Wajiekra | Een offer uit de 21ste eeuw

Wajiekra | Een offer uit de 21ste eeuw

We hebben al 2000 jaar geen Tempel meer en toch bestuderen we de offers elk jaar weer opnieuw. Wat is de relevantie hiervan in de 21ste eeuw? Ontdek waarom ook jij nog dagelijks offers kunt brengen en hoe de voldoening die je daarvan krijgt vele malen groter is en langer duurt dan het plezier dat je zou ervaren wanneer jij je aan je begeertes had overgelaten. 

Download hier een printversie van het artikel

Welkom in Wajiekra, het derde en middelste boek van de Torah. Het eerste boek Bereeshiet vertelt over de schepping, over Noach en de aartsvaders. Deze helden hebben de toon gezet voor de eerste ontwikkelingen van deze wereld. Zij hebben het begin van een moreel kompas gelegd. Het tweede boek Shemot vertelt over de erfgenamen van de aartsvaders, over het Joodse volk met alle perikelen van de ballingschap en de verlossing uit Egypte, met als doel de openbaring van G-d op de berg Sinai. Deze G-ddelijke relatie werd vervolgens verstoord door de aanbidding van het gouden kalf en weer hersteld door het bouwen van een Tabernakel.

Nu was het zaak om, met behulp van deze Tabernakel en later de Tempel, de G-ddelijke aanwezigheid zichtbaar te houden. Zo belanden we in het derde, middelste en centrale boek.

In Wajiekra, Leviticus, wordt de praktische gang van zaken in de Tabernakel besproken: het brengen van de offers en het doen van de dienst van de Priesters en de Levieten. Deze onderwerpen worden in het middelste van de 5 boeken besproken omdat het hele idee van offers het middelpunt en de kern vormt van het Jodendom. De tempel was er zodat de aanwezigheid van G-d in deze wereld geopenbaard kon worden d.m.v. offers. Dit is het doel niet alleen van de uittocht uit Egypte (Shemot) maar zelfs van de schepping van de wereld in zijn geheel (Bereeshiet).

De vraag is: ‘Wat heeft een offer te maken met G-ddelijke openbaring?’ Bij een offer slacht je een dier dat vervolgens op het altaar verbrand wordt. Welke spirituele betekenis heeft dit? Het offeren van een dier lijkt misschien juist heel gruwelijk, zelfs barbaars.

Verborgen aanwezigheid

Op het moment dat iemand een gebod overtreedt, verstoort hij daarmee de relatie met diegene die het gebod gegeven heeft. Het veroorzaakt dat de gever van het gebod zich uit de relatie terug wil trekken. Stel dat iemand je vraagt om een kopje thee te zetten en je doet dat, dan versterk je daardoor je relatie met deze persoon. Hetzelfde geldt andersom. Als iemand jou verzoekt om een gunst en je weigert het, verslechter je daarmee de band met die persoon. Zo ligt het ook met de band tussen mens en G-d. Wanneer iemand G-ds wil uitvoert, dan versterkt hij en openbaart hij zijn verbinding met Hem. Wanneer iemand de wensen van zijn Schepper overtreedt, is het de overtreder die de relatie verstoort. Hij is diegene die veroorzaakt dat G-d zich als het ware terugtrekt, zich verstopt en ogenschijnlijk niet meer aanwezig is. Uiteraard is G-d altijd en overal aanwezig. De vraag is meer in hoeverre is de mens zich daarvan bewust en in hoeverre laat G-d zich zien en openbaart Hij zich.

De offers brachten vergiffenis en verzoening na een overtreding. Ze zorgden op een directe manier dat de G-ddelijke aanwezigheid zich op aarde bleef manifesteren en dat de relatie tussen de overtreder en G-d weer hersteld werd.

Wat is het verband tussen een offer en het feit dat G-d zich openbaart? Heeft G-d onze offers nodig? G-d behoeft per definitie toch helemaal niets? Hij is immers volmaakt, heeft alles en is alles. Wellicht is het brengen van een offer dan ook niet iets wat Hij nodig heeft, maar is het de mens die er baat bij heeft.

Harmonie

Het is niet toevallig dat hierover in het derde boek geschreven wordt. Dat is niet alleen omdat dit het middelste boek is. Drie is ook nog een speciaal getal dat nauw verbonden is met de Torah.

  •      Op dinsdag, de derde dag van de schepping staat er tweemaal dat ‘het goed’ was. De andere dagen staat het er maar één keer.
  •      De Torah is in het jaar 2448 gegeven, midden in het derde millennium.
  •      De Torah bestaat uit drie delen: 1) de Vijf Boeken van Moshe, 2) de Profeten en 3) de Geschriften.
  •      De Torah is in de derde maand van het jaar geschonken.
  •      Moshe was het derde kind van Amram en Yocheved.
  •      Het Joodse volk wordt in drieën verdeeld: 1) Priesters 2) Levieten en 3) Israëlieten.

Waarom ‘drie’? ‘Twee’ veroorzaakt een scheiding tussen twee aparte eenheden en ‘drie’ brengt harmonie en kracht tussen de twee eerste delen. Zo zien we ook in de natuurkunde dat een driehoek altijd voor een stevige constructie zorgt. Je kunt onmogelijk een vlecht maken met maar twee delen haar. Dan valt de ‘vlecht’ gelijk uit elkaar. Met drie delen haar, blijft de vlecht mooi zitten. Ook de Torah is het derde element dat harmonie tussen twee tegengestelden brengt: de spirituele wereld enerzijds en de materiële wereld anderzijds. De Torah is een gebruiksaanwijzing, door G-d zelf geschreven. Het is een handleiding waarmee je de materie kunt doordrenken met spiritualiteit en deze wereld kunt verheffen naar een hogere dimensie.

Dichterbij komen

Wat heeft dit voor ons te betekenen? Wij leven in de 21ste eeuw. De Tempel is al bijna 2000 jaar geleden door de Romeinen verwoest. Er worden al zo’n 2000 jaar geen offers meer gebracht. In twee millennia tijd is de betekenis van het brengen van offers nogal vervaagd. Het doel van het brengen van offers ontgaat ons en de betekenis van dit ritueel inspireert de meesten van ons niet meer. Wij kunnen het niet meer begrijpen. In een wereld vol vegetariërs, veganisten en een politieke partij voor de dieren, vragen wij ons af of de betekenis van deze praktijken nog wel in ons tijdperk relevant is.

De Tabernakel was gereed, het altaar stond op zijn plek en de offers konden gebracht worden. De Torah vertelt ons in Wajiekra gedetailleerd over de vele soorten offers, door wie ze gebracht moesten worden, hoe ze dit moesten doen, of ze wel of niet opgegeten werden, door wie, waar, wanneer enzovoort.

Een offer is echter geen cadeau. Het Hebreeuwse woord Korban wordt vertaald met offer, maar korban betekent letterlijk dichterbij komen.

Stel dat je relatie met G-d was wat afgezwakt. Je was bijvoorbeeld je enthousiasme kwijt. Je motivatie was verdwenen en daardoor overtrad je – al dan niet per ongeluk – een gebod of verbod. Tijd om met een offer een bezoek aan de Tempel te brengen. Door de grootsheid en schoonheid van de Tempel raakte je ongetwijfeld onder de indruk. Goud, zilver en koper waren een streling voor het oog. De Priesters liepen rond in hun prachtige kledij en de Levieten speelden op hun instrumenten tijdens het offeren. Ook de tien wonderen die dagelijks in de Tempel gebeurden (Pierkee Awot 5-5) maakten veel indruk. Het Yerushalayim-gevoel deed z’n werk. De persoon die gezondigd had werd opnieuw geïnspireerd. Zijn relatie met G-d was met nieuwe warmte geïnjecteerd.

Al 2000 jaar hebben wij geen Tempel meer en worden er geen קרבנות korbanot (offers) meer gebracht. En toch lezen en bestuderen we elk jaar weer opnieuw het hoe en waarom van deze korbanot. Wat is daar de relevantie van in de 21ste eeuw? De meesten van ons vinden het hele idee raar of nog sterker: ze walgen ervan. ‘Ouderwets gedoe en dierenmishandeling, daar komt het op neer’, roepen velen van ons.

Gevoelens kanaliseren

Wie de korbanot (offers) overslaat als zijnde niet interessant en niet van deze tijd, mist een essentieel onderdeel van het Jodendom. Iedereen heeft namelijk een dierlijk deel in zich. Er zijn overeenkomsten die wij met een dier delen. Immers heeft een dier een lichaam en een mens ook. Dieren volgen hun instinct. Zij kunnen niet anders. Een mens heeft ook dierlijke aspecten, instincten, honger en vele lichamelijke benodigdheden. Het grote verschil tussen mens en dier is dat een mens zijn dierlijke kant opzij kan zetten en een dier niet. Een mens kan het vervullen van zijn behoeftes uitstellen of zelfs laten. Hij moet er wel moeite voor doen en er iets voor over hebben en dat is het offer dat hij brengt. Hij moet in zijn comfortabele leventje iets opgeven of uitstellen om bijvoorbeeld een ander te helpen. Het dierlijke deel van de mens zal bij het uitvoeren van een goede daad altijd protesteren. Maar als een mens toch doorzet dan heeft hij zijn dierlijke kant opzij gezet en daarmee een offer gebracht, gelijk de offers die in de Tempel op het altaar gingen

Elke persoon heeft een hart en hersenen. Nadenken en beredeneren doe je met je brein, gevoelens zetelen in je hart. Wanneer een mens ergens zin in heeft, is dit een gevoel dat uit het hart komt. Een mens is bij machte om dit gevoel met zijn hersens te analyseren en te beoordelen. Is dit gevoel of ‘mijn zin‘ waardevol? Moet ik het volgen en uitvoeren of kan ik het beter achterwege laten?

Een mens kan zijn gevoelens beheersen. Zijn hersens kunnen de baas zijn over de gevoelens in zijn hart. Daarom loopt een mens rechtop, omdat zijn brein op een hoger niveau ligt dan zijn hart. Dit wil niet zeggen dat gevoelens geen plek hebben. Ze zijn juist heel belangrijk, maar ze moeten gestuurd en beheerst worden. In een huwelijk bijvoorbeeld dien je ook je gevoelens te sturen. Als je getrouwd bent dan gebruik je de liefde in je hart om van je echtgenoot te houden – en niet van een ander.

Een dier kan dit niet. Als een beest iets wil, dan kun je het niet wijs maken dat hij dat beter achterwege kan laten. Hij heeft geen keus. Hij kan alleen maar zijn instinct volgen. Hij paart elke keer weer met een ander en jaagt en scheurt zijn voedsel meedogenloos uit elkaar. Daarom zijn bij de meeste dieren de hersens en het hart op gelijke hoogte.

Bij sommigen van ons is het dierlijk deel groot en grof. Vandaar dat men soms een stier als offer moest brengen. Bij een ander is het bengeltje schattig en klein. Dat is het lammetje. Hoe dan ook, G-d stelt iedereen in de gelegenheid om zich tegen zijn dierlijke verlangens te verzetten en deze strijd te overwinnen. Maar je moet er wel wat voor over hebben. Daarom brengen we dagelijks offers. Want er is niets mis met je begeertes, zolang je je ertegen verzet, je strijd levert en ze kanaliseert.

Sturen en temmen

De kabbala leert ons dat elke ziel op aarde is gekomen met als doel om ‘het dierlijke in goede banen te leiden’. Niet dat het dier per se slecht is, maar het is zo vreselijk egoïstisch. Het lichaam wil zichzelf tevredenstellen met allerlei grote en kleine pleziertjes, onschuldige en minder onschuldige hebberigheden. ‘Het beest’ neemt de overhand wanneer je verzuimt om je dierlijke instincten en egoïsme te beheersen. Als een mens steeds zwicht voor zijn begeertes wordt zijn drang naar genot hoe langer hoe sterker. Zijn ‘dier’ zou zomaar een vreselijk overheersend monster kunnen worden. Het is aan de ziel om het dier te leiden, te sturen en te temmen – en niet andersom.

Maar hoe? De procedure in de Tabernakel en later in de Tempel kende vier stappen, vier onderdelen om het dier te offeren:

Stap 1. Een verklaring afleggen dat een bepaald dier bestemd is om als offer gebracht te worden.
Stap 2. Het dier slachten door het tegelijkertijd doorsnijden van zowel de voedsel- als de luchtpijp.
Stap 3. Het bloed tegen het altaar besprenkelen.
Stap 4. Bepaalde vetdelen van het dier verwijderen en op het altaar verbranden.

Onze persoonlijke offers hebben soortgelijke etappes.

Stap 1. Stel een verklaring op: sta stil bij wie jij werkelijk bent en welke richting je in wilt slaan. Waarom ben je geboren en wat is het doel van jouw leven?

Stap 2. Slachten: laten zien wie de baas is. Ben je een slachtoffer van jouw levensomstandigheden of bepaal jij zelf de route? Gebruik jij je telefoon of word je door dit apparaat gebruikt? Het doorsnijden van de voedselpijp tijdens het slachten vertegenwoordigt je zelfbeheersing bij de maaltijd. De luchtpijp is de sfeer waarin je leeft en zijn de keuzes die je maakt in je leven waar je je aan bloot wil stellen en welke informatie je toelaat om bij jou naar binnen te gaan! Alleen kanaliseren en sturen naar een hoger doel zijn noodzakelijk. Geen zure gezichten, maar enthousiasme en plezier wanneer je iets goeds doet. Geniet van je goede daden en voer ze met gedrevenheid, warmte (bloed) en plezier uit.  

Stap 3. Het besprenkelen van het bloed tegen het altaar: bloed vertegenwoordigt je warmte en passie. Zorg dat je deze nooit dempt! Alleen kanaliseren en sturen naar een hoger doel zijn noodzakelijk. Geen zure gezichten, maar enthousiasme en plezier wanneer je iets goeds doet. Geniet van je goede daden en voer ze met gedrevenheid, warmte (bloed) en plezier uit.

Stap 4. Vet verbranden. Vet staat symbool voor plezier. Vet wordt gevormd door al die extra lekkernijen. Aan ons de taak om het plezier in materiële zaken om te buigen naar spirituele zaken. Genot in het materiële leven verzwaart een mens. Spiritueel genot maakt je lichter. Je kunt je verlangens omzetten naar een hoger genot: naar plezier en voldoening om bijvoorbeeld kosher te eten, shabbat te vieren of een ander te helpen…

Voor wie worstelt met zijn dierlijke aspecten zoals luiheid, boosheid, egoïsme, verslaving, depressie of onverschilligheid, geeft de Torah aanwijzingen hoe we het dierlijke deel in ons naar een hoger doel kunnen brengen. Je moet er wel wat voor over hebben en dat is jouw offer.

Bevoorrecht

In de Tempel werden dagelijks offers gebracht. Zo moet ieder mens ook dagelijks een krachtige strijd leveren tegen allerlei zaken die hem van zijn menselijkheid willen afleiden, zaken die hem in een dier willen veranderen, al is het maar tijdelijk.

Dit is de kern, het middelpunt van het Jodendom. Je eigen comfort opzijzetten door bijvoorbeeld een ander te helpen. Dit is jouw offer – en daarmee help je jezelf nog het meest. Een mens wordt tenslotte niet gelukkig van allerlei materiële zaken. Integendeel, hij zal nooit tevreden zijn en altijd meer willen en daardoor zijn ultieme, materialistisch doel nooit behalen.

Daarentegen, wanneer je jezelf een beetje schikt, dan heb je daar continu voldoening van. Hoe meer je weggeeft en opoffert, hoe gelukkiger en rustiger je zult zijn. Hoe meer je je beheerst en grip op je leven hebt, hoe vrolijker je ervan wordt en hoe lekkerder je in je vel zit. Het plezier van iets opofferen is vele malen groter dan jezelf onbeheerst te laten gaan.

Dank je wel G-d, dat je ons geleerd hebt om offers te brengen en daarmee een beheerst en gelukkig leven te leiden.

We zijn bevoorrecht dat wij toegang hebben tot de kern van het Jodendom dat in het middelste boek aan ons geopenbaard wordt. Het dier in ons opofferen is hét recept voor een leven gevuld met voldoening, zonder bittere nasmaak. Je zet iets van je begeertes opzij en je hebt een offer gebracht waar je ook nog een fantastisch gevoel aan overhoudt. Het besef dat je bovenaan de wereld staat, omdat je vecht en niet terugdeinst voor een beetje frictie. Omdat het je soms lukt om een offer te brengen en je te beheersen. Gefeliciteerd! Met jouw offers heb jij de hele wereld een stapje dichter bij de Tempel in Yerushalayim gebracht.

Shabbat Shalom!

Bracha Heintz
Gebaseerd op een les van Rav YY Jacobson
Opmaak Rianne Meijer en Sonja Tamam en Devorah van der Heiden
www.chabadutrecht.nl

Help jij mee om de continuïteit van deze artikelen te waarborgen? Door te sponsoren word je een actieve partner en steun je ook verdere activiteiten! Doneren kan hier op chabadutrecht.nl/doneren.

 

     Beeld: chabad.org

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *