fout hebt gedaan, dan begrijpen we dat je het op moet noemen. Ook dan weet G-d alles wat je uitgespookt hebt. In dat geval echter heeft de mens het nodig om zichzelf ermee te confronteren. Hij moet zich realiseren wat er gaande is voordat hij er iets aan kan doen. Vandaar dat elke vorm van inkeer met opbiechten begint. 

Maar onze boer heeft alles voortreffelijk en uitmuntend ten uitvoer gebracht. Wat is hij aan het opbiechten?

Het antwoord hierop zullen wij ontdekken in het feit dat G-d de mens gemaakt heeft en dus precies weet hoe hij in elkaar zit, hoe hij opereert,  lichamelijk, emotioneel, mentaal, psychisch en spiritueel. Verder weten wij dat de wijsheid van G-d en Zijn adviezen in de Torah verborgen liggen.

Wij zullen weldra ontdekken welke raad G-d ons meegeeft omtrent het opbiechten.

Toetje op jurk

Stel, je draagt een mooi kledingstuk. Het is gewassen en gestreken en je draagt het bij een belangrijke gelegenheid, zoals bij een bruiloft. Maar helaas, bij het toetje stoot iemand tegen je aan en je zit onder de chocola. Je begeeft je naar een wastafel om de vlekken te verwijderen en onderweg laat een ober zijn bessentaart met poedersuiker over je heen vallen. Op dat moment is de zaak hopeloos. Je geeft het op. Als iemand nog een restje soep kwijt wil, dan mag het wel op jouw jurk. Als je het nog een jurk kunt noemen, aangezien er nu een metamorfose heeft plaatsgevonden. Een dweil zou nu een betere benaming voor je kledingstuk zijn.

‘Als er al zoveel op geknoeid is, dan heeft het schoonmaken weinig zin meer. Gooi er dan nog maar wat soep bovenop.’

Hetzelfde geldt voor je persoonlijkheid, je gevoel van eigenwaarde. Als er al zoveel op geknoeid is, dan heeft het schoonmaken weinig zin meer. Gooi er dan maar nog wat meer bovenop.

Niemand die het verschil zal merken tussen een vieze dweil en een nog viezere dweil. Er is geen noodzaak meer om een mooie jurk of een zuivere ziel, te beschermen.

Als je van jezelf denkt dat alles bij jou een mislukking is, dat je vies en onwaardig bent en dat je medemens en G-d jou niet respecteren en waarderen, ja, wat het heeft het dan voor zin om op te biechten en de smeerboel te verwijderen. Je zit toch al onder de vlekken… nee, je hele wezen is één grote vlek.

Als je zo in het leven staat dan zul je nooit tot inkeer kunnen komen. Dan ga je niet eens beginnen om je fouten te wassen. Het heeft toch geen zin. Wel eens iemand tegengekomen die zegt: “Ik doe toch altijd alles fout!“ Het gaat zelfs nog een stapje verder; in zo’n geval neem je niet eens verantwoordelijkheid voor je daden. Waarom zou je? Het maakt toch geen enkel verschil. Gooi er nog maar wat soep bovenop! Een overtreding meer of minder, wat maakt het uit? Ik ben toch al vies en verwerpelijk.

Hardop vertellen

Nee, vertelt de Torah ons. Wil je tot inkeer komen, ga dan eens eerst aan jezelf vertellen, hardop, in de Tempel, wie jij bent. Een schepsel naar het evenbeeld van G-d gemaakt. Een persoon die ver boven zijn vlekken uitsteekt, iemand die zich niet laat definiëren door zijn negatieve aspecten.

Ja, er is hier en daar misschien wel een vlekje. Ik heb vlekken, maar ik ben geen vlek. Ik heb ook successen geboekt. Ik heb mijn plicht gedaan. Ik ben een goed persoon, die alles wat mij niet toebehoort gegeven heeft aan wie het moest ontvangen. Ik ben de baas over mijzelf.

Als ik de mist in ga, dan kan ik dat corrigeren want ik heb oneindig veel kracht, potentie en mogelijkheden. Ik houd de regie bij mijzelf. Ik heb er controle over en als het fout gaat dan is het precies dát, een vlekje op een prachtige mooie jurk. De jurk is elegant en daar hoort geen vlekje op. Het vlekje wordt meteen verwijderd. Maar op een dweil? Wie maakt zich druk om een schoonmaakdoek, vuil, vuiler of nog vuiler?

Geen vergissing

Ik heb mij misschien vergist, maar ik ben geen vergissing. Ik kan kiezen hoe ik mij verhoud tot het verleden en daardoor ook tot het heden en de toekomst. Als ik mij goed voel en mij realiseer wat ik waard ben dan zal ik automatisch deze waarde willen behouden en elk vlekje willen corrigeren.

Ik wacht ook niet op complimenten en erkenning van anderen. Dit doe ik helemaal zelf. Het is een verplichting, één van de mitswot die ons geboden is. Ik ga het liefst naar de heiligste plek op aarde, de tempel in Yerushalayim en daar ga ik zelf hardop vertellen hoe fantastisch en vlekkeloos ik ben. Ik heb zelfs niet per ongeluk iets verzuimd. Ik ben niet afhankelijk van de waardering van anderen.

Eigen waarde

De Torah leert ons dat elke vorm van inkeer en opbiechten begint met het opnoemen van je eigen waarde. De basis voor inkeer is het verklaren van hoe je alles perfect hebt uitgevoerd, je hebt zelfs geen enkele steek laten vallen.

Daarom wordt deze parasha gelezen vlak voor Rosh Hashana en Yom Kipoer. Het is weliswaar geen opbiechten, maar het is daar wel de voorwaarde en de inleiding voor.

Wat een waardevolle les, wat een speciaal leermoment!

Proef je successen, benadruk ze en toon het mooie en pure in jezelf en in anderen. Wil je verandering in het gedrag bewerkstelligen van jezelf of een familielid? Ga dan eerst kijken of er überhaupt wilskracht en potentie aanwezig is. Zorg dat de mensen om je heen (jezelf inbegrepen) een positief geluid horen. Zorg dat jij jouw goede daden “opbiecht”. Vanuit dit positieve gevoel zul jij de wilskracht in jezelf ontdekken om op te biechten, spijt te betuigen en verantwoordelijkheid te nemen voor jouw gedrag in de toekomst.

Alleen als je zelf gelooft dat jij een prachtig, schoon en mooi kledingstuk bent waar incidenteel een klein vlekje op terecht is gekomen, zul je bij machte zijn om de viezigheid te verwijderen. Wanneer je dit positieve gevoel bij jezelf weet te ontdekken en te ontplooien, zul jij het ook aan je medemens kunnen doorgeven. Je zult in staat zijn om je kinderen, je levenspartner, je buurvrouw en de bakker in een zuiver en schoon daglicht te beschouwen. Nu ben je klaar voor Rosh Hashana, het Joodse Nieuwjaar en Yom Kipoer. Het zijn dagen van inkeer en bezinning.

Met de wetenschap dat er een fantastische kern in jouw hart en ziel zit zul je in staat zijn om dit jaar je vlekjes te reinigen, met liefde en respect naar jezelf en je medemens!

Shabbat Shalom en Shana Tova!

Bracha Heintz
Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!

Gebaseerd op lessen artikel van Rav YY Jacobson.
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Speciale dank voor de opmaak en correcties door Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah v.d. Heiden.


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

 

Kie Teetsee | Twee moeders, één Koning en een halve baby

Kie Teetsee | Twee moeders, één Koning en een halve baby

Hoe koning Salomon een zwaard naar zich toe liet brengen om een baby doormidden te snijden die door twee vrouwen geclaimd werd. Was dit een dwaze actie van een wrede Koning? Laten we samen op zoek gaan naar een diepere betekenis die op subtiele wijze in de Torah verscholen ligt. 

Download hier een printversie van dit artikel (PDF)

Koning David leefde niet meer en zijn jonge zoon, koning Salomon, nam het koninkrijk over. Koning Salomon vroeg aan G-d om hem een ‘begrijpend hart’ te geven: wijsheid en begrip om zijn volk op een rechtvaardige en juiste manier te kunnen berechten. G-d was heel blij met dit verzoek, want Salomon vroeg niet om een lang leven of rijkdom of heerschappij over zijn vijanden. En zo zorgde G-d ervoor dat koning Salomon voor altijd de meest wijze man op aarde zou zijn. (Koningen 1, hoofdstuk 3, vers 9 en 10) 

Twee vrouwen en een baby

Als voorbeeld van zijn unieke wijsheid vinden we in de Torah een bijzonder verhaal dat over de hele wereld bekend is (Koningen 1, hoofdstuk 3, verzen 16 – 28)

Ik citeer: 

“Er kwamen twee dames naar de Koning en zij stonden voor hem. Toen zei de ene vrouw: “Alstublieft, mijn meester, ik en deze vrouw wonen in één huis. En ik ben bevallen met haar in huis. En het was op de derde dag na mijn bevalling en toen beviel ook deze vrouw. En wij zijn samen, er is verder geen vreemde in huis met ons, alleen wij tweeën zijn in huis. En de baby van deze vrouw is overleden in de nacht omdat ze op hem heeft gelegen. En ze is midden in de nacht opgestaan en ze heeft mijn zoon van mij weggenomen en ik sliep en ze heeft hem in haar boezem laten slapen; en haar dode zoon heeft zij in mijn boezem gelegd. En ik stond ’s ochtends op om mijn zoon te voeden en hij was dood; en ik heb hem onderzocht in de ochtend en het was niet de zoon die ik gebaard had.”
En de andere vrouw zei : “Nee, want mijn zoon is levend en jouw zoon is dood.” En de ene zegt: “Nee, want jouw zoon is dood en mijn zoon is de levende.” En ze spraken vóór de Koning.

En de Koning zei: “Deze zegt: ‘Dit is mijn levende zoon en jouw zoon is dood’ en deze zegt: ‘Nee, want jouw zoon is dood en mijn zoon is de levende’. En de Koning zei: “Breng mij een zwaard.” En ze brachten het zwaard vóór de Koning. En toen zei de Koning: “Snijd het levende kind in tweeën en geef de helft aan de ene en de helft aan de andere.” En toen zei de vrouw, wiens zoon de levende was, tegen de Koning, omdat haar medelijden voor haar zoon aangewakkerd werd: “Alstublieft, mijn meester, geef haar het levende kind en vermoord hem zeker niet.” En de tweede vrouw zegt: “Noch ik noch jij zal het hebben, snijd!” En de Koning antwoordde en hij zei: “Geef haar het levende kind en je zult zeker niet doden. Zij is de moeder.”

Heel Israel hoorde het, de rechtszaak die Salomon had berecht, en ze hadden veel ontzag voor de Koning want zij zagen dat G-ds wijsheid in hem was om te berechten.

Einde citaat.

Kind van een ander

Wie kent dit verhaal niet? Het eerste geval van jurisprudentie ooit genotuleerd. Het lijkt zo simpel: de vrouw die medelijden heeft is natuurlijk de echte moeder, daar heb je de wijsheid van koning Salomon niet voor nodig! Dit is echter een zeer oppervlakkige kijk op de zaak. Bij het nalezen van de details in het verhaal komen er veel vragen naar boven.

Uiteraard kan het niet anders zijn dan dat één van de vrouwen liegt. Salomon veronderstelt dat het diegene is die met het hele verhaal aan komt zetten. Natuurlijk concludeert koning Salomon dat. Immers vertelt ze sowieso al een leugen; haar verhaal kan gewoon niet kloppen. Ze vertelt over een geheimzinnig scenario, een babyverwisseling die plaatsvond terwijl zij verklaart dat ze zelf toen sliep. Hoe weet ze dan zo precies wat er gebeurde als zij zelf niet wakker was? Oké, het kind is dood, maar hoe weet zij dat het gebeurde omdat die andere vrouw op haar baby lag terwijl zij zelf lag te slapen? 

En waarom wil ze dan zo graag dat kind hebben? Omdat haar kind is overleden en ze graag een kind wil? Maar het is al zo moeilijk om je eigen kind groot te brengen. Deze leugenaarster wil kennelijk dit kind dat niet van haar is (hetgeen nog zal moeten blijken) voeden, opvoeden en grootbrengen! Het is al moeilijk genoeg om voor je eigen kind te zorgen, laat staan het kind van een ander.

Waarom doet zij dat? Wat is haar motivatie? Omdat ze zo graag een kind wil hebben? En op het moment dat de Koning beslist om het kind te splitsen en de barmhartige moeder ”nee” roept en zegt ”geef het kind aan de andere vrouw”, zegt zij: ”Snijd”. Waarom heeft zij toen het kind niet gewoon mee naar huis genomen? Zij wilde die baby toch zo graag hebben! Nu krijgt ze het kind aangeboden door de Koning en de moeder zelf, een zaak besloten door de hoogste macht. Waarom zegt ze dan nee en vraagt ze de Koning om het kind toch in tweeën te splitsen? 

Vreselijk

Kennelijk wil ze dat kind helemaal niet. Waarom heeft ze het dan gestolen en er een heel verhaal aan vastgeplakt? Koning Salomon begrijpt al heel gauw dat hier veel meer achter zit.

Nog een vraag: hoe haalt koning Salomon het in zijn hoofd om een zwaard te laten brengen en een kind te vermoorden? Is het niet genoeg dat er al één kindje is overleden? Weten jullie wel wat er in de wandelgangen van het paleis werd verteld toen hij het zwaard naar zich toe liet brengen? Kunnen jullie je voorstellen wat voor een appjes, mailtjes en sms’jes de wereld rondgingen? “Wij hebben hier geen Koning in het paleis, maar een moordenaar!” werd er getwitterd. En wat als de leugenaarster niet zo mesjogge was geweest om te verklaren dat het kind, zoals de Koning had voorgesteld, in tweeën gespleten moest worden? Wat als ze gewoon met het kind ervandoor was gegaan, nadat de echte moeder hem aan haar had gegeven? Mooie rechtszaak, dan had de Koning het kind aan de verkeerde moeder weggegeven!
 
Rabbi Yehuda bar Ilaï zei: “Als ik daar was geweest, had ik de Koning gewurgd.” De juryleden begonnen te zeggen (Kohelet 10-16): “Wat vreselijk voor een land als de Koning een tiener is.” Salomon was destijds 12 jaar oud. 

Volgorde

De Malbim observeert de volgorde van de stellingen van onze twee dames. De ene zegt: “Mijn zoon is levend en jouw zoon is dood.” En de andere, die met het hele verhaal aan kwam zetten zegt het juist andersom: “Nee, want jouw zoon is dood en mijn zoon is de levende.” De ene moeder noemt eerst de levende zoon en de andere moeder eerst de overleden zoon.  Nu is er een principe dat een mens altijd als eerste benoemt wat het belangrijkste is voor hem.

Voor de ene vrouw is het feit dat haar zoon levend is cruciaal en voor de andere is het juist belangrijk dat de zoon van de andere moeder dood is. Maar dat wisten we al, want wanneer haar de levende zoon aangeboden wordt,  accepteert ze hem niet en kiest ze voor het splitsen van het kind. Wat een raar gedrag. Wat een dwaas verhaal. Wie is hier nou gek?

De ene moeder heeft een heel verhaal inclusief een leugen. Bovendien claimt zij een kind, maar wanneer het haar aangeboden wordt wil ze het niet hebben en kiest zij ervoor dat hij vermoord wordt. De tweede moeder zegt bijna niets. Als klap op de vuurpijl staat de Koning op het punt om een onschuldig kind te vermoorden. Onbegrijpelijke toestanden!
Nu is het wel zo dat er een Joodse wet bestaat dat als twee mensen een kledingstuk of een stuk stof vasthouden en beide claimen er eigenaar van te zijn, dat het, of de waarde ervan, gesplitst wordt. Maar hoe kun je dit vergelijken? Een stuk stof met een levend kind? Bovendien werd het kind maar door één vrouw vastgehouden!

Deken van de Rebbetzin

Dit doet ons denken aan een zekere Rabbijn Schwartz uit Baku in Azerbaidzhan. Die kreeg zo’n 100 jaar geleden ook met twee dames te maken. Zij kwamen niet met een baby maar met een deken aanzetten. Ze claimden allebei dat het hun eigendom was. Ze waren buurvrouwen en mevrouw A had de mooie warme deken aan de waslijn gehangen, waar ze als goede buren allebei gebruik van maakten. Mevrouw B kon wel een deken gebruiken, vandaar dat zij zich de deken van mevrouw A had toegeëigend. De onenigheid ontstond ’s avonds, toen de was naar binnen werd gehaald.

Rabbijn Schwartz moest dat ook maar even oplossen, maar in het donker was het moeilijk om de deken goed te bekijken. Hij hield de deken in huis voor de nacht en verzocht de dames de volgende dag terug te komen. Ondertussen ontdekte onze Rabbijn in zijn slaapkamer een soortgelijke deken. Deze tweede deken haalde hij de volgende ochtend tevoorschijn. Hij vroeg mevrouw A, de vrouw van wie de deken was gestolen, om eens goed bij daglicht naar deken nummer twee te kijken en te verifiëren of het wel haar deken was.

“Oy, zei ze helemaal verbijsterd, “dit is mijn deken helemaal niet!” Natuurlijk niet, het was de deken van de Rebbetzin. Ze verontschuldigde zich vele malen bij de Rabbijn en de buurvrouw die ze beschuldigd had.  Mevrouw B was helemaal blij. De rabbijn vroeg haar om goed naar dezelfde deken in het daglicht te kijken. En ja hoor ze bevestigde gelijk dat dit haar deken was.

Vervolgens haalde de Rabbijn de oorspronkelijke gestolen deken tevoorschijn. Mevrouw A herkende haar geliefde deken. Mevrouw B kon toen niet meer zeggen dat die van haar was, aangezien zij de andere deken (die van de Rebbetzin) al als haar eigen deken herkend had, waarop de Rabbijn mevrouw B opriep tot een rechtszaak met zijn Rebbetzin, want die claimde ook dat het haar deken was. 

Yiboem-huwelijk

Heel vaak weet de Rabbijn, de rechter of de Koning hoe het in elkaar zit. Blijft nog de uitdaging over om het te bewijzen. Daar is vaak nogal wat wijsheid voor nodig. Het is soms de schuldige die zich ergens toch vergist en zelf het bewijs aanlevert, zoals wij ook in ons geval gauw zullen ontdekken, wanneer het complot met de baby verder uit de doeken wordt gedaan.

Terug naar onze wijze Koning: Er moet nog een vraag gesteld worden: waar zijn de echtgenoten in dit verhaal? Er wordt hier over leven en dood van een kind besloten en waar vertoeven de vaders? Afwezig, op vakantie, in de kroeg, naar een voetbalwedstrijd of waren ze misschien naar sjoel gegaan?

En waarom wonen deze twee vrouwen in hetzelfde huis? Zijn ze misschien familie van elkaar? Wat vooral opvalt is dat de vrouw die met een heel verhaal was komen aanzetten toch eigenlijk liever geen baby wenste te hebben, want als de Koning het kind wil splitsen vindt zij dat prima, terwijl zij claimde dat het kind dat dood was juist van de andere vrouw was. 

De wijze koning Salomon ontdekte al gauw dat beide dames weduwen waren, de ene was de schoonmoeder en de andere de schoondochter. Mannen waren er niet meer.

Heeft U ooit van Yiboem gehoord? Deze mitswa wordt in onze Parasha geleerd en luidt als volgt: Als een getrouwde man kinderloos (of zonder kleinkind) komt te overlijden dan heeft zijn broer de mitswa om met de weduwe te trouwen. De broer van de overledene trouwt dus met zijn schoonzuster. Het kind dat uit dit huwelijk geboren wordt zal nauw verbonden zijn met de overledene, ten eerste door zijn moeder omdat zij de echtgenote was van de overledene. Ten tweede door zijn vader die de broer van de overledene is. Het kind uit dit Yiboem-huwelijk zal een reïncarnatie zijn van zijn ziel. Zo wordt de continuïteit van de overleden broer gewaarborgd. Mocht de broer of de weduwe dit niet wensen, dan konden ze allebei van hun verplichting om met elkaar te trouwen af. De man moest zijn schoen uitdoen en de vrouw moest spugen. Dit was een procedure met zeer diepe betekenis: de band van beiden met de overledene en tussen elkaar kon hiermee verbroken worden. De weduwe was verbonden met de overledene omdat het haar echtgenoot was geweest. De broer was verbonden met de overledene omdat het zijn broer was. Zo waren de zwager en de weduwe al met elkaar verbonden. Door deze vreemd lijkende handelingen kon deze band verbroken worden en waren ze allebei vrij om een andere levenspartner te kiezen.  

Procedures

Wat is er nu gaande? Beide vrouwen, schoonmoeder en schoondochter zijn weduwen. Vandaar dat ze in één huis wonen, zoals dat vroeger wel vaker gebruikelijk was. Ouders, grootouders, ooms en tantes leefden en woonden dikwijls onder één dak. 
 
Als zij weduwen zijn en zij hebben geen (klein)kind dan is de mitswa van Yiboem op hen van toepassing. Maar zij hebben allebei wel een kind, althans dat hadden ze. Een kind dat binnen een maand na de geboorte overlijdt, wordt volgens de Joodse wet niet als levend beschouwd. 
  
Er zijn hier twee aparte onderwerpen aan de orde. Niet alleen is het van belang om te weten wie van de twee moeders een levend kind heeft, we moeten ook weten wie er geen kind meer heeft. Het lijkt dezelfde vraag maar de nadruk ligt net ergens anders op. Het zal gauw blijken dat het juist om deze nuance gaat. Hoe dan ook heeft de schoonmoeder geen enkel probleem ten aanzien van Yiboem. Zij hoeft niet met haar zwager te trouwen; welke baby ook overleden is, ze heeft nog steeds óf een kind óf een kleinkind. Dat heeft koning Salomon al kunnen concluderen. Zij zit niet vast aan een zwager en mag huwen wie zij wenst. Daarentegen zit de schoondochter behoorlijk in de problemen. Haar man is overleden en waarschijnlijk haar kind ook. Als zij geen kind heeft omdat hij in zijn eerste levensmaand overleden is dan is de mitswa van Yiboem op haar van toepassing. Ze zal met haar zwager moeten trouwen. En wie is dat? Wie is de broer van haar man? Dat is de baby van haar schoonmoeder! 
 
Nu hoeft ze natuurlijk niet met hem te trouwen als zij dat niet wil want daar bestaat die procedure voor. Klein probleempje: baby’s doen niet aan procedures. Ze zal moeten wachten totdat deze baby dertien jaar oud is, de leeftijd van Joodse volwassenheid. Dan pas zal de levende baby, die dan dertien jaar zal zijn, de handelingen kunnen verrichten die zijn schoonzuster de vrijheid zal geven om te trouwen met wie zij wil. Tot dan blijft zij verbonden aan haar zwager die nu nog een baby is.  Vandaar dat het in-leven-zijn van de baby van haar schoonmoeder voor haar een gigantisch probleem is, althans sinds haar baby overleden is. Als haar eigen baby in zijn eerste levensmaand overleden is dan wordt haar overleden man beschouwd als kinderloos gestorven en is de mitswa van Yiboem op haar en haar zwager van toepassing. Ze kan maar beter haar zwager (de baby van haar schoonmoeder) kidnappen en doen alsof het haar eigen kind is. Dan heeft ze, punt één, geen Yiboem nodig want haar man is niet kinderloos overleden en punt twee, ze heeft geen zwager, want de baby van haar schoonmoeder is dan zogenaamd dood. 

Splitsingen

Alleen, ze zit wel met een kind opgezadeld dat ze moet voeden, opvoeden en grootbrengen. Best lastig. Wanneer koning Salomon aanbiedt om deze baby, haar zwager te vermoorden, dan is zij helemaal blij. Dan is zij van al haar problemen in één keer af. Het vuile werk, namelijk het vermoorden van de baby wordt door niemand anders dan de Koning zelf gedaan! Weliswaar is zij een leugenaar en een kidnapper maar dat wil nog niet zeggen dat zij een moordenaar is. 
 
Koning Salomon wist natuurlijk allang hoe de vork in de steel zat. Hij was nooit van plan om het zwaard te gebruiken. Hij liet het alleen maar naar zich toe brengen. Hij zat gewoon op de reactie van de schoondochter te wachten. Zij is diegene die zich in de nesten heeft gewerkt door het kind dat haar aangeboden werd niet aan te nemen terwijl zij beweerd had dat zij het zo graag wilde omdat het van haar was. Zij heeft zichzelf verraden door te kiezen voor de splitsing van de baby. Zij verklaarde als eerste: “Jouw kind is dood.” en pas daarna “Mijn kind is levend.”. Het belangrijkste voor haar was om een dode babyzwager te hebben waar ze geen 13 jaar op moest wachten voordat zij weer kon trouwen. De ware moeder had maar een kort verhaal: Dit is mijn levende zoon en jouw zoon is dood. Het is de simpele, korte en juiste weergave van de realiteit. De waarheid behoeft geen uitleg. De echte moeder wil niet dat haar kind gesplitst wordt.

Een goede ouder zorgt ook dat zijn kind onopgesplitst opgroeit. Er zijn zo veel splitsingen in het leven. Soms is er een echtscheiding, soms is er ruzie, soms is er een splitsing tussen hetgeen je zegt en hetgeen je doet, tussen jezelf en je eigen Bron en Schepper. Laten we met z’n allen proberen om onze kinderen te laten opgroeien in een wereld die klopt. Een wereld waarin het lichamelijke en het spirituele naadloos in elkaar overgaan, omdat het je lukt om de materie in deze wereld voor spirituele doeleinden te gebruiken. Succes ermee!

Shabbat Shalom!
Bracha Heintz

Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!

Gebaseerd op lessen artikel van Rav YY Jacobson.
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Speciale dank voor de opmaak en correcties door Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah v.d. Heiden.


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org

Shoftiem | Eerst luisteren, dan oordelen

Shoftiem | Eerst luisteren, dan oordelen

Elk individu heeft een kern van goedheid in zich, een stukje onschuld. Hoe laag hij ook gezonken is, hoe slecht hij ook mag zijn, ook al is hij een crimineel die tot de doodstraf veroordeeld moet worden, toch behoudt hij diep in zich een onaangetaste kern. Op dit positieve deel van de misdadiger kan de rehabilitatie gebouwd worden. Houd rekening met verzachtende omstandigheden, voor anderen, maar ook voor jezelf.

Download hier een printversie van dit artikel (PDF)

Devariem 18:16 

שפטים ושטרים תתן לך בכל שעריך…״”

 “Rechters en politieagenten zul je plaatsen in al jouw poorten…”

Zo begint onze Parasha: met de opdracht en de verantwoordelijkheid voor ieder mens om ervoor te zorgen dat elke stad zijn eigen rechtbank en politieagenten heeft. Dit vormt de basis voor een goed functionerende en veilige samenleving. Natuurlijk zijn hier tal van wetten en regels aan verbonden (kijk onderaan dit artikel voor meer details). Jarenlange intense studie is noodzakelijk om deze materie goed te kunnen beheersen en toe te passen. 

Schuldig en toch vrijgesproken

Vandaag zullen we ons verdiepen in één detail dat op het eerste gezicht nogal vreemd lijkt. In de Talmoed wordt de volgende regel beschreven (Sanhedrin 17-1): 

סנהדרין שראו כולן לחובה, פוטרין אותו 

“In het geval dat het gerechtshof een verdachte unaniem beschuldigt, wordt de verdachte vrijgesproken.”

Met andere woorden, wanneer alle rechters, zonder uitzondering, besluiten dat de verdachte schuldig is, wordt hij vrijgesproken. U leest het goed, al lijkt het vreemd en totaal niet logisch! Wanneer alle rechters besluiten dat de aangeklaagde schuldig is, waarom zou hij dan vrijgesproken worden?  

Volgens de Joodse wet hoort elke stad zijn eigen gerechtshof te hebben, waar 23 rechters aan deelnemen. Dit is het minimale aantal dat nodig is om de doodstraf te kunnen uitspreken. Behalve elk stedelijk gerechtshof zetelde in de hoofdstad Yerushalayim, in de Tempel, ook een hooggerechtshof, dat uit 71 rechters bestond. Zowel een stedelijk gerechtshof alsook het hooggerechtshof kon allerlei zaken berechten zoals civiele en financiële aangelegenheden. Een gerechtshof van minder dan 23 rechters was ook mogelijk, maar dat kon geen doodsvonnis uitspreken. Wanneer de geleerden over een wet moesten beslissen of een uitspraak moesten doen in een rechtszaak, moest er wel altijd een oneven aantal rechters zijn.

Doodstraf vermijden

Nu was het de verantwoordelijkheid van elke rechter om er alles aan te doen om de doodstraf te vermijden. Sowieso was het bijna onmogelijk om alle nodige voorwaarden bij elkaar te krijgen om de doodstraf toe te passen. Er moesten namelijk minstens twee getuigen zijn die de misdaad werkelijk met hun eigen ogen hadden zien gebeuren. Indirect bewijs voldeed nooit. Ook moest de dader van tevoren gewaarschuwd worden, dat hetgeen hij uit ging voeren, verboden was. Hij moest antwoorden dat hij het wist, maar toch de misdaad ging plegen. Bovendien was een meerderheid van rechters in het geval van de doodstraf niet voldoende. Er moest een meerderheid van minstens twee rechters zijn die van mening waren dat de doodstraf toegepast moest worden. Met al deze voorwaarden werd er alsnog neergekeken op een gerechtshof dat zelfs maar één keer in de 70 jaar de doodstraf uitdeelde. Zo’n gerechtshof werd zelfs bloedig genoemd.

In Bamidbar 35 (24 en 25) staat dat een “groep” (העדה) moet berechten en een “groep” moet redden. Een groep is altijd tien (zie het verhaal van de verspieders). Er moet dus in een gerechtshof de mogelijkheid bestaan voor minstens tien aanklagers (berechten) en tien verdedigers (redden). Dat zijn totaal minstens 20 rechters. Vervolgens moet er een meerderheid van minstens twee zijn om de doodstraf te kunnen geven. Dat is 22. En om te voldoen aan de noodzaak van een oneven aantal rechters, wordt er nog een drieëntwintigste rechter toegevoegd. 

Hoe dan ook moest er een bepaald systeem ingezet worden om ervoor te zorgen dat de maatschappij gezond en veilig was. Alleen in het paradijs gaat alles naar wens en is er geen noodzaak voor rechters of een uitvoerende macht.  

Wijs en intelligent

Wie waren de rechters? Wat waren hun vereiste eigenschappen?  

Ze moesten uitzonderlijk wijs en intelligent zijn. Ze moesten de gehele Joodse wetgeving zo goed kennen dat ze er van konden dromen. Ze kenden de dynamiek van de Joodse traditie en geschiedenis en ze waren ingewijd door iemand die zelf ingewijd was, door iemand die ook zelf weer ingewijd was. Dit ging terug, van generatie op generatie, in directe lijn tot aan Moshe Rabenoe, onze leraar, die het van G-d Zelf had geleerd.

De namen zijn bekend, men weet precies wie wie heeft bevoegd, vanaf Moshe Rabenoe tot Rav Ashi uit de vijfde eeuw van de gewone jaartelling. Maimonides noemt ze van generatie op generatie op.  

Dit waren onze rechters en zo waren ze: G-dvrezend, bescheiden en integer. Niets minder, want een rechter die deze eigenschappen niet bezat, was gewoonweg gevaarlijk. Als hij bijbedoelingen had of als hij zich onzeker voelde dan zouden de gevolgen desastreus kunnen zijn. 

Veiligheid voor maatschappij

Blijft de vraag waarom een crimineel toch vrijkwam, als alle 23 (of 71) rechters de beklaagde schuldig hadden bevonden. Wat is hier de bedoeling van? Hoe kunnen we dit vatten? Hoe zit het dan met de veiligheid van de maatschappij? Misschien heeft die persoon al vier mensen vermoord. Moet hij dan nog vrij rondlopen? 

Nog een dilemma: stel 22 rechters hebben hun hand opgeheven om de beschuldigde te veroordelen. De 23ste weet, dat als hij de beschuldigde ook veroordeelt, dat hij daardoor vrijkomt omdat als alle rechters de verdachte schuldig vinden, de verdachte vrijgesproken wordt. Als rechter nummer drieëntwintig wil dat de verdachte gestraft wordt, moet hij hem juist onschuldig verklaren om het gewenste resultaat te verkrijgen. Maar dat mag rechter nummer 23 niet doen. Hij is integer, oprecht en bescheiden. Hij houdt zich aan de wet en oordeelt volgens de waarheid. Als hij vindt dat de verdachte schuldig is, dan is dat ook hetgeen hij verklaart, ongeacht de gevolgen van zijn uitspraak. 

De rechter wordt verondersteld zijn kijk op de zaak te geven en geen berekeningen te maken welk gevolg zijn uitspraak zal hebben. Uiteindelijk is het aan G-d om te berechten. Door de mechaniek van het Joodse systeem in werking te stellen is dit precies wat er bereikt wordt. De rechters, in al hun bescheidenheid, schikken zich naar het G-ddelijke systeem omdat ze ervan overtuigd zijn dat daardoor G-ds wil tot uiting zal komen. Zij geven niet hun persoonlijke mening op de zaak. Wat zij doen, is kijken hoe de wetten van de Torah in elke situatie toegepast dienen te worden. Hun nederige houding maakt het mogelijk dat uiteindelijk G-ds wil door middel van de Torah uitgevoerd wordt. 

Nu is de aangeklaagde vrij. Waarom?  

Zeker van hun zaak

De Meïri, een middeleeuwse Rabbijn uit Catalonië, begrijpt dat dit natuurlijk ook niet kan. Hij zegt dat פוטרין אותו = de verdachte wordt vrijgesproken betekent niet dat hij onschuldig wordt verklaard. Het Ivriet kan ook anders vertaald worden. Het betekent dan dat men ‘van hem af moet zijn’. Toch de doodstraf dus. 

Een zestiende-eeuwse Joodse geleerde uit Turkije, Shlomo HaLevi, ziet het anders. Hij gebruikt de Rambam, Maimonides, om beter te begrijpen hoe deze vreemde regeling in elkaar zit. De Rambam beschrijft in hoofdstuk 9 van zijn wetboek bovengenoemde regel op de volgende manier. 

סנהדרין שפתחו כולם בדיני נפשות תחלה ואמרו כולן חייב הרי זה פטור עד שיהיו שם מקצת מזכין שיהפכו בזכותו וירבו המחייבין ואח”כ יהרג 

“Een gerechtshof waarbij zij allemaal openen met eerst de doodstraf en zeggen “schuldig” dan is de beklaagde vrij totdat er daar enkelingen zullen zijn die hem verdedigen, die de zaak omkeren naar zijn verdienste en dan zullen de aanklagers in de meerderheid zijn en daarna zal hij gedood worden.” 

Met andere woorden: de Rambam neemt de wet uit de Talmoed over en legt het wat uitgebreider uit. Hij verklaart dat als alle rechters beginnen met het beschuldigen van de verdachte, dan is de verdachte vrij. Pas als zijn verdiensten ook in beschouwing genomen worden kan de doodstraf op hem toegepast worden. 

Weer zo bizar! 

Maar Rav Shlomo HaLevi legt het uit: het probleem zit hem in het feit dat de zaak met de doodstraf begint. De discussie in de rechtszaal is nog niet echt op gang gekomen en iedereen heeft al een mening. Dat klinkt niet kosher! Is er geen gesprek? Luistert niemand naar elkaar? Vind je de mening van een ander niet verrijkend? Vindt er geen debat plaats? Wil je de waarheid ontdekken dan zal je de zaak toch van verschillende kanten moeten bekijken. Zonder gedachtewisseling zal een oordeel onmogelijk zijn. Maar deze 23 rechters hebben daar kennelijk geen boodschap aan. Ze zijn zo zeker van hun zaak dat je al a priori weet dat dit totaal de mist in kan gaan. 

Verschillende meningen

In de Joodse leer is er altijd discussie, over en weer. Verschillende meningen delen kan verrijkend zijn. Elke diamant heeft meerdere facetten. De school van Hillel en de school van Shamai zijn hier beroemd om; ze zijn altijd in tegenspraak met elkaar. Shamai vond bijvoorbeeld dat je met Chanoeka op de eerste avond 8 lichtjes moet aansteken en elke dag een lichtje minder. Daarentegen was Hillel van mening dat je op de eerste avond met één lichtje moest beginnen en dat je elke dag één lichtje toe moest voegen. Deze twee geleerden hadden heel vaak een tegenstrijdige mening. Is dat erg? Nee, het is verrijkend. 

Hierbij valt wel op dat Shamai veel scherpere hersens had dan Hillel. Hillel was bescheiden, kalm, rustig en aardig. De wet is bijna altijd volgens Hillel. Toch had Shamai de hoogste IQ. Wat vreemd dat we de mening volgen van een aardige man i.p.v. de mening van een groot wetenschapper.

Sinds wanneer zijn wetten gebaseerd op karaktereigenschappen en niet op basis van intellect?  Wil je met iemand trouwen dan kijk je natuurlijk naar zijn karakter. Maar om de wet vast te stellen heb je vooralsnog gigantische kennis en intellectuele capaciteiten nodig!  

Hillel was misschien niet een genie zoals Shamai was, maar hij was wel intelligent, bekwaam en vooral bescheiden. Hij liet Shamai altijd eerst aan het woord, luisterde naar zijn mening, overwoog de zaak en kwam dan pas met zijn conclusie. Zijn wetten en regels werden pas geconcludeerd nadat hij had geluisterd. Daarom worden de Torah regels bijna altijd volgens de interpretatie van Hillel bepaald.  

Doel van discussie

Vraag jezelf eens af wat het doel van jouw gesprek en discussie is. Als je aan één stuk door praat dan ben je alleen maar aan het herhalen wat je al weet. Maar als je luistert, misschien hoor je dan iets nieuws. Ben je op zoek naar de waarheid? Heb je geluisterd en gehoord wat een ander te vertellen heeft of heb je alleen maar gewacht dat hij klaar met spreken was zodat jij aan de beurt was om jouw verhaal te doen? Is het jouw doel om gelijk te hebben? Dan ga je je uitsluitend verdedigen en de tegenpartij en zijn visie kapot maken. Je bent dan een verliezer ook al heb je gelijk. 

Onenigheid verrijkt je intellect en je emoties. Vermijd het niet en luister vooral naar je tegenstander. Alleen dan kom je achter de waarheid. Luister eens naar een ander ook al heeft hij een tegenstrijdige mening. Zit niet vast aan je eigen opinies en veracht niet de mensen die de gebruikelijke manier van denken in twijfel brengen.  

Tweemaal luisteren

״והיה אם שמע תשמעו״ 

“En het zal zijn als je luistert en je zult luisteren” zeggen we dagelijks in het tweede hoofdstuk van het ‘Shema Yisrael’ gebed. Waarom staat er tweemaal luisteren? Je moet niet alleen maar horen wat een ander zegt, je moet er ook naar luisteren. Wacht niet met spreken totdat de ander klaar is omdat je zo beleefd bent. Dit noem je geen ‘luisteren’. Luister ook naar wat een ander niet zegt, naar wat hij tussen de regels door bedoelt. Kijk naar zijn gezichtsuitdrukking.  

In dit gerechtshof is kennelijk een vonnis uitgesproken zonder dat de zaak van alle kanten bekeken is. Volgens de Torah heeft dit tribunaal niet de bekwaamheid om de doodstraf uit te spreken. Er is niet geluisterd en daardoor kan de volledige waarheid nooit boven tafel zijn gekomen.

De negentiende-eeuwse geleerde Reb Tzvi Chiyoes uit Polen vroeg zich ook af hoe dit gerechtshof opereerde omdat iedereen al zo gauw met een beschuldiging klaarstond. Als je niet luistert kom je nooit achter de waarheid. Waar is het debat, de discussie, waar zijn de verschillende facetten? Valt er helemaal niets goeds te zeggen over deze crimineel? Zijn er geen verzachtende omstandigheden? Is de crimineel misschien gestoord? Heeft hij een traumatische jeugd gehad? Wat is zijn achtergrond? Misschien is hij gehersenspoeld? Hoe dan ook moet deze misdadiger rehabiliteren als hij de doodstraf krijgt, in deze wereld of in de komende wereld. Maar toch, als zelfs niet één rechter iets goeds kan vinden, dan klopt hier iets niet. Er is altijd over iedereen iets positiefs te melden, hoe klein dan ook. 

De Torah is er niet om iemand te straffen, om wraak te nemen en zelfs niet om de straf van de misdadiger als voorbeeld te laten fungeren. De straffen in de Torah zijn er ook niet om de maatschappij tegen de misdadiger te beschermen. Vandaar dat gevangenisstraf in de Torah nooit voorkomt. Wat is het nut voor de misdadiger om opgesloten te worden? Opsluiten houdt een schuldige juist tegen in zijn ontwikkeling en veroorzaakt bitterheid en boosheid. Daarentegen heeft elke Torah-“straf” als doel het wegpoetsen van het delict. Heb je gestolen dan moet je terugbetalen. Is jouw misdrijf zo groot dat er in deze wereld niets bestaat dat geschikt is om je te rehabiliteren, pas dan komt de doodstraf in aanmerking. Dit is dan helaas de enige mogelijkheid om alles recht te trekken. Het is zelfs zo dat voordat de doodstraf uitgevoerd kon worden, de schuldige eerst begeleid moest worden om tot inkeer te komen. Dit zijn allemaal elementen die bewijzen dat de hele strafprocedure, inclusief de dood, uitsluitend als doel had om de aangeklaagde te helpen om zijn situatie te herstellen. In het proces van de dood wordt de ziel van het lichaam gescheiden. Beide kunnen dan, apart van elkaar, in een hogere wereld gerehabiliteerd worden.  

Wees niet te snel in je oordeel

Dit is allemaal gebaseerd op het feit dat ieder individu, hoe slecht dan ook, hoe laag hij ook gezonken is, altijd nog een kern van goedheid in zich heeft, een stukje onschuld. Op dat positieve deel van de misdadiger kan de rehabilitatie gebouwd worden. Als geen van de 23 rechters dat stukje weet te ontdekken dan is er iets heel erg mis. Als je alle deuren en openingen dicht houdt, als je helemaal geen lichtje kunt zien dan is jouw oordeel bij voorbaat afgekeurd. Dan heeft de straf geen enkel rehabiliterend nut. 

Verbreed je zicht op zaken en sta open. Spreek niet zo veel en luister naar je tegenstander, opdat jouw mening een bredere basis zal hebben. Ontdek een positief aspect, zelfs in een misdadiger. Anders, zo vertelt de Torah ons, zul je hem niet kunnen berechten. 

Ook wij veroordelen dagelijks de mensen om ons heen. Onze moeder, onze echtgenoot, zuster, zoon, de bakker en de slager en niet te vergeten onszelf. Sommigen onder ons vinden altijd smoesjes voor ons eigen gedrag. Anderen zijn te streng en keihard voor zichzelf.

Wees niet te snel in je oordeel. Neem verzachtende omstandigheden in aanmerking voor anderen maar ook voor jezelf. Zoek die kern van onaangetaste reinheid ook al ben jij of een ander over de schreef gegaan. Gebruik dit lichtpuntje om op een mooie, optimistische en positieve manier het probleem op te lossen en zo met enthousiasme verder te gaan… 

Shabbat Shalom!
Bracha Heintz 

Extra uitleg

In Sefer Hamitswot somt Maimonides de 248 geboden en 365 verboden op, die G-d aan het Joodse volk gegeven heeft. Van de 365 verboden zijn er 19 en van de 248 geboden zijn er 6 die van toepassing zijn op rechters en getuigen.

Gebod nummer 175| Rechters beslissen volgens de meerderheid.

Gebod nummer 176| Er moeten rechters worden benoemd om orde te houden.

Gebod nummer 177| Rechters behandelen beide partijen op een eerlijke manier: het is bijvoorbeeld niet toegestaan om de ene procederende de mogelijkheid te geven om lang aan het woord te zijn en de andere te vragen om zijn betoog kort te houden.

Gebod nummer 178| Een getuige moet alles wat hij gezien heeft vertellen. Hij mag niets achterwege laten.

Gebod nummer 179| De rechters moeten de getuigen heel nauwkeurig en uitgebreid ondervragen.

Gebod nummer 180| Als blijkt dat een getuige een vals getuigenis afgelegd heeft, dan krijgt deze valse getuige de straf die de verdachte zou hebben gekregen als hij  die misdaad had gepleegd waar hij van beschuldigd werd.

Verbod nummer 273| Een rechter mag de Torah-regels omtrent rechtspreken niet verdraaien.

Verbod nummer 274| Een rechter mag geen steekpenning ontvangen.

Verbod nummer 275| Een rechter mag een vooraanstaande persoon niet begunstigen.

Verbod nummer 276| Een rechter mag niet iemand onschuldig verklaren omdat hij bang is dat de beschuldigde hem anders in gevaar zal brengen.

Gebod nummer 277| Een rechter mag in zijn oordeel geen medelijden hebben met een arm persoon en hem begunstigen ten aanzien van een rijker iemand zodat de arme persoon op een eervolle manier geld zal ontvangen.

Verbod nummer 278| Een rechter mag niet iemand beschuldigen omdat de verdachte sowieso een slecht iemand is.

Verbod nummer 279|Een rechter mag een moordenaar of iemand die lichamelijk letsel aanbrengt niet begunstigen omdat de verdachte arm is.

Verbod nummer 280| Een rechter mag zijn oordeel niet verdraaien in het voordeel van een vreemdeling of een wees.

Verbod nummer 281| Een rechter mag de ene partij niet verhoren in afwezigheid van de andere partij.

Verbod nummer 282| Een rechtbank mag niet de doodstraf uitspreken als er niet minstens een meerderheid is van twee rechters.

Verbod nummer 283| Een rechter mag niet de mening van een andere rechter overnemen. Hij moet zijn vonnis zelf concluderen

Verbod nummer 284| Het is verboden om een rechter te benoemen die geen kennis van zaken heeft of die de Torah-regels in zijn privéleven niet toepast.

Verbod nummer 285| Men mag geen vals getuigenis afleggen.

Verbod nummer 286|Een boosdoener mag geen getuige zijn.

Verbod nummer 287| Een familielid kan noch vóór noch tegen zijn bloedverwant getuigen.

Verbod nummer 288| Men mag niet berechten gebaseerd op slechts één getuige.

Verbod nummer 289| Een rechtbank mag niet straffen gebaseerd op indirect bewijs. Stel: een getuige ziet twee mensen achter elkaar aan rennen en de ene heeft een mes in zijn hand. Beiden gaan een huis in. De getuige komt ook binnen en ziet de ene man dood en vol met bloed en de andere met het mes in zijn hand ook vol met bloed. De getuige is geen getuige. Hij heeft de moord niet gezien. De misdaad is gepleegd voordat de ‘getuige’ binnen kwam. Wie de moordenaar is, is alleen een indirecte conclusie en de rechter mag dit getuigenis niet accepteren. Mocht je denken ‘dit klopt niet’, zegt Maimonides, besef dan dat in alles wat mogelijk is, sommige gevallen heel waarschijnlijk zijn en anderen totaal onwaarschijnlijk. Als de Torah toestemming had gegeven om iemand te straffen gebaseerd op iets dat niet anders verklaard kan worden, zoals in het voorbeeld hierboven, dan zouden iets minder waarschijnlijke gevallen ook geaccepteerd worden. Vervolgens zouden andere gevallen die weer iets minder waarschijnlijk waren ook veroordeeld worden enz… Totdat het punt bereikt zou worden dat een onschuldige man de doodstraf zou krijgen. Het ergste wat er kan gebeuren als je uitsluitend directe getuigenis aanvaardt, is dat een schuldige man vrijgesproken wordt. Beter 1000 mensen vrijwaren dan één onschuldige man de doodstraf te geven.

Verbod nummer 290| Een getuige mag geen oordeel geven. Hij mag alleen vertellen wat hij gezien heeft waarna hij zwijgen moet.

Verbod nummer 291| Een crimineel mag niet zonder rechtszaak gestraft worden.

Deze 19 regels zijn slechts een opsomming. Er zijn boeken vol geschreven over de details, de uitleg en talloze voorbeelden om deze 25 regels beter te kunnen begrijpen en toe te passen. 

Gebaseerd op de Rambam en een artikel van Rav YY Jacobson. 
Laat het mij weten indien U deze artikelen niet wenst te ontvangen. Vragen en kritiek zijn ook zeer welkom!

Speciale dank voor de opmaak en correcties door Rianne Meyer, Sonja Tamam en Devorah v.d. Heiden.

Klik hier om wekelijks per WhatsApp een artikel te ontvangen!


Helpt u mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

Beeld: chabad.org